Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.14,21-26  (19/05/2025)

21    Wie mijn wijzingen waar maakt,
       die is het die mij daad-werkelijk liefheeft.
       En wie mij daad-werkelijk liefheeft,
       hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben.
       En ik zal hem daad-werkelijk liehebben
       en mijzelf aan hem openbaren.
22    Judas, niet die van Keriot, vroeg hem:
       “Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren
       en niet aan de wereld?”
23    Jezus antwoordde hem:
       “Als iemand mij liefheeft,
       zal hij mijn woord be-waren [= vasthouden door waar te maken]
       en mijn Vader zal hem liefhebben,
       en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken.
24    Wie mij niet liefheeft,
       maakt mijn woorden niet waar.
       En het woord dat je hoort, is niet míjn woord,
       maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
25    Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd
       terwijl ik bij jullie verbleef.
26    Later zal de medestander,
       de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam,
       jullie alles leren
       en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.

De uitdrukking ‘daad-werkelijk liefhebben’ is een poging om het op en top Bijbels-Griekse woord ‘agapè’ weer te geven.
Als we alleen maar met ‘liefde’ zouden vertalen, lopen we het risico dat woord nogal hedendaags in te vullen (of zeg maar: leeg te laten). Dan wordt het iets romantisch-emotioneel, met het risico wat oppervlakkig en soms zelfs plakkerig te worden. Wij hebben de neiging ‘liefde’ te beperken tot degene met wie wij ‘een klik’ hebben.
Bijbelse liefde – agapè – daarentegen is diep en ruim: ze omvat álle mensen, niet enkel diegene die ik … graag heb. En dat is omdat de agapè een afstraling is van G-ds liefde voor de mens – álle mensen dus.
Bijbelse liefde is niet alleen diep en ruim, ze verwerkelijkt zich ook in daden. Het is geen ‘vroom idee’ of een ‘zalig gevoel’. Ze steekt de handen uit de mouwen, maakt de handen vuil als het moet, om de ander daad-werkelijk tegemoet te gaan.
De Bijbelse agapè ten slotte werd gesymboliseerd in het vriendenmaal: dat is géén maaltijd ‘onder vrienden’, maar een maaltijd waar állen welkom zijn en daardoor mijn vrienden wórden! Zó vierden de eerste Christenen … Eucharistie!

Joh.16,20-23 (30/05/2025)

20    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Jullie zullen wenen en weeklagen,
       terwijl de wereld zich zal verheugen;
       jullie zullen in pijn zijn,
       maar je pijn zal tot vreugde worden.
21    Wanneer een vrouw baart,
       is zij in pijn als haar uur gekomen is,
       maar wanneer zij het kindje gebaard heeft,
       denkt zij niet meer aan de drukkende pijn
       door de vreugde dat er een mens ter wereld is gekomen.
22    Ook jullie zullen dus eerst wel pijn voelen,
       maar ik zal jullie terugzien
       en dan zal je hart verheugd zijn
       en die vreugde zal niemand van je kunnen afnemen.
23    Op die dag zul je mij niets meer hoeven te vragen.

Jezus wijst op een al even lastig als realistisch feit: Het behoort tot de natuur der dingen – zoals weeën een barende vrouw – dat wie waarachtig Jezusleerling wordt met nogal wat pijn zal te maken krijgen. Je zou daarbij vandaag kunnen denken aan de povere kerksituatie, maar misschien gaat het nog meer over de pijn áán de kerk. Dat is niet de pijn o.w.v. een voorbije uiterlijke gestalte van de kerk, maar de pijn omdat diezelfde kerk te weinig innerlijk Jezusleerling is en teveel ‘farizeïsch’ aan uiterlijkheden vasthoudt. Een andere, al even ‘natuurlijke’ pijn zal deze zijn omdat ‘de wereld’ het per definitie lastig heeft met wie waarachtig vanuit Goddelijke Liefde leeft. Goed wordt zeker niet altijd met goed beantwoord!
Maar tot dezelfde natuur der dingen – zoals weeën een barende vrouw – behoort ook dat deze pijn uiteindelijk tot vreugde zal worden! Dóórheen en ín de pijn zal zich iets laten zien wat eindeloos veel rijker en dieper, want Goddelijk, is.
Wie echter de pijn van de Jezusleerling niet aangaat, zal ook diens vreugde niet leren kennen …

 Joh.17,1-11a (3/06/2025)

     Zo sprak Jezus.
       Toen hief hij zijn ogen naar de hemel en bad:
       “Vader, het uur is gekomen.
       Toon nu de grootsheid van Je Zoon,
       opdat Je Zoon Jouw grootsheid kan tonen.
     Jij hebt hem volmacht gegeven over alle mensen
       opdat hij alles wat Jij aan hem hebt gegeven
       aan hun zou geven: het volle leven.
     En dit is het volle leven:
       Dat zij Jou leren kennen,
       de enige, waarachtige God,
       en degene die Jij gezonden hebt:
       Jezus de gezalfde [Christos / Messiah].
     Ik heb Jouw grootsheid getoond op aarde:
       Ik heb het werk volbracht
       dat Jij mij te doen gegeven had.
     Toon dan nu, Vader,
       mijn grootsheid bij Jou,
       die ik bij Jou had voor de wereld was.

     Ik heb Jouw naam geopenbaard
       aan de mensen die Jij mij gegeven hebt uit de wereld.
       Zij waren van Jou;
       Je hebt ze mij gegeven
       en zij hebben Jouw woord be-waar-d.
     Zij hebben leren kennen
       dat alles wat Jij mij gegeven hebt
       van bij Jou komt
     omdat ik de woorden die Jij mij gegeven hebt
       aan hen heb gegeven,
       en zij ze hebben aangenomen
       en erkennen naar waarheid dat ik van Jou ben uitgegaan.
       Zij geloven dat Jij mij hebt gezonden.
     Ik bid voor hen,
       niet voor de wereld bid ik
       maar voor wie Jij mij gegeven hebt
       omdat zij van Jou zijn.
10    Al het mijne is van Jou
       en het Jouwe is van mij
       – daarin is mijn grootsheid getoond.
11a   Ik ben niet meer in de wereld.
       Zij zijn wel in de wereld,
       terwijl ik naar Jou kom.

Na de lange afscheidsrede voor zijn leerlingen, volgt er nu nog in de Johannes-versie van het laatste avondmaal een lang gebed van Jezus tot zijn Vader. (Het hele hoofdstuk 17) Daarin betrekt hij zichzelf, zijn leerlingen en al wie later nog leerling zullen worden. In de ondertussen bekende heel verheven stijl van Johannes mogen we deelgenoot worden van de grootste intimiteit van Jezus, zijn krachtbron, zijn bron van Liefde. En daarin wil hij ál zijn leerlingen – wijzelf/míjzelf heel bewust inbegrepen! – mee opnemen.
Wellicht zou het mij op veel vlakken goed doen vaker te beseffen dat Jezus voor mij bidt en mij opneemt in zijn Liefde! Wellicht zou ik daardoor niet alleen mij gesterkt en bemoedigd weten in wat er mij als leerling te doen staat, maar zou ik hem en zijn Vader ook veel inniger leren kennen. Inniger … van binnenuit dus; en wat binnenin sterker gaat leven, zal ook sterker uitstromen naar buiten, naar mijn mede-mensen. Dan zou ik meer gaan liefhebben zoals Jezus liefhad …

Joh.17,11b-19 (4/06/2025)

11b   Heilige Vader,
       hen die Jij mij gegeven hebt,
       bewaar hen in Jouw naam,
       opdat zij één zouden zijn zoals wij.
12    Zolang ik bij hen was,
       be-waarde ik hen in Jouw naam:
       ik heb gewaakt over wie Je mij gaf
       en niemand van hen is verloren gegaan,
       behalve de zoon van de verlorenheid
       – opdat de Schrift vervuld moest worden.
13    Maar nu kom ik naar Jou
       en spreek ik deze dingen uit in de wereld
       opdat zij mijn vreugde vervuld mogen ontvangen in zich.
14    Ik heb hen Jouw woord gegeven.
       De wereld is hen gaan haten
       omdat zij niet van de wereld zijn,
       zoals ik niet van de wereld ben.
15    Ik bid niet dat Je hen zou opheffen uit de wereld,
       maar dat Je hen be-waar-t uit het kwade.
16    Zij zijn niet van de wereld,
       zoals ik niet van de wereld ben.
17    Heilig hen in Jouw waarheid.
       Jouw woord is waarheid.
18    Zoals Jij mij de wereld hebt ingezonden,
       zo heb ik ook hen de wereld ingezonden.
19    En omwille van hen
       heilig ik mijzelf,
       opdat ook zij geheiligd zouden zijn
       in de waarheid.

Jezus bidt voor zijn leerlingen dat zij bewaard worden, dat zij niet verloren gaan. Hij bidt dat zij hun vertrouwen in G-d niet zouden verliezen. Dat vertrouwen bewaren, of leven-IN-vertrouwen (zoals wij het vaak benoemen), heeft te maken met leren leven in Waarheid. Het heeft te maken met uitgezuiverd worden, gesnoeid (denk aan het verhaal van de wijnstok), tot het je gegeven wordt om in verbinding te blijven met G-d, wat je ook overkomt, en van daaruit ook … in verbinding met je mede-mensen.
Dit in-verbinding-blijven-ondanks-alles is ‘niet van de wereld’. Het vraagt dat je je af en toe eens terugtrekt uit de wereld, de stilte in, met lege, open handen, en dat je durft te wachten. Toch is het mogelijk omdat hij voor ons bidt, omdat iemand voor ons bidt, en omdat wij voor elkaar bidden.

Joh.1,19-28 (2/1/2021)

En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem enige priesters en Levieten [tempeldienaars] afvaardigden om hem te vragen: Wie ben jij?
Hij verklaarde met klem: “Ik ben de gezalfde niet!”
Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan? Ben je Elia?” – Hij zei: “Ik ben niet Elia.”
“Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.”
“Maar wie ben je dan? dat wij een antwoord kunnen geven aan wie ons gezonden hebben. Wat zeg je over jezelf?”
“Ik, ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: Richt de weg van de Heer! [Jes.10,3], zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.
Ook waren er afgezanten van de farizeeën. Zij vroegen hem: “Waarom doop je dan, als je niet de gezalfde bent, noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde: “Ik doop in water. Midden onder jullie staat hij van wie jullie geen weet hebben, de na mij komende die vóór mij is geworden,
van wie ik niet waard ben zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.

“Wie ben je?” Een vraag naar de identiteit van Johannes, maar is er wel ruimte voor het antwoord? Het wordt een dovemansgesprek.
Het beeld dat de religieuze leiders hadden van Johannes stond immers al gegrift in hun gedachten. Vrij zijn van (oordelen, negatief en positief)
om vrij te zijn voor (de mens tegenover jou). Het is voor de priesters (en voor ons) niet evident om zo vrij, open en onbevangen naar Johannes (elke mens) toe te stappen.
Het wordt nog lastiger wanneer die ander je dwars zit, je confronteert met jezelf.
Tot driemaal toe moet Johannes hun beeld ontkrachten (ik ben niet de gezalfde, niet Elia, niet de profeet). Om uiteindelijk te mogen zeggen wie hij dan wél is.
Hij is een stem in de stilte van de woestijn. Hij verwijst door, voorbij zichzelf, naar de Ander, naar degene om wie het écht allemaal gaat.
Hoe mooi zou het zijn als in 2021 mensen wat minder naar zichzelf zouden verwijzen, hun ideeën over de ander zouden loslaten
om ruimte te creëren voor datgene, diegene waar het echt om gaat in het leven?!

Joh. 6,44-51 (27/04/2023)

44    Niemand is bij machte naar mij toe te komen
       als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt,
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45    Bij de profeten staat geschreven:
       En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13]
       Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
       komt naar mij toe.
46    Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
       Enkel degene die van God komt,
       heeft de Vader gezien.
47    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48       Ik ben het brood van het leven.
49    Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
       maar zijn [toch] gestorven.
50    Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
       ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51    Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neergedaald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].

Het gaat verder over dat bijzondere ‘brood’. De vergelijking met het hemelse manna in de woestijn is dat mensen het niet zelf kunnen maken; je kunt het alleen ontvangen. Je kunt het ook niet ‘oppotten’; je kunt het alleen dankbaar gebruiken vandaag en er voor de rest op vertrouwen dat het er morgen opnieuw zal zijn. En Jezus zegt dat dat manna nog maar ‘klein bier’ is in vergelijking met het ‘brood’ dat zijn eigen leven is, gegeven aan de wereld.
Wat kunnen of moeten wij ‘doen’ voor dat ‘levende brood’? Niet zoveel blijkbaar. Misschien wel: honger hebben, verlángen naar dát brood! Én vertrouwen dat we het zúllen ontvangen! Je voelt natuurlijk dat daartussen een zeker hiaat zit, een soort lege ruimte waarin ik mij oncomfortabel onmachtig voel. Behalve die ruimte wat vrijwaren, kan ik eigenlijk niet veel doen. Ontvangen is nu eenmaal ontvangen, en daar hebben wij ‘doenderige’ mensen het nogal moeilijk mee. Maar is het niet net in die onmacht dat G-ds ‘macht’ zich aan ons kan voltrekken …?