Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.1,29-34 (3/01/2025)
29 De volgende morgen zag Johannes Jezus naar zich toekomen.
Hij zei: “Kijk! Het lam van God,
dat wegdraagt de zonden van de wereld!
30 Hij is het van wie ik gezegd heb:
‘Na mij komt iemand
die vóór mij is geworden,
want hij is voorafgaand aan mij.’
31 Ook ik wist niet dat hij het was,
maar ik ben met water komen dopen
opdat híj geopenbaard zou worden aan Israël.”
32 En Johannes getuigde:
“Ik heb de Geest zien neerdalen, als een duif uit de hemel,
en hij bleef op hem rusten.
33 Ik wist niet dat hij het was,
maar wie mij gezonden heeft,
heeft mij gezegd:
‘Op wie ook je de Geest ziet neerdalen
en op hem rusten,
die is het die zal dopen in heilige Geest.’
34 En ik heb het gezien.
En ik heb getuigd:
Déze is de zoon van God!”
Gisteren hoorden we het getuigenis van Johannes: “Ik ben de messias niet!” Vandaag zien we dat Johannes dit niet alleen belijdt met woorden, maar ook met zijn daden, en niet zomaar één keer, maar dat het een levenshouding was.
Omdát hij zijn oog gericht hield op de ánder, heeft hij gezíen dat die Gans Andere al in hun midden stond. Omdát hij erop gericht was dat hij slechts voorloper was van iemand die na hem kwam, durfde hij zonder schrik voor zelfverlies die Andere aanwijzen. Omdát hij leeft in de overtuiging dat die Ander belangrijker is dan hij, zal hij straks ook zijn eigen leerlingen achter hem aan sturen! Hij heeft ‘alleen maar’ de weg te bereiden en te getuigen – maar dat begint bij de levenshouding: ‘ik ben de messias niet’!
Overal waar mensen meer naar de ander verwijzen dan naar zichzelf, opent zich een ruimte waar G-d kan gebeuren. Sommigen zullen dit herkennen en benoemen met de naam Jezus, anderen zullen dat niet zo letterlijk doen, maar in hun midden is hij wel …!
Joh.1,35-42 (4/01/2025)
35 De volgende morgen [na zijn ontmoeting met Jezus]
stond Johannes [de doper] daar weer,
met twee van zijn leerlingen.
36 Toen hij Jezus opmerkte die daar rondwandelde, zei hij:
“Kijk! Het lam van God!”
37 De twee leerlingen hoorden hem dit zeggen
en gingen Jezus achterna.
38 Jezus keerde zich om en zag hen achterna komen.
Hij vroeg hun: “Wat zoeken jullie?”
Ze antwoordden:
“Rabbi – vertaald betekent dit: meester –, waar verblijf jij?”
39 Hij zei: “Kom en zie!”
Dus gingen ze mee en zagen waar hij verbleef,
en ze bleven de hele dag bij hem.
Dat gebeurde op ongeveer het tiende uur.
40 Andreas, de broer van Simon Petrus,
was één van de twee leerlingen die dit van Johannes hoorden
en Jezus waren gevolgd.
41 Voor alles vond hij zijn broer Simon
en zei hem:
“We hebben de messias gevonden
– wat vertaald betekent: de gezalfde [christos] –
42 en hij bracht hem bij Jezus.
Toen Jezus hem zag, zei hij:
“Jij bent Simon, de zoon van Johannes?
Je zult genoemd worden: Kefas.”
– wat vertaald betekent: rots [Gr.: petros – Lat.: petrus]
Johannes bindt zijn leerlingen dus niet aan zichzelf, maar verwijst hen door naar Jezus. Dat is op zich al een bijzondere levenskunst (zie gisteren) – ga maar eens na bij jezelf hoe je je zou voelen als je iets probeert op te bouwen en je adepten vertrekken naar een ander!
Maar wie is die ander? Wíj zeggen: “Ja, natuurlijk zouden we meegaan, want dat is Jezus, de stichter van het Christendom!” Maar dat wisten die leerlingen niet! Voor hen is hij niets anders dan een jongvolwassen man die ‘rondwandelt’ en verhalen vertelt. Er valt echt niet veel te zíen aan hem. Je moet met hem mee-wandelen om het te ervaren!
De leerlingen – op aanwijzen van Johannes – durven dat aan. Én er is blijkbaar ook nog iets anders wat hen drijft: hun verwachting dat de ‘messias’ zou komen. Sinds de gezalfde koning David leefde men in de verwachting dat er een ‘nieuwe koning’ zou opstaan om het volk te leiden. Maar wie zou hem na zo’n 800 jaar herkennen? Alleen wie wakker en hoopvol genoeg is, durft in te gaan op de aanwijzingen van een leermeester die zegt ‘ik ben het níet’, en dan de moed heeft het erop te wagen …
Joh.3,22-30 (11/01/2025)
22 Hierna [na het gesprek met Nicodemus in Jeruzalem]
ging Jezus met zijn leerlingen naar de landstreek van Judea.
Hij verbleef daar enige tijd met hen
en doopte er.
23 Maar ook Johannes doopte er,
in Enan, dicht bij Salem,
omdat daar veel water was.
Men kwam en werd gedoopt,
24 want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen.
25 Er ontstond een discussie
vanuit de leerlingen van Johannes met een Jood
over reiniging.
26 Ze kwamen naar Johannes:
“Meester, diegene die bij jou was aan de overzijde van de Jordaan,
over wie je toen getuigde,
kijk, nu doopt hij
en allen gaan naar hem!”
27 Johannes antwoordde:
“Geen mens kan zich ook maar iets toe-eigenen
als het hem niet gegeven wordt uit de hemel.
28 Jullie zijn zelf mijn getuigen
dat ik heb gezegd:
Niet ik ben de gezalfde [christos-messiah],
maar ik ben gezonden voor hem uit.
29 Wie de bruid heeft,
is de bruidegom.
Maar de vriend van de bruidegom,
die naast hem staat
en zijn stem hoort,
is vol vreugde om de bruidegom.
Welnu, met deze vreugde ben ik vervuld.
30 Hij moet groter worden, ik kleiner.”
Er is ongenoegen tussen Johannes’ leerlingen bij het zien van Jezus die blijkbaar ook doopt (nadat hij zelf door Johannes is gedoopt). Maar voor Johannes hoeft de concurrentiestrijd niet: Geen mens kan zichzelf dopen. Wat daarin gebeurt, is dus geen mensenwerk, dat is iets tussen hemel en aarde en heeft met G-d van doen.
Johannes laat zien, door zijn prediking (een boodschap van ommekeer, van heroriëntatie) én door heel zijn feitelijke levenshouding, dat hij zich wil laten leiden door een beweging van verandering, een beweging die van ‘elders’ komt en die met de komst van Jezus als de Messias verbonden is. Daarom wijst hij telkens weer van zich weg, naar Jezus.
Het is groots, als je zo klein kunt zijn of kleiner durft te worden om ruimte te maken voor een ander. Is dat niet wat echte vrienden doen? Jezelf uit het centrum plaatsen en de ander alle krediet geven.
Joh.8,12-20 (7/04/2025)
12 Jezus nam opnieuw het woord en zei:
“Ik ben het licht van de wereld.
Wie mij volgt, wandelt nooit in duisternis,
maar heeft het licht van het leven.”
13 De farizeeën zeiden hem:
“Jij getuigt over jezelf;
je getuigenis heeft geen waarde.”
14 Jezus antwoordde hen:
“Ook al getuig ik over mezelf,
toch is mijn getuigenis waarachtig,
omdat ik weet vanwaar ik kom en waar ik heenga.
Jullie weten echter niet vanwaar ik kom en waar ik heenga.
15 Jullie oordelen naar het vlees;
ik oordeel niemand.
16 En als ik toch oordeel,
dan is mijn oordeel waarachtig,
omdat ik niet alleen ben,
maar samen met de Vader die mij gezonden heeft.
17 Ook in jullie wet staat geschreven
dat het getuigenis van twee mensen waarheidswaarde heeft.
18 Ik getuig dus over mezelf
én mijn Vader die mij gezonden heeft, getuigt over mij.”
19 Ze zeiden nu tegen hem:
“Waar is die Vader van jou dan?”
Jezus antwoordde:
“Jullie kennen noch mij, noch de Vader.
Als je mij kenden, zou je ook de Vader kennen.”
20 Deze woorden sprak Jezus bij de offerkist in de tempel
[waar veel en allerlei mensen konden komen],
terwijl hij onderricht gaf.
Niemand greep hem,
want zijn uur was nog niet gekomen.
Ik blijf meteen hangen aan de eerste zin: “Wie mij volgt, wandelt nooit in duisternis, maar heeft het licht van het leven.” Is dat geen troostvolle gedachte! Niet echter in de wat sussende betekenis, maar juist eerder in de bekrachtigende en uitdagende zin: Wij hoeven niet bang te zijn van ‘duistere krachten’ wanneer wij Jezus volgen.
In ‘de wereld’ – ook de onze vandaag – is er steeds een mix van duisternis en licht. Soms – óók vandaag? – lijkt die duisternis het te winnen op het licht. Maar Jezus wijst een spoor die net dat licht zoekt, of zelfs dat licht ís.
We wéten natuurlijk wel dat die duisternis vaak hardnekkig het licht bekampt en in eerste instantie zelfs lijkt te overwinnen, maar net daarom is Jezus toezegging zo belangrijk en moeten we die in onze oren, hart en geest knopen. De wereld heeft immers essentiële nood aan licht-mensen! Jezus is er zo een, én hij nodigt mij uit hem daarin te volgen …
Joh.12,1-11 (14/04/april 2025)
1 Zo kwam Jezus zes dagen voor het Paasfeest in Betanië,
waar Lazarus [El-azar/God helpt] woonde,
die hij uit de dood had opgewekt.
2 Men maakte daar voor hem een maaltijd klaar
en Martha bediende.
Ook Lazarus was mee aan tafel met hem.
3 Maria nu nam een litra kostbare pure nardusbalsem,
zalfde daarmee Jezus’ voeten
en droogde ze af met haar haren.
Het hele huis werd vervuld met de geur van de balsem.
4 Daarop zei Judas van Keriot,
een van zijn leerlingen, die hem zou uitleveren:
5 “Waarom heeft zij die balsem niet verkocht voor driehonderd daglonen
en het gegeven aan de armen?”
6 Hij zei dit,
niet omdat hij bezorgd was om de armen,
maar omdat hij een dief was.
Hij had de geldbeurs en wat erin kwam, nam hij eruit.
7 Maar Jezus zei: “Laat haar begaan.
Ze heeft dit bewaard voor mijn begrafenis.
8 De armen hebben jullie altijd bij jullie, mij echter niet.”
9 Veel Joden wisten dus dat Jezus daar was
en zij kwamen, niet alleen om hem,
maar ook om Lazarus te zien,
die hij uit de dood had opgewekt.
10 Daarom beraadslaagden de hogepriesters
ook Lazarus te doden,
11 omdat omwille van hem
veel Joden hun vertrouwen gingen stellen in Jezus.
Een mooi tafereel wordt hier geschetst. Vrienden onder elkaar houden maaltijd, ieder met z’n eigenheid. En te midden van die gasten staat Maria op, ze neemt nardusbalsem en zalft Jezus’ voeten. Nadien droogt ze de voeten af met haar haren. Een liefdevol gebaar.
Ik weet niet welke indruk dit gebeuren op jou maakt, maar voor mij roept het een diepe ontroering op. Ik zie een vrouw. Ze wordt geraakt tot in haar diepste persoon en trekt zich van niemand of niets nog iets aan. Ze deelt het kostbaarste dat ze heeft. Ze heeft de gekste kosten gedaan om haar liefde uit te drukken. Vanuit het niets en in stilte komt ze naar voor om ook weer in stilte te verdwijnen.
En ik? Hoever ga ik in mijn liefde voor hem? Wat ben ik bereid te geven? Een stukje van mijn tijd, mijn leven of mag hij alles, heel mijn leven?
Joh.1,19-28 (2/1/2021)
En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem enige priesters en Levieten [tempeldienaars] afvaardigden om hem te vragen: Wie ben jij?
Hij verklaarde met klem: “Ik ben de gezalfde niet!”
Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan? Ben je Elia?” – Hij zei: “Ik ben niet Elia.”
“Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.”
“Maar wie ben je dan? dat wij een antwoord kunnen geven aan wie ons gezonden hebben. Wat zeg je over jezelf?”
“Ik, ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: Richt de weg van de Heer! [Jes.10,3], zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.
Ook waren er afgezanten van de farizeeën. Zij vroegen hem: “Waarom doop je dan, als je niet de gezalfde bent, noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde: “Ik doop in water. Midden onder jullie staat hij van wie jullie geen weet hebben, de na mij komende die vóór mij is geworden,
van wie ik niet waard ben zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.
“Wie ben je?” Een vraag naar de identiteit van Johannes, maar is er wel ruimte voor het antwoord? Het wordt een dovemansgesprek.
Het beeld dat de religieuze leiders hadden van Johannes stond immers al gegrift in hun gedachten. Vrij zijn van (oordelen, negatief en positief)
om vrij te zijn voor (de mens tegenover jou). Het is voor de priesters (en voor ons) niet evident om zo vrij, open en onbevangen naar Johannes (elke mens) toe te stappen.
Het wordt nog lastiger wanneer die ander je dwars zit, je confronteert met jezelf.
Tot driemaal toe moet Johannes hun beeld ontkrachten (ik ben niet de gezalfde, niet Elia, niet de profeet). Om uiteindelijk te mogen zeggen wie hij dan wél is.
Hij is een stem in de stilte van de woestijn. Hij verwijst door, voorbij zichzelf, naar de Ander, naar degene om wie het écht allemaal gaat.
Hoe mooi zou het zijn als in 2021 mensen wat minder naar zichzelf zouden verwijzen, hun ideeën over de ander zouden loslaten
om ruimte te creëren voor datgene, diegene waar het echt om gaat in het leven?!