Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.21,15-19 (26/5/2023)

15     Nadat ze gegeten hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus:
       “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief,
       meer dan de anderen hier?”
       Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
       Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.”
16     En opnieuw vroeg hij hem:
       “Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief?”
       Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
       Jezus zei hem: “Wees herder voor mijn schapen.”
17     En voor de derde keer vroeg hij hem:
       “Simon, zoon van Johannes, hou je van mij?”
       Petrus werd bedroefd omdat hij dit voor de derde keer vroeg.
       Hij zei: “Heer, jij weet alles. Jij weet dat ik van je houd.”
       Nu zei Jezus: “Weid mijn schapen.
18    Amen, amen, ik zeg jou:
       Toen je jong was, deed je zelf je gordel om
       en ging je waar je wilde,
       maar wanneer je oud wordt,
       zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden
       en je brengen waar je niet wil.”
19    Zo duidde hij aan met wat voor dood hij God zou grootmaken.
       Toen zei hij nog: “Volg mij.”

We maken een sprongetje in het Johannesevangelie. De aanzet zou kunnen doen denken dat dit onmiddellijk volgt op de afscheidsrede, na het laatste avondmaal, maar eigenlijk zijn we hier al na Jezus’ dood, wanneer hij aan zijn leerlingen verschijnt en samen met hen eet aan de rand van het meer. Ook de uitermate pijnlijke gebeurtenis van Petrus die zijn vriend Jezus drie keer flagrant verloochent is achter de rug.
Achter de rug, maar nog niet verteerd … Jezus, zoals hij zijn hele leven mensen heeft geheeld, wil ook zijn vriend Petrus bevrijden van zijn kwelling. Hij geeft hem de kans om tegenover elke verloochening een uiting van liefde te zetten. De drievoudige vraag van Jezus is dus verre van een ‘examen’, of nog minder een steek onder water. Het is de zoveelste blijk van de onmetelijkheid van G-ds Barmhartigheid!
Misschien moest Petrus wel eerst aan den lijve ondervinden hoe groot die goddelijke Barmhartigheid wel kon zijn, eer hij aan zijn leiderschap kon beginnen – want betekent leiderschap in G-ds gemeente niet allereerst: Barmhartigheid brengen?!

Joh.6,51.53-58 (8/06/2023)

51     Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neergedaald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].
53    Jezus zei hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als jullie het vlees van de mensenzoon niet eten
       en zijn bloed niet drinken,
       hebben jullie geen leven in jullie.
54    Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
       heeft het volle leven
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
55    Want mijn vlees is waarachtig voedsel
       en mijn bloed waarachtige drank.
56    Wie mijn vlees herkauwt en mijn bloed drinkt,
       verblijft in mij
       en ik in hem.
57    Zoals de levende Vader mij gezonden heeft
       en ik leef door de Vader,
       zo zal ook wie mij herkauwt
       leven door mij.
58    Zo is het met het brood dat uit de hemel is neergedaald.
       Het is niet zoals met het manna
       dat jullie vaderen aten terwijl ze [toch] gestorven zijn.
       Wie dít brood herkauwt,
       zal leven in volheid.”

Pasen is een dermate groot en inhoudsrijk feest dat de liturgie er niet goed weet mee te stoppen om het te vieren! Zelfs na de 50-daagse paastijd hinkt ze nog wat na om enkele aspecten ervan opnieuw te vieren. Vorige zondag hadden we de Drie-eenheid, vandaag Sacramentsdag, die teruggrijpt naar Witte Donderdag.
Jezus geeft zichzelf, zijn eigen leven, zijn eigen lichaam – vlees, zoals het in de bijbelse taal letterlijk klinkt – ten bate van de mensen voor wie hij leefde. Hij heeft dat letterlijk gedaan, maar tegelijk was het een samenvatting van zijn héle leven. Zijn hele leven – én zijn dood – zijn ‘voedsel’ voor wie ten volle wil leven.
Wij mogen ons hier elke dag ‘voeden’ aan dit beetje Brood/Woord. ‘Herkauw’ het maar! In deze vertaling is het woord met opzet zo expliciet gebleven (zo stáát het er ook), omdat het in de latere spiritualiteitsgeschiedenis een belangrijke rol is beginnen spelen: Wie in het spoor van Jezus G-dgericht wil leven, zal het niet kunnen hebben van wat oppervlakkige ‘christelijke waarden’, maar zal zich Jezus’ leven éigen moeten maken, het ‘beknabbelen’, proeven, ‘doorzwelgen’ (en dat kan wel wat moeite kosten), … tot het iets van jezelf wordt, iets ín jezelf wordt, jezelf wordt …
… en wij ‘lichaam van Christus’ worden in deze wereld …

Joh.12,24-26 (10/08/2023)

24    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft,
       dan blijft hij alleen;
       maar als hij sterft,
       draagt hij overvloedig vrucht.
25    Wie zijn eigen leven liefheeft,
       verliest het;
       wie zijn eigen leven in deze wereld loslaat,
       behoudt het voor het voor het volle leven.
26    Als iemand mij dienstbaar wil zijn,
       moet hij mij volgen,
       en waar ik ben, zal ook mijn dienaar zijn.
       En als iemand mij dienstbaar is, zal de Vader hem eren.

Gisteren ging het over uitkijken naar, verwachten … vandaag wordt ons gevraagd om te sterven, je leven te verliezen. Het lijkt totaal tegengesteld, want wie kijkt er nu naar uit om te sterven en z’n leven te verliezen? Nochtans is dat de enige weg naar het volle leven. Om dit duidelijk te maken gebruikt Jezus een universeel beeld van zaad dat door het donker heen tot nieuw leven wordt.
Diep verborgen in elke mens zit – net als in het zaad – een potentiële kiem, die niet anders wil/kan dan groeien, dat is nu eenmaal z’n wezenskenmerk. De kiem wil tot ontwikkeling komen, uitgroeien en vrucht dragen. Het groeiproces breekt je open.
Het zaad ‘weet’ immers dat het bestemd is om te sterven, om zichzelf te geven. Het zaad ‘weet’ dat het er niet om gaat om z’n buitenkant (prestatie, ego, …) te behouden. Het gaat erom die goddelijke kern – dat wat van binnen zit – tot ontwikkeling te laten komen, te laten groeien zodat het tot volwassenheid kan komen. Alleen zo kom je tot het volle leven en ja dat kost je inderdaad je buitenkant.

Joh.1,47-51 (29/09/2023)

47    Jezus zag Natanaël naar zich toekomen
       en zei over hem:
       “Kijk! Een waarachtige Israëliet,
       iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2]
48    Natanaël vroeg hem:
       “Vanwaar ken jij mij?”
       Jezus antwoordde:
       “Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat,
       zag ik jou!”
49    Nu zei Natanaël:
       “Rabbi, jij bent de zoon van God,
       jij bent de koning van Israël!”
50    Jezus antwoordde hem:
       “Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je?
       Je zult grotere dingen dan deze zien!”
51    En hij zei:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Je zult de hemel geopend zien
       en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen
       op de mensenzoon.”

Het is wat vreemd dat de (rooms-katholieke) kerk deze drie ‘aartsengelen’ viert. Behalve dat Gabriël één keer ten tonele verschijnt bij de aankondiging van de geboorte van Jezus aan Maria, komen ze in het Nieuwe Testament niet voor!
Wél vernoemt Jezus – hier en op meerdere andere plaatsen – engelen ‘tout court’. Dat doet hij zelfs met de grootste vanzelfsprekendheid. En toch blijft hij er tegelijk ook vaag over, of liever: ongedefinieerd. Nergens geeft hij een definitie van wat een engel is of wijst hij er een rechtstreeks aan.
En toch lijken ze er te zijn. Een beetje ongrijpbaar, maar volgens de verhalen dan toch weer soms zichtbaar, hoorbaar, ervaarbaar, …
Volgens het Griekse woord dat de evangelisten ervoor gebruikten, gaat het om een angelos, een boodschapper. En volgens Jezus brengen die zowel boodschappen van G-d uit naar de mens, maar ook van de mens uit naar G-d.
Voor wie en waarmee zal ík vandaag ‘engel’ zijn?

Joh.5,17-30 (2/04/2025)

17    Jezus zei tegen de Joden:
       “Mijn Vader werkt tot nu toe, en ik werk ook!”
18    Hierom zochten ze des te meer om hem te doden,
       omdat hij niet alleen de sabbat losmaakte,
       maar ook God zijn eigen vader noemde,
       waarmee hij zichzelf aan God gelijk maakte.
19    Jezus antwoordde hun:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       De Zoon kan niets uit zichzelf
       tenzij hij het de Vader ziet doen,
       want wat de Vader doet, doet de Zoon evenzo.
20    En de Vader heeft de Zoon lief,
       daarom toont hij hem alles wat hij zelf doet.
       En hij zal hem nog grotere dingen laten doen dan deze.
       Je zult je nog verwonderen!
21    Zoals de Vader de doden opwekt en levend maakt,
       zo maakt ook de Zoon levend wie hij bedoelt.
22    De Vader zelf oordeelt niemand,
       maar het gehele oordeel heeft hij in handen gegeven van de Zoon
23    opdat allen de Zoon zouden eren zoals ze de Vader eren.
       Wie de Zoon niet eert,
       eert ook de Vader niet die hem gezonden heeft.
24    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie mijn woord hoort
       en vertrouwen stelt in wie mij gezonden heeft,
       heeft het volle leven.
       Hij komt niet in het oordeel,
       maar is al overgegaan uit de dood in het leven.
25    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Er komt een uur – ja, het is er al –
       dat de doden de stem van de Zoon van God zullen horen,
       en die luisteren, zullen leven.
26    Zoals de Vader leven heeft in zichzelf,
       zo heeft hij het ook aan de Zoon gegeven
       leven te hebben in zichzelf,
27    en hij heeft hem de volmacht gegeven te oordelen,
       omdat hij mensenzoon is.
28    Verwonder je er dus niet over
       dat er een uur komt waarin de mensen in de graven zijn stem zullen horen
29    en er uit zullen trekken,
       wie het goede gedaan heeft voor opstanding tot leven,
       maar wie het kwade gedaan heeft voor opstanding tot oordeel.
30    Ik kan niets uit mezelf. Ik oordeel naar wat ik hoor.
       En mijn oordeel is rechtvaardig, omdat ik niet míjn wil zoek,
       maar de wil van de Vader die mij gezonden heeft.”

We naderen Pasen. Telkens in de buurt van de grote feesten lezen we meer uit het Johannesevangelie. Hij is immers ‘de theoloog onder de evangelisten’. Hij schrijft – al zo’n 2 generaties na Jezus’ dood – niet zozeer verhalen – laat staan historische verslagen – maar peilt naar het diepe mysterie van wie Jezus was.
Hier gaat het over Jezus’ eenheid met God. Dat er voor de Joden maar één God is, stond als een paal boven water. Het was al eeuwen hun ‘waarmerk’ tussen de andere volken. Die God noemden ze ook – zij het bijzonder schroomvol – Vader, ónze Vader. Maar volgens Johannes zei Jezus: “Míjn Vader,” wat voor de Joden dus teveel klonk als een vereenzelviging met God, wat voor hen onvoorstelbaar was.
Toch is Johannes stellig hierover en laat hij Jezus stevig verder gaan op dit thema. Voor de vroege Christenen was het duidelijk, ook al hadden ook zij moeite om het precies te verwoorden: Inderdaad, er is maar één God (daar zijn Christenen nooit een haarbreed van afgeweken), maar de eenheid tussen Jezus en God is dermate dat mag klinken: “Wat de Vader doet, doet de Zoon evenzo” (Joh.5,19), of: “Wie mij ziet, ziet de Vader.” (Joh.14,9)

Joh.5,31-47 (3/04/2025)

31    “Als ik getuig over mezelf,
       heeft mijn getuigenis geen waarde.
32    Maar er is iemand anders die over mij getuigt
       en ik weet dat zijn getuigenis over mij waar is.
33    Jullie hebben gezanten gezonden naar Johannes
       en hij heeft naar waarheid getuigd.
34    Zelf heb ik het getuigenis van een mens niet nodig,
       maar ik zeg dit tot jullie vrijmaking.
35    Hij was de lamp, brandend en schijnend,
       maar jullie hebben je maar een uur
       in zijn licht willen verheugen.
36    Maar ik heb een getuigenis dat groter is dan dat van Johannes:
       de werken die de Vader aan mij gegeven heeft om te volbrengen.
       Wat ik doe getuigt over mij dat de Vader mij gezonden heeft.
37    En de Vader die mij gezonden heeft,
       heeft zelf over mij getuigd.
       Jullie hebben zijn stem nooit gehoord,
       noch heb je zijn beeltenis gezien
38    en zijn woord heb je niet in je opgenomen,
       omdat je geen vertrouwen stelt in wie hij gezonden heeft.
39    Jullie onderzoeken de Schriften
       omdat je meent daarin het volle leven te vinden.
       Maar zij getuigen juist over mij!
40    En toch wil je niet naar mij komen om leven te vinden.
41    Ik neem geen eer van mensen aan,
42    maar ik weet dat jullie de liefde voor God niet in jullie hebben.
43    Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader
       en je neemt mij niet aan;
       en als een ander komt in zijn eigen naam,
       neem je hem wel aan!
44    Hoe kunnen jullie leven in vertrouwen
       als je wel eer van elkaar aanneemt,
       maar niet de eer van de enige God zoekt?
45    Denk niet dat ik jullie zal aanklagen bij de Vader.
       Degene die jullie zal aanklagen, is Mozes,
       op wie je je hoop had gevestigd.
46    Want als jullie écht in Mozes je vertrouwen hadden gesteld,
       zou je ook je vertrouwen stellen in mij,
       want hij heeft over mij geschreven!
47    Maar als je geen vertrouwen stelt in zijn geschriften,
       hoe zul je dan vertrouwen stellen in mijn woorden?”

Het Johannesevangelie dus … Diepzinnig, complex en condens, ook wel moeilijk soms …
Het gaat hier (o.a.) over getuigenis geven en getuigenis aanvaarden. Johannes de doper getuigde over Jezus, de Joodse overheden en velen van het volk hebben dat niet aanvaard. Jezus getuigde over de Vader, maar ze hebben dat niet aanvaard. Jezus priemt hier nog wat dieper in de wond: de Schriften, die zij toch zo goed kennen, getuigen over hem, maar ze aanvaarden dat getuigenis niet, omdat ze blijven vasthangen aan hun eigen interpretaties.
Dat komt, zegt Jezus in v.44, omdat mensen eerder menselijke eer zoeken, dan de eer van de enige G-d! Dat verblindt hen om de getuigenissen waarachtig te begrijpen.
Dat doet ons vandaag de vraag stellen hoe al of niet verblind wíj zijn. Ontvangen wij de Schrift, de profeten en Jezus met een eerlijk open blik, of bekijken wij ze enkel in het (verblinde) licht van ons eigenbelang?