Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.16,12-15 (28/05/2025)
12 Nog veel zou ik jullie willen zeggen,
maar je bent nu nog niet bij machte ze te dragen.
13 Maar wanneer díe [de Medestander] komt,
de Geest van de waarheid,
zal hij jullie de weg wijzen in alle waarheid.
Want hij zal niet uit zichzelf spreken,
maar hij zal uitspreken wat hij hoort
en jullie verkondigen wat komt.
14 Hij zal mij eren
door te verkondigen wat hij van mij hoorde.
15 Alles wat de Vader heeft, is het mijne.
Daarom zei ik
dat hij zal verkondigen wat hij van mij hoorde.
Dit kleine stukje Evangelie is belangrijker dan het kan lijken, ook al is het weer nogal cryptisch verwoord (Johannes alweer). Het bevat immers een ‘waarheid’ die geldt voor ons hele leven. En die ‘waarheid’ is … dat wij zelf die waarheid níet hebben!
Wij mensen zijn niet bij machte de echte, diepe en allesomvattende waarheid van alle dingen te dragen. Daarvoor denken en voelen wij te eng en vooral te zelf-gericht. De waarheid is véél ruimer!
Toch belooft Jezus ons ‘de Geest van de waarheid’ als een medestander in ons leven. Alleen díe kan ons dichter bij de allesomvattende ‘waarheid’ – die ‘de Vader’ is – brengen. We komen echter alleen dichter bij die waarheid als wij ons eigen perspectief verlaten en ons laten leiden door Jezus’ Geest naar de Vader.
Dat is voor mensen een moeilijke oefening! Het kan nogal lang duren eer we dat door hebben, en vooral eer we dat durven. Het duurt zólang tot we ophouden ervan overtuigd te zijn dat ik de waarheid heb. Dat is de eerste voorwaarde om … tot de waarheid te komen …
Joh.21,15-19 (6/06/2025)
15 Nadat ze gegeten hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus:
“Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief,
meer dan de anderen hier?”
Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.”
16 En opnieuw vroeg hij hem:
“Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief?”
Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
Jezus zei hem: “Wees herder voor mijn schapen.”
17 En voor de derde keer vroeg hij hem:
“Simon, zoon van Johannes, hou je van mij?”
Petrus werd bedroefd omdat hij dit voor de derde keer vroeg.
Hij zei: “Heer, jij weet alles. Jij weet dat ik van je houd.”
Nu zei Jezus: “Weid mijn schapen.
18 Amen, amen, ik zeg jou:
Toen je jong was, deed je zelf je gordel om
en ging je waar je wilde,
maar wanneer je oud wordt,
zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden
en je brengen waar je niet wil.”
19 Zo duidde hij aan met wat voor dood hij God zou grootmaken.
Toen zei hij nog: “Volg mij.”
“Heb je me lief,” vraagt Jezus aan Petrus? Voor Petrus lijkt het een overbodige vraag. Het gaat hier echter niet om een exclusieve genegenheid tussen twee mensen. Jezus heeft het over de zelf-gevende liefde, liefde die een opdracht in zich draagt: “Weid mijn lammeren. Hoed mijn schapen.” Schapen en lammeren symboliseren de kwetsbaarheid van het menselijk bestaan, de zwakheid van de op zichzelf staande mens.
Heb je me lief? Geef dan jezelf aan de weerlozen, de gekwetsten, de eenzamen. Heb je me lief? Verzamel dan de kreupelen en de verdwaalden, want we zijn één kudde, één mensenvolk dat verlangt naar vrede. We zijn mensen die niet gedijen bij sterke leiders, maar wel bij goede herders.
Tot slot is er de oproep “Volg mij”. We worden uitgenodigd om ons niet te laten overwoekeren door angst, maar ruimte te maken voor het geloof in de opstanding en om onze blik te richten op hoop. We kunnen dat, niet omdat we naïef zijn, maar omdat die weg leven geeft en omdat die weg een uitweg is uit ik-gerichtheid en onverschilligheid.
Joh.21,20-25 (7/06/2025)
20 Petrus keerde zich om en zag de leerling die Jezus erg genegen was hen volgen,
degene die bij de maaltijd aan Jezus’ borst had gevraagd:
“Heer, wie is het die jou zal uitleveren?”
21 Toen Petrus hem zag, vroeg hij aan Jezus:
“Heer, wat met hem?”
22 Jezus zei hem:
“Het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is
dat hij blijft tot ik kom.
Jij moet mij volgen.”
23 Zo ontstond onder de leerlingen de gedachte
dat hij niet zou sterven,
maar Jezus had niet gezegd dat hij niet zou sterven,
maar ‘het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom’.
24 Het is deze leerling die van deze dingen getuigt
en dit alles beschreven heeft.
Wij weten dat zijn getuigenis waar is.
25 Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft.
Als ze echter allemaal beschreven zouden worden,
zou – zo denk ik – de wereld te klein zijn
voor de volgeschreven boeken.
Gisteren ging het over Petrus’ liefde voor Jezus en de opdracht die hij vanuit die liefde meegekregen heeft. Nu klinkt vooral Petrus’ betrokkenheid op een medeleerling. Hij is bekommerd om wat er met de ander zal gebeuren.
Jezus doet er wat geheimzinnig over en geeft geen uitleg bij zijn cryptische uitspraak. Hij grijpt het echter wel aan om opnieuw Petrus op zijn éigen taak te wijzen en wat zijn leiderschap inhoudt.
Tussen Jezus en Johannes hoeven er blijkbaar geen woorden te klinken. Hij ‘weet’ dat hij bemind is. En zijn wederliefde? … geeft hij in woorden … aan anderen (ook ons): het ware getuigenis van die liefde, in zijn Evangelie en brieven … “opdat ook zij zouden geloven”.
En wij? Nemen wij het getuigenis van die liefde in ons op? Dit heeft wel verstrekkende consequenties! Dan worden we immers zelf getuige, ‘willen of niet’, een leven lang, en dat in spreken, schrijven en vooral … Léven!
Joh.20,19-23 (8/06/2025)
19 Toen het dan avond was, op die eerste dag,
waren de leerlingen bijeen,
met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden.
Jezus kwam, hij stond in hun midden,
en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom]
20 En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren diep verheugd
toen ze de Heer zagen.
21 Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie!
Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
22 Toen blies hij over hen en zei:
“Ontvang de heilige Geest-adem.”
23 Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft],
dan worden ze losgelaten;
als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
Hier zitten we dan …, angstig, achter gesloten deuren. Hoe moeten we verder?
En toch zijn we niet alleen bang. We spreken ook over wie hij was en wat hij deed … over alles wat we hebben meegemaakt. Dat gaat nooit meer uit ons weg ... Het verbindt ons. Dan weer zitten we er bedrukt bij, denkend aan hoe we hem hebben achtergelaten. Hoe hij alleen zijn weg is gegaan onder het kruis. We hebben het laten gebeuren, we durfden niet in actie te komen. We missen hem zo!
Tot we beseffen: Hij zou dit hebben gekeerd. Zo was hij. We kijken elkaar aan. Mijn adem stokt. Het lijkt of hij er is en vrede aanzegt. Er verandert iets. Hij is hier! Hij staat tussen ons, zonder verwijten, één en al Liefde. Precies dát wat we nodig hebben! Wat gebeurt er? Hij laat ons zijn wonden zien en wenst ons opnieuw vrede. Hoe kan dit? Vrede met zijn lijden, met zijn dood, met ons, zijn vrienden die hem trouw zouden blijven, maar het af lieten weten? Já, zo was hij. Hij is het echt! Hij geeft ons de Geest-adem, Liefde boven alles uit.
Joh.19,25-34 (9/06/2025)
25 Bij Jezus’ kruis stonden
zijn moeder, de zuster van zijn moeder,
Maria [de vrouw] van Klopas en Maria van Magdala.
26 Toen Jezus zijn moeder zag,
en naast haar de leerling die hij liefhad,
zei hij tegen zijn moeder: “Vrouw, kijk, je zoon!”
27 En daarna zei hij tegen de leerling: “Kijk, je moeder!”
En van toen af nam de leerling haar bij zich op.
28 Hierna, wetend dat alles nu was voleindigd,
zei Jezus – opdat de Schrift voleindigd zou worden:
“Ik heb dorst.” [Ps.42,3]
29 Er stond daar een kruik met wijnazijn.
Ze staken een spons, vol met die wijnazijn,
op een hysopstengel
en brachten die aan zijn mond. [Ps.69,22]
30 Toen Jezus van de wijnazijn genomen had,
zei hij: “Het is voleindigd.”
Toen boog hij het hoofd,
en gaf de levensadem over.
31 Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat],
bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest],
wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven.
Daarom vroegen ze aan Pilatus
dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven]
en weggenomen worden.
32 Dus kwamen de soldaten
en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren,
de benen stuk.
33 Maar toen ze bij Jezus kwamen
en zagen dat hij reeds gestorven was,
braken zij van hem de benen niet stuk.
34 Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde.
Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.
Vandaag, de dag na Pinksteren, vieren we de gedenkdag van Maria, Moeder van de Kerk.
Johannes vertelt ons over vier vrouwen die bij het kruis van Jezus stonden: Maria zijn moeder, de zus van zijn moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala. Ze kwamen allemaal op verschillende manieren aan de voet van het kruis.
Maria (moeder van Jezus) was er omwille van de dood van haar zoon. G-d had haar gevraagd om deel te nemen aan zijn goddelijke plan. En vandaag vieren wij haar als Moeder van de Kerk.
De zus van Jezus’ moeder was er om haar te steunen bij het verwerken van de dood van haar zoon.
Maria van Klopas noch Maria Magdalena, waren er omdat ze familie waren, maar vanwege de vriendschap die ze met Jezus hadden, omwille van de liefde.
Ook wij komen tot het kruis, elk op onze eigen unieke manier: door een vriend, door een tragedie, door liefde... Het maakt niet uit hoe we tot het kruis komen of hoe we geroepen zijn om daar te zijn: het belangrijkste is om daar te zijn.
Joh.16,12-15 (15/06/2025)
12 Nog veel zou ik jullie willen zeggen,
maar je bent nu nog niet bij machte ze te dragen.
13 Maar wanneer díe [de medestander] komt,
de Geest van de waarheid,
zal hij jullie de weg wijzen in alle waarheid.
Want hij zal niet uit zichzelf spreken,
maar hij zal uitspreken wat hij hoort
en jullie verkondigen wat komt.
14 Hij zal mij eren
door te verkondigen wat hij van mij hoorde.
15 Alles wat de Vader heeft, is het mijne.
Daarom zei ik dat hij zal verkondigen wat hij van mij hoorde.
Hoe het nu precies zit tussen ‘Vader, Zoon en Geest’, is een onderwerp dat hier in deze korte commentaren niet uitgewerkt kan worden. Dat G-d tegelijk één is én verscheiden, is overigens een gegeven dat elke gelovige in zijn leven te ont-dekken heeft – en daar hebben we dus een heel leven voor.
En Jezus geeft ons mee dat we erop mogen vertrouwen dat de Geest ons de weg zal wijzen. De Geest brengt immers beweging, dynamiek, vervoering. Dat hebben we nodig om íets van dat Geheim te proeven. Wijzelf zijn immers eigenlijk niet bij machte het goddelijk geheim te doorgronden, daarvoor zijn wij als mens per definitie te beperkt. En met onze rede alleen komen we er al helemaal niet. Maar wanneer wij ons laten meevoeren door de kracht van de Geest, komen wij in het onvermoede land van G-d.
‘Ons laten leiden’ betekent echter wel dat wij éigen ideeën en voorstellingen moeten loslaten, ook die over G-d! Ons door de Geest laten leiden tot bij G-d, gaat dus niet over ‘leren’, maar over ‘afleren’!