Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.6,1-15 (28/04/2024)
1 Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer,
dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer].
2 Een grote menigte trok met hem mee,
omdat zij telkens de tekens zagen
die hij aan de zieken deed.
3 Jezus ging de berg op
en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte].
4 Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
5 Toen Jezus opkeek,
zag hij de grote menigte die naar hem toekwam.
Hij zei tegen Filippus:
“Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?”
6 Dit vroeg hij om hem te toetsen;
zelf wist hij wat hij zou doen.
7 Filippus antwoordde:
“Zelfs voor tweehonderd daglonen brood
zal niet genoeg zijn
om elk een klein beetje te geven!”
8 Een andere leerling,
Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem:
9 “Er is hier wel een jongetje
die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft.
Maar wat is dat voor zovelen?”
10 Maar Jezus zei:
“Laat de mensen zich neervlijen
– er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras
[het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten].
Men vlijde zich dus neer
– het aantal mannen was ongeveer vijfduizend
[‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel].
11 Jezus nam nu de broden
en na gedankt te hebben [eucharistein]
verdeelde hij ze aan de leerlingen,
en de leerlingen aan de gezetenen.
Zo gebeurde ook met de vissen,
zoveel ze wilden.
12 Toen ze vervuld waren,
zei hij tegen zijn leerlingen:
“Verzamel de overvloedige stukken,
opdat niets verloren gaat!”
13 Zij verzamelden ze dus
en vulden twaalf korven met stukken
van de vijf armemensenbroodjes
die men had gegeten.
14 De mensen die gezien hadden
welk teken Jezus had gedaan, zeiden:
“Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!”
15 Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren
om hem te komen halen om hem tot koning te maken,
trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.
Met een vertrouwd verhaal als dit zijn we geneigd om vlug door te lezen. We weten toch wat er staat. Klopt! Toch zou ik jullie vandaag willen uitnodigen om de tijd te nemen en langzaam te lezen. Misschien kom je een aspect uit het verhaal op het spoor dat je raakt, één is voldoende. Misschien is het de overvloed van Jezus' zorg voor de mensen of de armzalige hoeveelheid voedsel die de leerlingen ter beschikking hadden? Of is het de nuchterheid van Andreas ofhet rekentalent van Filippus? Of misschien veeleer de kracht van het breken en delen? Of misschien komen er vragen op als: wie mag mijn leven voeden? Hoe stil ik de honger die ik heb? ...
Laat dat ene aspect diep in je doordringen en neem (al was het alleen vandaag) de tijd om dat ene aspect concreet vorm te geven in jouw leven.
Joh.12,24-26 (10/08/2024)
24 Amen, amen, ik zeg jullie:
Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft,
dan blijft hij alleen;
maar als hij sterft,
draagt hij overvloedig vrucht.
25 Wie zijn eigen leven liefheeft,
verliest het;
wie zijn eigen leven in deze wereld loslaat,
behoudt het voor het voor het volle leven.
26 Als iemand mij dienstbaar wil zijn,
moet hij mij volgen,
en waar ik ben, zal ook mijn dienaar zijn.
En als iemand mij dienstbaar is, zal de Vader hem eren.
Vandaag vieren we het feest van de heilige Laurentius, een van de martelaren van de vroege kerk. Martelaren brengen ons vaak in de war en roepen allerlei vragen op in onze op het eerste gezicht tolerante tijden. Toch laten ze zien hoe waar en duidelijk de uitdaging in het Evangelie ook vandaag weer is.
Wat als ik verwacht word om net als die graankorrel te sterven om vruchtbaar te kunnen zijn?
De weg van de graankorrel is de weg van ieder mens om tot ontplooiing te komen. Elke graankorrel (elke mens) draagt immers een hele wereld in zich. Maar een graankorrel op zich, blijft alleen. Het is pas in totale overgave, in het loslaten van wie hij is, dat de kracht ligt tot openbreken, van binnenuit. Het is een proces van overgave om in stille eenvoud te sterven aan jezelf. Overgave aan de Liefde om zo totaal nieuw tot bloei te mogen komen.
En weet … de graankorrel ziet nooit de aar, maar hij gelooft erin.
Joh.6,41-51 (11/08/2024)
41 De Joden morden over Hem, omdat Hij zei:
Ik ben het brood dat neerdaalde uit de hemel.
42 Ze zeiden:
'Is dat niet Jezus, de zoon van Jozef?
Kennen wij zijn vader en moeder niet?
Hoe kan Hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?'
43 Jezus antwoordde hen:
'Mor niet onder elkaar!
44 Niemand is bij machte naar mij toe te komen,
als de Vader, die Mij zendt, hem niet trekt;
en Ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45 Bij de profetenstaat geschreven:
En allen zullen door God onderricht zijn.
Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
komt naar mij toe.
46 Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
Enkel degene die van God komt,
heeft de Vader gezien.
47 Amen, amen, ik zeg jullie:
wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48 Ik ben het brood van het leven.
49 Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
maar zijn [toch] gestorven;
50 Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51 Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neerge¬daald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij in volheid leven.
Het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld
is mijn vlees [lichaam].'
Met zijn ‘Ik ben’ identificeert Jezus zich met de God van Israël: ‘Ik ben die is.’ Hij vraagt niet: “Geloof in mijn woorden, maar geloof in mij! Geloof dat ik (en door mij ook jij) van G-d ben!” Dat roept weerstand op: Wie denkt hij wel dat hij is? Hij is toch ‘maar’ de zoon van die timmerman? Zijn toehoorders lijken niet te kunnen geloven dat er een andere herkomst is dan de familiale, dat je ‘meer’ bent dan het kind van je ouders, dat je door ‘meer’ bepaald wordt dan je feitelijke geschiedenis.
Jezus probeert hen duidelijk te maken dat hij zich openbaart als ‘hij die van G-d is’. Hij is dat ‘meer’. En daarover gaat het, nl. het spoor van G-d in elke mens, leven in volheid!
Zo gaat Jezus ons voor, hij schenkt zich aan ons als dat ‘meer’. Aan hem kunnen we zien wat het betekent leven als zijnde van G-d: jezelf uit handen geven, je niet bekommeren om je naam, om jouw leven, jezelf geven als brood. Zo een leven draagt eeuwigheidswaarde in zich.
Joh.2,1-12 (19/01/2025)
1 Op de derde dag [= na de roeping van (5) leerlingen / = ‘verrijzenisdag’]
was er in Kana in Galilea een bruiloft.
Jezus’ moeder was daar,
2 en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd op de bruiloft.
3 Er ontstond een tekort aan wijn.
Jezus’ moeder zei tegen hem: “Ze hebben geen wijn [meer].”
4 Jezus antwoordde:
“Wat dan nog voor mij en voor jou, vrouw?
Mijn uur is nog niet gekomen.”
5 Zijn moeder zei tegen de dienaren:
“Wat hij jullie ook zegt, doe het.”
6 Er stonden daar nu zes stenen waterkruiken,
volgens de reinigingsgebruiken van de Joden,
elk met een inhoud van twee of drie metreten. [1m = 39,39 tot. ca. 600l]
7 Jezus zei hen: “Vul deze waterkruiken met water.”
En ze vulde ze tot bovenaan.
8 Nu zei hij hen:
“Schep er wat van uit en breng dat naar de tafelmeester.”
En zij brachten het.
9 Toen de tafelmeester het water had geproefd
dat wijn geworden was,
– hij wist niet vanwaar die kwam, alleen de dienaren die het water geschept hadden wisten het –
riep de tafelmeester de bruidegom
10 en zei: “Iedereen zet eerst de goede wijn voor,
en als ze bedronken zijn de mindere.
Jij hebt de goede wijn bewaard tot nu!”
11 Dit was het begin van de tekenen die Jezus deed,
in Kana in Galilea.
Hij openbaarde zijn grootsheid
en zijn leerlingen vertrouwden in hem.
12 Hierna daalde hij af naar Kafarnaum,
[Kana lag in het bergland, Kafarnaum aan het meer van Galilea]
hijzelf, zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen,
en daar bleven ze enkele dagen.
Johannes schrijft wat anders dan de andere evangelisten. We kijken met hem vandaag even naar figuren die wel aanwezig zijn op de bruiloft, maar niet zo opvallen.
Maria, moeder ten voeten uit! Niets in haar wil zich op de plaats van haar zoon zetten. Integendeel, ze brengt het mooiste in haar zoon naar boven op een uitermate bescheiden, maar misschien net daarom meest effectieve manier. Dat is haar mooiste en krachtigste rol, waarzonder ‘het uur van Jezus’ niet zou gekomen zijn! Gezegend een maatschappij én een kerk met zó’n moeders!
De leerlingen. Een aantal van hen zijn er al bij. Ze volgden hem blijkbaar al, nog vóór hij zijn eerste bijzondere tekens had gedaan! Blijkbaar hebben zij niet het ‘spektakel’ gezocht in hem, maar voelden ze het bijzondere, het goddelijk-diepe in Jezus’ levenswijze en spreekwijze aan. Dáárop zijn ze leerling van hem geworden. Het zien van de ‘wonderen’ is daarop gevólgd! Gezegend wie niet afgaat op spektakel, maar ingaat op een diepe uitnodiging; hij/zij zal wonderen zien (én doen)!
Joh.8,1-11 (6/04/2025)
1 (Maar) Jezus ging naar de Olijfberg.
2 Bij de ochtendschemering kwam hij weer in de tempel
en al het volk kwam naar hem.
Hij ging zitten en onderrichtte hen.
3 Maar de schriftgeleerden en farizeeën brachten een vrouw bij hem die op overspel was betrapt
en plaatsten haar in het midden.
4 Ze zeiden hem:
“Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op overspel.
5 In de wet heeft Mozes ons geboden
zulke vrouwen te stenigen.
En jij nu, wat zeg jij?”
6 Dit vroegen ze om hem op de proef te stellen,
opdat ze hem zouden kunnen aanklagen.
Maar Jezus boog zich naar beneden
en schreef met de vinger in de aarde. [Jer.17,13]
7 Toen ze bleven vragen,
boog hij zich naar boven en zei tegen hen:
“Wie van jullie zonder zonde is
moet maar als eerste een steen op haar werpen.”
8 En opnieuw boog hij zich naar beneden
en schreef in de aarde.
9 Toen ze dit hoorden, gingen ze één voor één naar buiten,
beginnend bij de oudsten, tot de laatste.
Ze lieten hem alleen achter,
met de vrouw die in het midden stond.
10 Opnieuw boog hij zich naar boven
en zag niemand behalve de vrouw.
Hij zei tegen haar: “Vrouw, waar zijn je aanklagers?
Heeft niemand je veroordeeld?”
11 Ze zei: “Niemand, heer.”
En Jezus zei:
“Ook ik veroordeel je niet.
Ga heen,
en zondig [verwijder je] van nu af niet meer.”
Vorige week hadden we het verhaal van de verloren zoon (juister: zonen); vandaag dat van de overspelige vrouw en de wijze uitspraak van Jezus hierover. Het zijn ons zeer bekende en geliefde passages. Hoeveel hebben we nóg nodig om ze ook eindelijk te gaan léven? Twee weken geleden (3de zondag, Lc.13,1-9), klonk al de pertinente vraag: wanneer zul je je nu eindelijk eens bekeren? Hoever staan we ermee na 4 weken vasten en met Pasen al in zicht?
Zouden de farizeeën van vandaag niet het recht hebben ook ons voor Jezus te brengen en ons door de wet te laten veroordelen? Ongetwijfeld wel!
Overigens schuift Jezus de misstap van de vrouw niet terzijde als onbelangrijk. Hij zegt wel degelijk: “Zondig van nu af niet meer.” Maar zijn ‘andere houding’ (in vergelijking met de farizeeën) zit er hem in dat hij wel de zonde afwijst, maar niet de zondaar! De zonde vertrouwt hij toe aan het gekriebel in het zand, waar de wind het snel zal vergeten; de zondaar vertrouwt hij toe aan de barmhartige liefde van zijn vader, waar de kracht geboren wordt om ánders in het leven te gaan staan.
Waar wachten wij dan nog op om ons te bekeren?
Joh.8,51-59 (10/04/2025)
51 Amen, amen, ik zeg jullie:
Als iemand mijn woord be-waart,
zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”
52 Nu zeiden de Joden hem:
Nu is het onmiskenbaar dat je een demon hebt:
Abraham is gestorven, en de profeten ook,
en jij zegt: als iemand mijn woord be-waart,
zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken.
53 Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is;
en ook de profeten zijn gestorven.
Voor wie houd jij jezelf wel?”
54 Jezus antwoordde:
“Als ik mezelf groots maak,
betekent mijn grootsheid niets.
Het is de Vader die mij groots maakt,
hem van wie jullie zeggen ‘hij is onze God’.
55 Maar jullie zijn niet in kennis met hem;
ik ben in kennis met hem.
Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken,
zou ik gelijk worden aan jullie: een leugenaar.
Maar ik ken hem
en be-waar zijn woord.
56 Abraham, jullie vader, verheugde zich er op
mijn dag te mogen zien.
En hij hééft die gezien – en zich verblijd.”
57 De Joden zeiden hem:
“Je bent nog geen vijftig jaar en je hebt Abraham gezien?”
58 Jezus zei hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Van voor Abraham geboren werd,
ben ik.”
59 Nu raapten ze stenen op
om op hem te werpen,
maar Jezus trok zich terug
en ging weg uit de tempel.
In de aanloop naar de Goede Week blijft Jezus zijn ware identiteit verder onthullen. Hier verklaart hij dat hij God is, door te zeggen dat hij al bestond voordat Abraham leefde. Wij – joden, christenen en moslims – zien onszelf allemaal op de een of andere manier als afstammelingen van Abraham: Joden identificeren Abraham als hun stamvader, christenen voeren de afstamming van Jezus Christus op hem terug, en moslims vereren hem als een vriend van God en een voorvader van de profeet Mohammed.
Door onomwonden te zeggen wie hij is, lopen de spanningen op in de richting van de kruisiging. Omdat Jezus uitspraken deed zoals deze, beschouwen de Joodse heersers hem als een zeer reële bedreiging voor hun macht en gezag. Ze kunnen niet toestaan dat hij doorgaat met onderwijzen en steeds meer volgelingen aantrekt. Er moet iets gedaan worden. Ze moeten hem tegenhouden en indien nodig liquideren. Jezus weet dat de tijd nadert en daarom worden zijn leerstellingen alsmaar intenser, en dringender....