Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.12,1-11 (14/04/april 2025)

1      Zo kwam Jezus zes dagen voor het Paasfeest in Betanië,
       waar Lazarus [El-azar/God helpt] woonde,
       die hij uit de dood had opgewekt.
2      Men maakte daar voor hem een maaltijd klaar
       en Martha bediende.
       Ook Lazarus was mee aan tafel met hem.
3      Maria nu nam een litra kostbare pure nardusbalsem,
       zalfde daarmee Jezus’ voeten
       en droogde ze af met haar haren.
       Het hele huis werd vervuld met de geur van de balsem.
4      Daarop zei Judas van Keriot,
       een van zijn leerlingen, die hem zou uitleveren:
5      “Waarom heeft zij die balsem niet verkocht voor driehonderd daglonen
       en het gegeven aan de armen?”
6      Hij zei dit,
       niet omdat hij bezorgd was om de armen,
       maar omdat hij een dief was.
       Hij had de geldbeurs en wat erin kwam, nam hij eruit.
     Maar Jezus zei: “Laat haar begaan.
       Ze heeft dit bewaard voor mijn begrafenis.
     De armen hebben jullie altijd bij jullie, mij echter niet.”
     Veel Joden wisten dus dat Jezus daar was
       en zij kwamen, niet alleen om hem,
       maar ook om Lazarus te zien,
       die hij uit de dood had opgewekt.
10    Daarom beraadslaagden de hogepriesters
       ook Lazarus te doden,
11    omdat omwille van hem
       veel Joden hun vertrouwen gingen stellen in Jezus.

Een mooi tafereel wordt hier geschetst. Vrienden onder elkaar houden maaltijd, ieder met z’n eigenheid. En te midden van die gasten staat Maria op, ze neemt nardusbalsem en zalft Jezus’ voeten. Nadien droogt ze de voeten af met haar haren. Een liefdevol gebaar.
Ik weet niet welke indruk dit gebeuren op jou maakt, maar voor mij roept het een diepe ontroering op. Ik zie een vrouw. Ze wordt geraakt tot in haar diepste persoon en trekt zich van niemand of niets nog iets aan. Ze deelt het kostbaarste dat ze heeft. Ze heeft de gekste kosten gedaan om haar liefde uit te drukken. Vanuit het niets en in stilte komt ze naar voor om ook weer in stilte te verdwijnen.
En ik? Hoever ga ik in mijn liefde voor hem? Wat ben ik bereid te geven? Een stukje van mijn tijd, mijn leven of mag hij alles, heel mijn leven?

Joh.14,6-14 (3/05/2025)

     Jezus antwoordde hem [Tomas]:
       “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
       Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.
     Als je mij zou leren kennen,
       zou je ook mijn Vader leren kennen.
       Vanaf nu ken je hem; je hebt hem gezien!”
     Filippus zei:
       “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
     Jezus antwoordde hem:
       “Je bent nu al zo lang bij mij
       en je hebt hem niet leren kennen, Filippus?
       Wie mij heeft gezien,
       heeft de Vader gezien.
       Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10    Geloof je niet dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij is?
       De woorden die ik tegen jullie spreek,
       spreek ik niet uit mezelf.
       Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11    Geloof mij
       dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij
       – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie vertrouwt in mij
       zal de werken die ik doe, ook doen
       – en nog grotere dan deze,
       omdat ik naar mijn Vader ga.
13    Wat je ook zult vragen in mijn naam,
       ik zal het doen,
       opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14    Als je dus iets vraagt in mijn naam,
       ik, ik zal het doen!”

De apostel Filippus komen we op meer plaatsen in de Bijbel tegen, maar toch wordt er voor zijn feestdag gekozen voor déze passage, waarin hij aan Jezus vraagt: “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg.”
Zou het apostel-zijn in wezen er op neerkomen díe vraag te stellen?
Misschien – wellicht – denken wij (te) vaak dat om vandaag leerling van Jezus te zijn, en om zijn naam te verkondigen in onze tijden en plaatsen, wij voldoende ‘gestudeerd’ moeten hebben, wij alle kerkelijke leerstellingen moeten kennen of – vandaag blijkbaar eerder nog – alle kerkelijke organisatorische structuren moeten kunnen rechthouden. Maar het apostelfeest houdt ons voor dat er maar één vraag belangrijk is om te stellen: “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg.”
Filippus leert het slechts geleidelijk aan, zoals wij dat ook slechts geleidelijk leren, maar het doel is duidelijk: níet ‘meer kennis óver G-d’ is van belang, maar wel ‘meer in kennis zijn mét G-d’.

Joh.6,22-29 (5/05/2025)

22    De volgende morgen stond de menigte al weer
       aan de overzijde van het meer. [Daar waar de broodvermenigvuldiging plaatsvond en vanwaar de leerlingen dus de avond voordien waren weggegaan.]
       Zij hadden gezien dat daar maar één bootje lag,
       dat zijn leerlingen daarin waren gestapt
       en dat Jezus niet met zijn leerlingen was meegegaan
       in het bootje, maar dat zij alleen waren vertrokken.
23    Wel kwamen er andere bootjes uit Tiberias
       naar de plaats waar zij het brood gegeten hadden
       na de dankzegging [eucharistein] van de Heer.
24    Toen de menigte dus zag
       dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren,
       stapten zij zelf in de bootjes en kwamen in Kafarnaüm
       om hem te zoeken.
25    Toen ze hem vonden aan de overzijde van het meer,
       vroegen ze: “Meester, wanneer ben je hier gekomen?”
26    Jezus antwoordde hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Jullie zoeken mij,
       niet omdat je tekenen hebt [in]gezien,
       maar omdat je van de broden hebt gegeten
       en je verzadigd werd.
27    Doe geen moeite voor voedsel dat vergaat,
       maar voor het voedsel dat blijft tot het volle leven
       en dat de mensenzoon jullie zal geven,
       want op hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.”
28    Ze vroegen hem dan:
       “Wat moeten wij doen
       opdat onze werken Gods werken zouden zijn?”
29    Jezus gaf hen ten antwoord:
       “Dit is het werk van God:
       dat je vertrouwt in wie hij gezonden heeft.”

De menigte gaat op zoek naar Jezus. Ja, ze doen er heel wat moeite voor. Toch daagt Jezus scherp uit te onderzoeken waar dat zoeken over gaat. Wat zoeken ze éigenlijk? Zoeken ze – kort gezegd – verzadiging van zichzelf, of vertrouwen in de a/Ander?
Die vraag gaat even goed vandaag op – misschien zelfs meer dan vroeger! Ja, er zijn heel wat ‘zoekende mensen’. Soms doen ze daar zelfs heel wat moeite voor. Maar wat zoeken ze éigenlijk, verzadiging van zichzelf of vertrouwen in de a/Ander? Van die ‘verzadiging van zichzelf’ zien we vandaag talloze voorbeelden; van dat ‘vertrouwen’, … dat is een ander paar mouwen …
En dat geldt evenzeer voor zaken die er ‘spiritueel’ uitzien, of waar mensen lijken te zoeken naar zingeving, zelfs voor wat zich soms uitgeeft als christelijk geloof (klassiek of anders)! De vraagt blijft steeds – en dus ook voor onszelf: zoeken we er alleen maar verzadiging van onze eigen noden in, of groeien we erdoor om met vertrouwen in het leven te staan en dat leven dan ook samen met anderen op een verantwoordelijke manier uit te bouwen?

Joh.14,1-6 (16/05/2025)

     “Laat je hart niet verontrust raken.
       Jullie vertrouwen in God,
       vertrouw ook in mij.
     In het huis van mijn Vader
       zijn er veel verblijfplaatsen.
       Als dat niet zo was,
       zou ik het jullie gezegd hebben.
       Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden.
     En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid,
       kom ik terug
       en neem jullie op bij mij,
       zodat jullie ook zijn waar ik ben.
     Waar ik heenga
       en de weg erheen,
       kennen jullie.
     Tomas zei:
       “Heer, wij weten níet waar je heengaat,
       hoe kunnen we dan de weg kennen?”
     Jezus antwoordde hem:
       “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
       Niemand komt tot de Vader
       tenzij door mij.”

Het zou toch simpel kunnen zijn! Als wij nu eens de moed hadden onze eigengereidheid en gemakzucht af te leggen en gewoon dóen wat wij zeggen, nl. Jezus daad-werkelijk volgen … Als Jezus “de weg, de waarheid en het leven is” – wat wij toch met de mond belijden? – dan is meegaan met hem vanzelfsprekend toch de beste manier om tot het diepst vervullende leven – het volle, ‘eeuwige’ leven – te komen?! Als wij zelf denken het beter te weten, dan komen we misschien(?) wel ergens, maar ook bij dat diepst vervullende?
Natuurlijk reageren wij zoals Tomas: “Ja, maar … als we Jezus zomaar volgen, weten we niet waar dat heen gaat!” Nee, dat klopt. Het vraagt een loslaten van het éigen idee, om te vertrouwen in “de weg, de waarheid en het leven”. Dat kan lastig lijken – is het vaak ook wel –, maar dat eigengereid leven, levert dat geen “onrustig hart” op? Durf maar even in dat hart te kijken …

Joh.14,21-26  (19/05/2025)

21    Wie mijn wijzingen waar maakt,
       die is het die mij daad-werkelijk liefheeft.
       En wie mij daad-werkelijk liefheeft,
       hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben.
       En ik zal hem daad-werkelijk liehebben
       en mijzelf aan hem openbaren.
22    Judas, niet die van Keriot, vroeg hem:
       “Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren
       en niet aan de wereld?”
23    Jezus antwoordde hem:
       “Als iemand mij liefheeft,
       zal hij mijn woord be-waren [= vasthouden door waar te maken]
       en mijn Vader zal hem liefhebben,
       en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken.
24    Wie mij niet liefheeft,
       maakt mijn woorden niet waar.
       En het woord dat je hoort, is niet míjn woord,
       maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
25    Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd
       terwijl ik bij jullie verbleef.
26    Later zal de medestander,
       de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam,
       jullie alles leren
       en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.

De uitdrukking ‘daad-werkelijk liefhebben’ is een poging om het op en top Bijbels-Griekse woord ‘agapè’ weer te geven.
Als we alleen maar met ‘liefde’ zouden vertalen, lopen we het risico dat woord nogal hedendaags in te vullen (of zeg maar: leeg te laten). Dan wordt het iets romantisch-emotioneel, met het risico wat oppervlakkig en soms zelfs plakkerig te worden. Wij hebben de neiging ‘liefde’ te beperken tot degene met wie wij ‘een klik’ hebben.
Bijbelse liefde – agapè – daarentegen is diep en ruim: ze omvat álle mensen, niet enkel diegene die ik … graag heb. En dat is omdat de agapè een afstraling is van G-ds liefde voor de mens – álle mensen dus.
Bijbelse liefde is niet alleen diep en ruim, ze verwerkelijkt zich ook in daden. Het is geen ‘vroom idee’ of een ‘zalig gevoel’. Ze steekt de handen uit de mouwen, maakt de handen vuil als het moet, om de ander daad-werkelijk tegemoet te gaan.
De Bijbelse agapè ten slotte werd gesymboliseerd in het vriendenmaal: dat is géén maaltijd ‘onder vrienden’, maar een maaltijd waar állen welkom zijn en daardoor mijn vrienden wórden! Zó vierden de eerste Christenen … Eucharistie!

Joh.16,20-23 (30/05/2025)

20    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Jullie zullen wenen en weeklagen,
       terwijl de wereld zich zal verheugen;
       jullie zullen in pijn zijn,
       maar je pijn zal tot vreugde worden.
21    Wanneer een vrouw baart,
       is zij in pijn als haar uur gekomen is,
       maar wanneer zij het kindje gebaard heeft,
       denkt zij niet meer aan de drukkende pijn
       door de vreugde dat er een mens ter wereld is gekomen.
22    Ook jullie zullen dus eerst wel pijn voelen,
       maar ik zal jullie terugzien
       en dan zal je hart verheugd zijn
       en die vreugde zal niemand van je kunnen afnemen.
23    Op die dag zul je mij niets meer hoeven te vragen.

Jezus wijst op een al even lastig als realistisch feit: Het behoort tot de natuur der dingen – zoals weeën een barende vrouw – dat wie waarachtig Jezusleerling wordt met nogal wat pijn zal te maken krijgen. Je zou daarbij vandaag kunnen denken aan de povere kerksituatie, maar misschien gaat het nog meer over de pijn áán de kerk. Dat is niet de pijn o.w.v. een voorbije uiterlijke gestalte van de kerk, maar de pijn omdat diezelfde kerk te weinig innerlijk Jezusleerling is en teveel ‘farizeïsch’ aan uiterlijkheden vasthoudt. Een andere, al even ‘natuurlijke’ pijn zal deze zijn omdat ‘de wereld’ het per definitie lastig heeft met wie waarachtig vanuit Goddelijke Liefde leeft. Goed wordt zeker niet altijd met goed beantwoord!
Maar tot dezelfde natuur der dingen – zoals weeën een barende vrouw – behoort ook dat deze pijn uiteindelijk tot vreugde zal worden! Dóórheen en ín de pijn zal zich iets laten zien wat eindeloos veel rijker en dieper, want Goddelijk, is.
Wie echter de pijn van de Jezusleerling niet aangaat, zal ook diens vreugde niet leren kennen …