Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.10,27-30 (11/05/2025)

27    “Mijn schapen geven gehoor aan mijn stem.
       Ik ken ze
       en zij volgen mij.
28    En ik geef ze volheid van leven,
       in der eeuwigheid gaan ze niet verloren,
       en niemand zal ze uit mijn hand roven.
29    Wat de Vader mij gegeven heeft,
       is groter dan alles,
       en niemand is bij machte
       te roven uit de hand van mijn Vader.
30    En ik en de Vader zijn één.”

Het Evangelie van Johannes is een mystieke uitdieping van wat in de drie andere Evangeliën staat. Zij vertellen een mooie parabel van een herder die 99 schapen in de steek laat om dat ene te zoeken. Bij hen ligt de klemtoon op G-d. In een mateloze liefde gaat hij op zoek naar die ene die verloren loopt. Maar hier in het vierde Evangelie verschuift de aandacht van G-d naar Jezus en naar diens rol in heel het proces naar volheid van leven. Hij is de herder en roept de schapen op en dit op een unieke treffende manier. Als het goed zit herkennen zij zijn stem uit de honderd.
Is dat zo? Is dat ook zo voor mij? Hoe persoonlijk en uniek is de relatie tussen Jezus en mij? Roept hij mij zoals geen andere herder roept? En mag hij voor mij uit gaan, ook als ik het lastig krijg en verloren dreig te lopen? Johannes nodigt alvast uit om onze relatie met Jezus verder uit te diepen.

Joh.15,9-17 (14/05/2025)

     Zoals de Vader mij daad-werkelijk heeft liefgehad,
       zo heb ik ook jullie daad-werkelijk liefgehad.
       Verblijf in mijn liefde.
10    Als je mijn Wijzingen be-waart [= behouden door waar te maken],
       zul je in mijn liefde verblijven,
       zoals ik ook de Wijzingen van mijn Vader heb be-waard
       en in zijn liefde verblijf.
11    Ik heb deze dingen tegen jullie gezegd
       opdat mijn vreugde in jullie zou verblijven
       en jullie vreugde vol zou worden!
12    Dit is mijn Wijzing:
       Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben
       zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad.
13    Geen grotere liefde kan iemand hebben
       dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren.
14    Jullie zijn mij dierbaar.
       Doe dan wat ik jullie Wijs.
15    Ik noem jullie geen dienaren,
       want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
       maar ik heb jullie genoemd dierbaren,
       omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord,
       heb leren kennen aan jullie.
16    Niet jullie hebben mij uitgekozen,
       nee, ik heb jullie uitgekozen.
       Ik heb jullie ingezet
       om op weg te gaan en vrucht te dragen
       – vruchten die blijvend zijn –
       en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam,
       hij het jullie geeft.
17    Dit is mijn Wijzing voor jullie:
       Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.

Vandaag feestdag van ‘de 13de apostel’. In het boek Handelingen van de apostelen (1,15-26) lezen we hoe Mattias toegevoegd wordt aan de leerlingengroep na de dood van Judas. Uit-der-aard is er van hem nog geen sprake in het Evangelie, dus kiest men het algemene uitspraken van Jezus, waar hij zijn leerlingen – of juister: zijn vrienden – opdraagt in zijn naam gezonden te worden en vruchten te dragen.
Die ‘13de apostel’ is dus ook elk van ons. Ook wij – ook ík – zijn toegevoegd aan de oorspronkelijke leerlingengroep met de opdracht in zijn liefde verbonden te blijven en op weg te gaan. Vreugde en vruchtbaarheid zullen ons deel zijn, zo garandeert Jezus ons!
Durf ik dat geloven/vertrouwen? Durf ik de gedachte én de realiteit toelaten dat ik uitgekozen ben door hem? Durf ik G-ds woord – Jezus zelf! – zó in mij binnen te laten dat ik het liefheb en daardoor vrucht laat dragen, daad-werkelijk?

Joh.1,1-18 (31/12/2020)

Als beginsel was het Woord [logos – dabar]
en het Woord was van God uit,
ja, God was het Woord,
het was het beginsel van God uit.
Alles is erdoor ontstaan
en erzonder is er niets ontstaan.
Daar was leven in
en het leven was het licht van de mensen.
Het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis kon het niet omvatten.

Er was een mens,
gezonden door God,
zijn naam was Johannes.
Het was zijn taak getuige [marturein – martelaar] te zijn
zodat hij zou getuigen van het licht,
zodat velen zouden vertrouwen door hem.
Niet hijzelf was het licht,
hij was getuige van het licht.

Het [Woord] was het waarachtige licht
dat iedere mens verlicht
komende in de wereld.
Het was in de wereld
– de wereld is door hem ontstaan –
en toch heeft de wereld hem niet bekend.
Hij kwam in het zijne,
en toch hebben de zijnen hem niet aangenomen.
Maar al wie hem wel hebben aangenomen,
aan wie vertrouwt op zijn naam,
heeft hij volmacht gegeven
kinderen van God te worden.
Zij zijn niet uit bloed,
noch uit vlees, noch uit de wil [van een mens],
maar uit God geboren.
Het Woord is vlees geworden
en heeft in ons zijn tent opgeslagen.
Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd,
een heerlijkheid als van de eniggeborene van een vader,
vol genade en waarheid.

Johannes getuigt over hem. Hij riep:
“Deze was het van wie ik zei:
Die na mij komt,
is vóór mij geworden,
want hij was eerder dan ik.”
Uit zijn volheid
hebben wij allen ontvangen,
onuitputtelijke genade.
Ja, de wet is door Mozes gegeven,
maar genade en waarheid
zijn door Jezus de gezalfde [Christos – Messiah] geworden.
Niemand heeft ooit God gezien,
maar de eniggeboren zoon,
die is in de schoot van de vader,
die heeft hem doen kennen.

Johannes (de evangelist) wist het nog, dat wat wij ondertussen reeds lang vergeten zijn
– dit jaar mochten we het (noodgedwongen) weer even ervaren – nl. dat Kerstmis een feest van stilte is, een stilte die stiller is dan stil.
In die stilte kan je een spreken horen dat van een andere orde is dan onze menselijke woorden, onze menselijke taal.
In die stilte kunnen we opnieuw het Woord horen, het Woord dat leven schiep te midden van alle chaos.
Het Woord dat mens wordt in een weerloos, klein, nietig mensje, een kind, te jong nog om zelf te spreken.
Dat Woord, vraagt om antwoord. Het brengt ons terug naar de meest essentiële levensvragen. Vanwaar komen wij, waar gaan we naartoe?
Waar vinden wij onze oorsprong en waartoe zijn wij, mensen, bestemd?
Johannes getuigt van hem die ons het antwoord doet kennen. Een antwoord dat oplicht doorheen het alerte zorgzaam omgaan met elkaar.
Een antwoord dat kan groeien als wij ons leven verbinden aan Hem en aan de meest kwetsbaren.
Een antwoord dat wáár wordt, op de meest ondenkbare, de meest uitzichtloze plaatsen.
Laten wij erover spreken (dabar) zo dat heel ons leven getuigen wordt van dat Woord.

Joh.17,20-26 (25/05/2023)

20    Niet alleen voor hen bid ik,
       maar ook voor wie door hún woord
       nog zullen vertrouwen in mij;
21    opdat allen één zijn, Vader,
       zoals Jij in mij en ik in Jou;
       opdat ook zij in ons één zijn;
       opat de wereld zou geloven
       dat Jij mij hebt gezonden.
22    En ik heb de grootsheid die Jij mij gegeven hebt
       ook aan hen gegeven;
       opdat zij één zijn
       zoals wij één zijn;
23    ik in hen
       en Jij in mij
       opdat zij voltooid zouden zijn tot één;
       en opdat de wereld erkent
       dat Jij mij gezonden hebt
       en hen daad-werkelijk hebt liefgehad
       zoals Jij mij hebt liefgehad.
24    Vader,
       diegene die Jij mij gegeven hebt,
       het is mijn bedoeling
       dat ook zij zijn waar ik ben
       samen met mij;
       opdat zij aanschouwen mijn grootsheid
       die Jij mij gegeven hebt
       omdat Je mij hebt liefgehad
       nog vóór de grondvesting van de wereld.
25    Integere Vader,
       de wereld heeft Jou niet erkend,
       maar ik heb Jou erkend
       en dezen hebben erkend
       dat Jij mij gezonden hebt;
26    en ik heb hen
       Jouw naam bekend gemaakt
       en zal die blijven bekend maken
       opdat de daad-werkelijke liefde
       waarmee Jij mij hebt liefgehad
       ook in hen is en ik in hen.

In zijn afscheidsgebed laat Jezus zijn blik ruim uitdeinen. Enerzijds bidt hij helemaal ‘in’ G-d, anderzijds ook helemaal ‘in’ zijn leerlingen, en over hun schouders heen ook naar allen die door de leerlingen nog tot geloof zullen komen. Hij bidt dus voor … ons! Hij bidt voor míj!
Het kan misschien een enigszins bevreemdende gedachte zijn, maar het is o zo bevrijdend – en was Jezus niet gekomen om mensen vrij te maken? – dat Jezus ook met mij vandaag die innige verbinding aangaat. Mijn leven krijgt diezelfde weidsheid als ik mij ‘in Jezus’ laat trekken! ‘Geloven’ gaat niet over ‘denken aan iemand van lang geleden’. Net in de Verrijzenis en de krachtwerking van de Geest blijkt dat ‘geloven’ gaat over de ontmoeting met de Lévende, hier en nu, vandaag in mijn leven. G-d wordt werkelijk in deze wereld, als wij hem werkelijk laten worden in ons eigen leven. En dat kunnen wij door ‘Jezus achterna’ te gaan, zijn spoor te volgen, en als wij dat spoor volgen, komen we uit in de goddelijk-afgrondelijke diepte … van ons eigen wezen …

Joh.5,1-3a.5-16 (1/04/2025)

     Later was er een feest van de Joden
       en Jezus ging op naar Jeruzalem.
     In Jeruzalem nu, bij de Schaapspoort, is er een vijver,
       die in het Hebreeuws Betesda/Bethzatha genoemd wordt,
       en vijf zuilengangen heeft.
     In die gangen lag altijd een groot aantal zieken, verlamden en verdorden.
     Er was daar ook iemand die al achtendertig jaar ziek was.
     Jezus zag hem liggen
       en wetende dat hij daar al lang lag, vroeg hij hem:
       “Is het je bedoeling gezond te worden?”
     De zieke antwoordde hem:
       “Heer, ik heb geen mens die,
       wanneer het water in beroering komt,
       mij in de vijver helpt,
       en terwijl ik het zelf probeer, daalt een ander vóór mij erin af.”
     Jezus zei tegen hem:
       “Ontwaak! Neem je draagbaar en wandel!”
     Onmiddellijk werd hij gezond, nam zijn draagbaar en wandelde rond. Die dag was een sabbat.
10    Daarom zeiden de Joden tot de genezene: “Het is sabbat.
       Het is je niet geoorloofd je draagbaar op te nemen.”
11    Hij antwoordde hun:
       “Degene die mij gezond heeft gemaakt,
       híj heeft mij gezegd: neem je draagbaar en wandel.”
12    Ze vroegen hem dus:
       “Wie is die mens, die jou gezegd heeft ‘neem je draagbaar en wandel’?”
13    Maar de genezene wist niet wie het was.
       Jezus had zich ondertussen teruggetrokken in de menigte.
14    Later vond Jezus hem in de tempel en zei hem:
       “Kijk! Je bent nu gezond geworden.
       Zondig [verwijder] je niet meer opdat er je niets ergers overkomt.”
15    De genezene ging weg en berichtte aan de Joden
       dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had.
16    Hierom begonnen de Joden Jezus te (ver)volgen
       en zochten ze hem te doden,
       omdat hij zo’n dingen deed op sabbat.

We kennen het onderhand wel wat, die o zo andere houding van Jezus t.o.v. de farizeeën – en dus ook de oproep te durven zien waar wij farizeïsch doen en meer op Jezus zouden kunnen gaan gelijken. Maar hier spant het wel de kroon! 38 jaar lang hebben ze niet naar de man omgekeken, en nu hij genezen is verwijten ze hem dat! Overigens: dat doen niet alleen de farizeeën, álle omstaanders – en dat zijn er wel wat op een publieke plaats in 38 jaar tijd! – laten de zieke man liggen (je zou ‘passend’ ook kunnen zeggen: vallen).
Het voornaamste wat Jezus anders doet is: hem zíen!, hem aanspreken, én werkelijk luisteren naar wat hij te zeggen heeft. Dit ‘andere’, hoe gewoon het er ook uitziet, maar het is radicaal verschillend van wat ‘de omstaanders’ doen, geneest de man!
Het heeft hier al vaak geklonken: Ook wij kunnen vandaag mensen genezen! En het Jezus-recept is simpel: Zíe de mens met een vraag, een nood, rond je; wees zó nabij dat je hem of haar kunt aanspreken, op een toon die niet betuttelend is, maar louter mede-levend; en luister naar wat die werkelijk vertelt. Je zult verwonderd zijn van het ‘resultaat’!

Joh.8,21-30 (8/04/2025)

21    Opnieuw zei Jezus tegen hen [de farizeeën en schriftgeleerden]:
       “Ik ga heen en jullie zullen mij zoeken,
       maar in je zonden zul je sterven.
       Waar ik heen ga, kunnen jullie niet komen.”
22    De Joden zeiden daarop:
       “Hij zal toch niet zichzelf doden,
       omdat hij zegt ‘waar ik heen ga, kunnen jullie niet komen’?”
23    Jezus zei hen:
       “Jullie zijn uit de beneden-dingen,
       ik ben uit de boven-dingen;
       jullie zijn van deze wereld,
       ik ben niet van deze wereld.
24     Ik heb jullie dus gezegd
       dat je zult sterven in je zonden,
       want als je er niet op vertrouwt dat ‘ik-ben’
       zul je sterven in je zonden.”
25    Ze vroegen hem nu: “Wie ben jij dan?”
       En Jezus zei:
       “Wat ik van het begin al tegen jullie zei!
26    Veel heb ik over jullie te zeggen en te oordelen.
       Degene die mij gezonden heeft is waarachtig
       en wat ik van hem gehoord heb,
       zeg ik tot de wereld.”
27    Zij herkenden niet dat hij hen over de Vader sprak.
28    Dus zei Jezus verder:
       “Wanneer jullie de mensenzoon omhoog zullen hebben geheven,
       dan zullen jullie herkennen dat ‘ik-ben’
       en dat ik niets doe uit mezelf,
       maar dat ik uitspreek
       wat mijn Vader mij geleerd heeft.
29    Die mij gezonden heeft, is met mij;
       de Vader heeft mij niet alleen gelaten,
       omdat ik altijd doe wat hem lief is.”
30    Toen hij zo sprak,
       gingen velen hun vertrouwen stellen in hem.

Het blijft gaan over het diepe Mysterie van Jezus’ eenheid met de Vader. Het is dan ook onuitputtelijk. De farizeeën en schriftgeleerden geraakten er niet uit. Nóg iets wat we met hen gemeenschappelijk hebben! Wat hopelijk een verschil is tussen ons en hen, is of we dan maar zijn boodschap van ons afschuiven of er net geboeid door raken.
Wat zijn die ‘boven-dingen’ en ‘beneden-dingen’? Het klinkt voor ons al snel als iets geografisch, ergens in de ruimte gesitueerd. Of misschien ook als wat men lang ‘bovennatuur’ heeft genoemd, maar al evenzeer een misleidende benaming is, alsof het dan gaat over iets ‘boven’ (en lees ook: beter dan) de gewone natuur.
Jezus was zelf tegelijk helemaal G-d en mens. Het goddelijke laat zich dus blijkbaar invoegen in het menselijke, en omgekeerd! Wie leert kijken – en Jezus is daar een uitmuntende leermeester voor – zal het goddelijke in het menselijke leren zien. En wie het geduld heeft te groeien – en ook daarin Jezus ultiem te volgen – zal ook het menselijke in het goddelijke zien!