Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.5,31-47 (3/04/2025)

31    “Als ik getuig over mezelf,
       heeft mijn getuigenis geen waarde.
32    Maar er is iemand anders die over mij getuigt
       en ik weet dat zijn getuigenis over mij waar is.
33    Jullie hebben gezanten gezonden naar Johannes
       en hij heeft naar waarheid getuigd.
34    Zelf heb ik het getuigenis van een mens niet nodig,
       maar ik zeg dit tot jullie vrijmaking.
35    Hij was de lamp, brandend en schijnend,
       maar jullie hebben je maar een uur
       in zijn licht willen verheugen.
36    Maar ik heb een getuigenis dat groter is dan dat van Johannes:
       de werken die de Vader aan mij gegeven heeft om te volbrengen.
       Wat ik doe getuigt over mij dat de Vader mij gezonden heeft.
37    En de Vader die mij gezonden heeft,
       heeft zelf over mij getuigd.
       Jullie hebben zijn stem nooit gehoord,
       noch heb je zijn beeltenis gezien
38    en zijn woord heb je niet in je opgenomen,
       omdat je geen vertrouwen stelt in wie hij gezonden heeft.
39    Jullie onderzoeken de Schriften
       omdat je meent daarin het volle leven te vinden.
       Maar zij getuigen juist over mij!
40    En toch wil je niet naar mij komen om leven te vinden.
41    Ik neem geen eer van mensen aan,
42    maar ik weet dat jullie de liefde voor God niet in jullie hebben.
43    Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader
       en je neemt mij niet aan;
       en als een ander komt in zijn eigen naam,
       neem je hem wel aan!
44    Hoe kunnen jullie leven in vertrouwen
       als je wel eer van elkaar aanneemt,
       maar niet de eer van de enige God zoekt?
45    Denk niet dat ik jullie zal aanklagen bij de Vader.
       Degene die jullie zal aanklagen, is Mozes,
       op wie je je hoop had gevestigd.
46    Want als jullie écht in Mozes je vertrouwen hadden gesteld,
       zou je ook je vertrouwen stellen in mij,
       want hij heeft over mij geschreven!
47    Maar als je geen vertrouwen stelt in zijn geschriften,
       hoe zul je dan vertrouwen stellen in mijn woorden?”

Het Johannesevangelie dus … Diepzinnig, complex en condens, ook wel moeilijk soms …
Het gaat hier (o.a.) over getuigenis geven en getuigenis aanvaarden. Johannes de doper getuigde over Jezus, de Joodse overheden en velen van het volk hebben dat niet aanvaard. Jezus getuigde over de Vader, maar ze hebben dat niet aanvaard. Jezus priemt hier nog wat dieper in de wond: de Schriften, die zij toch zo goed kennen, getuigen over hem, maar ze aanvaarden dat getuigenis niet, omdat ze blijven vasthangen aan hun eigen interpretaties.
Dat komt, zegt Jezus in v.44, omdat mensen eerder menselijke eer zoeken, dan de eer van de enige G-d! Dat verblindt hen om de getuigenissen waarachtig te begrijpen.
Dat doet ons vandaag de vraag stellen hoe al of niet verblind wíj zijn. Ontvangen wij de Schrift, de profeten en Jezus met een eerlijk open blik, of bekijken wij ze enkel in het (verblinde) licht van ons eigenbelang?

Joh.7,1-2.10.25-30 (4/04/2025)

     Hierna trok Jezus rond in Galilea.
       Hij wilde dat niet in Judea doen
       omdat de Joden hem zochten te doden.
     Het Joodse Loofhuttenfeest was nabij.
10    Maar toen zijn broers vertrokken waren naar het feest,
       ging hij zelf ook,
       maar niet openlijk, maar in het verborgene.
25    Nu zeiden sommige Jeruzalemmers:
       “Is dat niet degene die ze zoeken te doden?
26    En kijk, hij staat hier vrijmoedig te spreken
       en ze zeggen niets.
       Zouden de oversten werkelijk erkend hebben
       dat hij de Gezalfde [christos / messiah] is?
27    Maar van hem weten we vanwaar hij is,
       terwijl als de Gezalfde komt
       niemand weet vanwaar hij is.”
28    In zijn onderricht in de tempel riep Jezus daarom uit:
       “Ja, jullie kennen mij! Ja, je weet vanwaar ik ben!
       Maar ik ben niet uit mezelf gekomen,
       het is de waarachtige die mij gezonden heeft
       en die kennen jullie niet.
29    Maar ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom
       en hij mij gezonden heeft.”
30    Ze zochten hem dus te grijpen,
       maar niemand sloeg de hand aan hem
       omdat zijn uur nog niet gekomen was.

Er staan nogal wat ogenschijnlijke tegenstrijdigheden in dit korte stukje Evangelie. Trekt Jezus nu rond in Galilea, of gaat hij naar Jeruzalem? Beide blijkbaar, ook al staat er dat hij niet wílde naar Jeruzalem gaan. Doet hij dat nu verborgen of openlijk? Beide blijkbaar, ook al staat er dat hij het niet openlijk wílde doen.
Moet die ogenschijnlijke tegenstrijdigheid aangeven dat ook de afkomst van Jezus ogenschijnlijk tegenstrijdig is? Ja, “ze weten waar hij vandaan is”, maar weten ze dat echt? De evangelist wil net aangeven dat de uiterlijkheid van Jezus’ voorkomen, maar een oppervlaktelaag is. De wérkelijke laag ligt veel dieper.
Ín zijn eigen persoon brengt Jezus die dubbelheid samen. Hij is de brugfiguur tussen G-d en mens. Ultiem zal hij dat waarmaken en laten blijken in zijn sterven en verrijzen, maar dat kan alleen op “zijn uur”. Tot zolang moet hij leven in die ogenschijnlijke paradoxen.
Zijn wij bereid het in die ogenschijnlijke tegenstrijdigheden met hem uit te houden?

Joh.8,31-42 (9/04/2025)

31    Toen Zei Jezus tegen de Joden die in hem hun vertrouwen gingen stellen:
       “Als jullie verblijven in mijn woord,
       zijn jullie waarachtig leerling van mij
32    en zul je waarachtig kennen.
       En waarachtigheid zal je vrij maken.”
33    Ze antwoordden hem:
       “Wij zijn nakomelingen van Abraham
       en nooit iemands onderhorige geweest. [wbt geloof]
       Hoe kun je dan zeggen dat we vrij zullen worden?”
34    Jezus antwoordde hun: “Amen, amen, ik zeg jullie:
       Ieder die zonde doet [zich verwijdert van God en mens],
       is een slaaf van de zonde.
35    De slaaf blijft niet voor altijd in het huis;
       de zoon blijft voor altijd.
36    Als dus de zoon jullie heeft vrijgemaakt,
       dan pas zul je werkelijk vrij zijn.
37    Ik weet dat jullie nakomelingen van Abraham zijn.
       En toch tracht je mij te doden
       omdat mijn woord geen ruimte vindt in jullie.
38    Ik spreek uit wat ik heb gezien bij mijn Vader;
       zo doen ook jullie wat je gezien hebt bij jullie vaders.”
39    Ze antwoordden hem: “Onze vader is Abraham!”
       Maar Jezus zei hun:
       “Als je kinderen van Abraham bent,
       doe dan de werken die Abraham deed.
40    Maar jullie trachten mij te doden
       – mij, een mens die tegen jullie waarheid spreekt,
       die ik van God heb gehoord –
       zoiets doet Abraham niet.
41    Jullie doen de werken van jullie vaders.”
       Nu zeiden ze hem:
       “Wij zijn geen bastaardkinderen! Wij hebben één Vader: God!”
42    Jezus zei daarop tegen hen:
       “Als God jullie Vader was,
       zou je mij daad-werkelijk liefhebben.
       Ik ben immers van God uitgegaan, toen ik kwam.
       Ik ben niet uit eigen naam gekomen,
       maar hij heeft mij gezonden.”

Door de tijden heen zijn er veel slogans gebruikt om vrijheid te definiëren, waarvan sommige zeer misleidend waren. De maatschappij definieert vrijheid vaak als het recht om je eigen keuzes te maken, zolang deze geen schade toebrengen aan anderen. Deze opvatting suggereert dat zolang je acties geen negatieve invloed hebben op iemand anders, jij je echt vrij kunt noemen. Vrij zijn heb je dus zelf in de hand.
In het Evangelie van vandaag verkondigt Jezus: "Waarachtigheid zal je vrij maken”. En hij zegt ook dat ware vrijheid in hem te vinden is: "Als de zoon jullie heeft vrijgemaakt, dan pas zul je werkelijk vrij zijn." Het is simpel. Buiten hem zal er geen vrijheid zijn.
Jezus zegt dus iets heel anders. Het gaat er niet om de eigen verlangens te volgen, maar te leven in overeenstemming met Gods wil. Ware vrijheid is het vermogen om de persoon te worden die God voor jou bedoeld heeft. Ware vrijheid bevrijdt je van angst en alles wat je tegenhoudt om je ware zelf te worden, om waarachtig te leven.

Joh.13,1-15 (17/04/2025)

1      Het was voor het Paasfeest.
       Jezus wist dat voor hem het uur gekomen was
       dat hij uit deze wereld zou overgaan naar de Vader.
       Hij had de mensen in deze wereld daad-werkelijk liefgehad
       en zou ze daad-werkelijk liefhebben tot de voltooiing.
2      Het gebeurde tijdens de maaltijd [het Joodse Paasmaal].
       De tweedrachtzaaier [diabolos] had het al in het hart geprent
       van Judas, de zoon van Simon van Keriot,
       dat hij Jezus zou uitleveren.
3      Jezus wist dat alles hem in handen was gegeven,
       dat hij van God was uitgegaan
       en naar God terugkeerde.
4      Hij stond op van de maaltijd,
       legde zijn bovenkleed af,
       nam een linnen doek
       en omgordde daarmee zichzelf.
5      Vervolgens deed hij water in een wasbekken
       en begon de voeten van de leerlingen te wassen
       en af te drogen met de linnen doek waarmee hij was omgord.
6      Zo kwam hij bij Simon Petrus
       en deze zegt hem:
       “Heer, was jíj míjn voeten?”
7      Jezus antwoordde:
       “Wat ik doe, begrijp je nu nog niet,
       maar later zul je het herkennen.”
8      Petrus zei opnieuw:
       “Tot in de eeuwigheid zul jij mijn voeten niet wassen!”
       Maar Jezus antwoordde hem:
       “Als ik je niet mag wassen,
       kun geen deelgenoot zijn van mij.”
     Nu zei Simon Petrus hem:
       “Heer, was dan niet alleen mijn voeten,
       maar ook mijn handen en mijn hoofd!”
10    Jezus antwoordde:
       “Wie een bad heeft genomen,
       hoeft zich niet meer te laten wassen,
       behalve de voeten.
       Hij is al gereinigd.
       En jullie zijn rein – hoewel niet allemaal.”
11    Hij wist immers wie hem zou uitleveren.
       Daarom zei hij: Jullie zijn niet allemaal rein.
12    Toen hij dan hun voeten had gewassen
       en zijn kleren aangetrokken,
       ging hij weer aanliggen.
       Hij zei hen:
       “Herken je wat ik jullie heb gedaan?
13    Jullie noemen mij ‘heer’ en ‘meester’
       – en dat doen jullie terecht, want dat ben ik.
14    Maar als ik, de ‘heer’ en ‘meester’,
       jullie de voeten heb gewassen,
       moeten ook jullie elkaar de voeten wassen.
15    Ik heb jullie een voorbeeld gegeven
       opdat jullie het ook zo zouden doen
       zoals ik het heb gedaan.”

 

WITTE DONDERDAG

Wat zou Jezus hebben gedacht
op de ochtend van deze nieuwe dag?

Wat wordt het vanavond,
een vriendenmaal
of een verraderspartij?
Wat is het toch met het hart van de mens
dat beide samen kunnen gaan?
En ik zal hen hoe dan ook
dienen – de voeten wassen zelfs.
Ze zullen mijn vrienden wórden
als ik hen als mijn vrienden behandel,
herschapen naar G-ds Woord.
En ik zal mijn leven
breken – in het brood
om het hen te kunnen geven
en zij het verder kunnen uitdelen.

Wat moet ik denken?
Zouden ze het doen?

Joh.21,1-14 (25/04/2025)

     Na dit alles toonde Jezus zichzelf opnieuw aan de leerlingen
       bij het meer van Tiberias. [= het meer van Galilea]
       Dit verliep als volgt:
     Simon Petrus, Tomas de tweeling,
       Natanaël van Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs
       en twee andere van zijn leerlingen waren er bijeen.
     Simon Petrus zei: “Ik ga vissen.”
       En zij antwoordden: “Dan gaan wij met je mee.”
       Ze klommen in de boot, maar die nacht vingen ze niets.
     Toen het al ochtend begon te worden,
       stond Jezus aan de oever.
       De leerlingen wisten echter niet dat het Jezus was.
     Jezus zei hen: “Jongens, hebben jullie iets voor bij het eten?”
       Ze antwoordden hem: “Nee …!”
     Nu zei hij hen: “Werp het net uit naar de rechterkant van de boot en je zult wat vinden.”
       Ze deden dat, maar konden het net niet meer optrekken
       door de grote hoeveelheid vissen.
     De leerling, die Jezus erg genegen was, zei tegen Petrus:
       “Het is de Heer!”
       Toen Simon Petrus dit hoorde, trok hij zijn bovenkleed weer aan en sprong in het water.
     De andere leerlingen kwamen met het bootje.
       Ze waren niet ver van het land, ongeveer tweehonderd el [= ca. 100m]
       en sleepten het net met de vissen mee.
     Toen ze aan land stapten, zagen ze een houtskoolvuur
       met vis erop en brood.
10    Nu zei Jezus:
       “Breng wat van de vissen die je nu gevangen hebt.”
11    Simon Petrus klom in de boot en trok het net op het land.
       Het zat vol grote vissen: honderddrieënvijftig,
       en ondanks de grote hoeveelheid scheurde het net niet.
12    Jezus zei hen: “Kom eten.”
       Niemand van de leerlingen durfde hem te vragen ‘wie ben jij’,
       terwijl ze wel wisten dat het de Heer was.
13    Maar Jezus nam het brood en gaf het hun. Zo ook met de vis.
14    Dit was de derde keer dat Jezus zich aan de leerlingen toonde
       sinds hij was opgestaan uit de dood.

Wat mij opvalt in deze verhalen is de merkwaardige vermenging van vermoeden en herkenning, van twijfel en zekerheid. Er is de ongrijpbaarheid van Jezus, het mysterieuze dat rond hem hangt. Er is die wonderlijke sfeer van stil zwijgen, van halve woorden en hele gebaren, dingen die gedaan worden – brood en vis breken en delen – en een diepere lading verraden. Je proeft een dubbele sfeer, van uitbundigheid en overvloed aan de ene kant – ik ga vissen, Petrus die impulsief het water inspringt, de overdadige visvangst – en tegelijk aan de andere kant die schroomvolle gereserveerdheid. Alsof men bang is de mystieke stilte die deze ochtend rondom hen hangt, te doorbreken. Niemand durft hem te vragen wie hij was …
Pasen is een geheim. Het wordt uit de stilte geboren en openbaart zich in de stille eenvoud van brood en vis. In de stilte van de ochtend. De stilte van een nieuwe dag… als de schepping ontwaakt, als alles nog mogelijk is. Pasen openbaart zich wanneer de dag, het hele leven, als een belofte voor je openligt.

Joh.20,19-31 (27/04/2025)

19   Toen het dan avond was, op die eerste dag,
       waren de leerlingen bijeen,
       met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden.
       Jezus kwam, hij stond in hun midden,
       en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom]
20   En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
       De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen.
21   Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie!
       Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
22   Toen blies hij over hen en zei:
       “Ontvang de heilige Geest-adem.”
23   Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft],
       dan worden ze losgelaten;
       als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
24   Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd,
       één van de twaalf,
       was niet bij hen toen Jezus kwam.
25   De andere leerlingen zeiden hem:
       “We hebben de Heer gezien!”
       Maar hij zei tegen hen:
       Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie
       en er mijn vingers in kan steken,
       en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen,
       hoe kan ik het dan vertrouwen?”
26  Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen
       en nu was Tomas er wel bij.
       Jezus kwam – terwijl de deuren gesloten waren –
       in hun midden
       en zei: “Vrede voor jullie!”
27   Daarna zei hij tegen Tomas:
       “Kom met je vinger, kijk naar mijn handen,
       kom met je hand en leg die in mijn zijde.
       Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!”
28   Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!”
29   Jezus zei hem:
       “Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen.
       Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
30   Jezus heeft nog veel andere tekens gedaan
       voor de ogen van zijn leerlingen.
       Ze zijn niet allemaal opgeschreven in dit boek.
31   Maar deze zijn wel opgeschreven
       opdat je zou gaan vertrouwen dat Jezus de Gezalfde is,
       de Zoon van God,
       en opdat jij, door dit vertrouwen,
       zou léven, in zijn Naam!

De naam Tomas betekent tweeling, een toepasselijk naam voor deze leerling. In zichzelf ervaart hij een dubbelheid: weten of geloven. (Misschien is hij wel model voor elke mens.) Hij wil geloven én toch verlangt hij naar tastbaar bewijs. Het getuigenis van de anderen is blijkbaar te zwak voor hem. Hij wil de wonden aanraken, en dwars door de wonden heen ervaren dat daar een nieuw leven opengaat.
Mij raakt het dat Jezus Tomas de gelegenheid geeft om zijn wonden aan te raken. Hij veroordeelt Tomas niet om zijn kritische houding, maar brengt hem erdoorheen tot inzicht. Hij vraagt hem: “Kijk de wonden aan, loop er niet omheen of van weg. Voel, ga er doorheen en laat je openbreken voor de mysterievolle weg die zich daar opent.”
Je kan dit gebeuren niet forceren. Het is niet maakbaar, maar je kan er voor openstaan en het in vertrouwen en verlangen verwachten. In Tomas gebeurt het. Hij belijdt: “Mijn Heer, mijn God!” Hij laat de beweging die van G-d uitgaat toe en wordt opengebroken. Hij leert te geloven voorbij het redeneren en vastgrijpen.