Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.8,21-30 (8/04/2025)
21 Opnieuw zei Jezus tegen hen [de farizeeën en schriftgeleerden]:
“Ik ga heen en jullie zullen mij zoeken,
maar in je zonden zul je sterven.
Waar ik heen ga, kunnen jullie niet komen.”
22 De Joden zeiden daarop:
“Hij zal toch niet zichzelf doden,
omdat hij zegt ‘waar ik heen ga, kunnen jullie niet komen’?”
23 Jezus zei hen:
“Jullie zijn uit de beneden-dingen,
ik ben uit de boven-dingen;
jullie zijn van deze wereld,
ik ben niet van deze wereld.
24 Ik heb jullie dus gezegd
dat je zult sterven in je zonden,
want als je er niet op vertrouwt dat ‘ik-ben’
zul je sterven in je zonden.”
25 Ze vroegen hem nu: “Wie ben jij dan?”
En Jezus zei:
“Wat ik van het begin al tegen jullie zei!
26 Veel heb ik over jullie te zeggen en te oordelen.
Degene die mij gezonden heeft is waarachtig
en wat ik van hem gehoord heb,
zeg ik tot de wereld.”
27 Zij herkenden niet dat hij hen over de Vader sprak.
28 Dus zei Jezus verder:
“Wanneer jullie de mensenzoon omhoog zullen hebben geheven,
dan zullen jullie herkennen dat ‘ik-ben’
en dat ik niets doe uit mezelf,
maar dat ik uitspreek
wat mijn Vader mij geleerd heeft.
29 Die mij gezonden heeft, is met mij;
de Vader heeft mij niet alleen gelaten,
omdat ik altijd doe wat hem lief is.”
30 Toen hij zo sprak,
gingen velen hun vertrouwen stellen in hem.
Het blijft gaan over het diepe Mysterie van Jezus’ eenheid met de Vader. Het is dan ook onuitputtelijk. De farizeeën en schriftgeleerden geraakten er niet uit. Nóg iets wat we met hen gemeenschappelijk hebben! Wat hopelijk een verschil is tussen ons en hen, is of we dan maar zijn boodschap van ons afschuiven of er net geboeid door raken.
Wat zijn die ‘boven-dingen’ en ‘beneden-dingen’? Het klinkt voor ons al snel als iets geografisch, ergens in de ruimte gesitueerd. Of misschien ook als wat men lang ‘bovennatuur’ heeft genoemd, maar al evenzeer een misleidende benaming is, alsof het dan gaat over iets ‘boven’ (en lees ook: beter dan) de gewone natuur.
Jezus was zelf tegelijk helemaal G-d en mens. Het goddelijke laat zich dus blijkbaar invoegen in het menselijke, en omgekeerd! Wie leert kijken – en Jezus is daar een uitmuntende leermeester voor – zal het goddelijke in het menselijke leren zien. En wie het geduld heeft te groeien – en ook daarin Jezus ultiem te volgen – zal ook het menselijke in het goddelijke zien!
Joh.13,21-33.36-38 (15/04/2025)
21 Toen Jezus dit zei,
raakte zijn innerlijk sterk beroerd
en hij getuigde:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Eén van jullie zal mij uitleveren.”
22 De leerlingen keken naar elkaar
in vertwijfeling over wie hij dit zei.
23 Eén van zijn leerlingen
– de leerling die Jezus liefhad –
lag aan zijn borstzijde.
24 Simon Petrus wenkte hem
om hem te vragen wie het was over wie hij dit zei.
25 Hij leunde dus tegen Jezus’ borst en vroeg:
“Heer, wie is het?”
26 Jezus antwoordde:
“Het is degene aan wie ik het stuk brood zal geven
dat ik zal indopen.”
En hij doopte het stuk brood in
en gaf het aan Simon van Keriot.
27 En na dit stuk brood
ging de tegenstander [satan] in hem.
Jezus zei:
“Wat je te doen hebt, doe dat snel.”
28 Niemand van de aanliggenden begreep wat hij zei.
29 Sommigen dachten dat Jezus hem opdroeg
te kopen wat nodig was voor het feest
of dat hij iets aan de armen moest geven,
omdat Judas de geldbeurs had.
30 Nadat hij het stuk brood tot zich had genomen,
ging hij onmiddellijk weg.
Het was nacht.
31 Toen hij was weggegaan, zei Jezus:
“Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht,
en in hem de grootheid van God.
32 Als Gods grootheid in hem aan het licht komt,
zal God ook hem in die grootheid laten delen,
en wel onmiddellijk.
33 Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie.
Je zult mij zoeken,
maar zoals ik al zei tegen de Joden
‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’,
zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
36 Simon Petrus vroeg hem:
“Heer, waar ga je heen?”
Jezus antwoordde hem:
“Waar ik heen ga, kun je mij nu niet volgen.
Later zul je mij volgen.”
37 Petrus zei opnieuw:
“Heer, waarom kan ik je nu niet volgen?
Mijn leven wil ik voor je geven!”
38 Jezus antwoordde:
“Jij wil je leven voor mij geven?
Amen, amen, ik zeg je:
Nog voor een haan kraait,
zul je mij driemaal verloochend hebben.”
Opnieuw wordt er maaltijd gehouden. Vrienden onder elkaar. En Jezus weet dat twee van hen op het punt staan hem te laten vallen. Hij spoort hen aan te doen wat moet gedaan.
Drie onder hen trekken mijn aandacht.
Johannes: Hij geniet duidelijk van de liefde van zijn vriend. Er staat wel degelijk dat het Jezus is die van hem hield (niet omgekeerd). Hij is voor mij een oproep om te Leven-IN-vertrouwen, weet hebbende van G-ds Liefde voor mij!
Judas: Hij wordt in bezit genomen van het kwaad. Wanhopig worstelt hij met alle verwachtingen die door zijn hoofd spelen. Durf ik in de spiegel te kijken die Judas mij voorhoudt?
En tenslotte Petrus, vastberaden kondigt hij aan dat hij zijn leven wil geven voor Jezus. Bij het opgaan van de zon echter heeft hij hem al drie keer verloochend. Maar is het wel verloochening? Misschien wil hij wel dat wat hem het meest dierbaar is beschermen? Is het dat wat hem leidt? Wil hij zijn vriendschap niet te grabbel gooien voor spot en leedvermaak? Of moet de Liefde eerst nog meer verankerd worden om het ten volle te durven Léven, het uit te schreeuwen?
En ik?
Joh.1,6-8.19-28 (13/12/2020)
Er was een mens, gezonden door God, zijn naam was Johannes.
Het was zijn taak getuige [marturein – martelaar] te zijn zodat hij zou getuigen van het licht,
zodat velen zouden vertrouwen door hem. Niet hijzelf was het licht, hij was getuige van het licht.
En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem enige priesters en Levieten [tempeldienaars]
afvaardigden om hem te vragen: Wie ben jij?
Hij verklaarde met klem: “Ik ben de gezalfde niet!” Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan? ben je Elia?”
– Hij zei: “Ik ben niet Elia.” “Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.” “Maar wie ben je dan?
dat wij een antwoord kunnen geven aan wie ons gezonden hebben. Wat zeg je over jezelf?”
“Ik, ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn:
Richt de weg van de Heer! [Jes.10,3], zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.
Ook waren er afgezanten van de farizeeën.
Zij vroegen hem: “Waarom doop je dan, als je niet de gezalfde bent, noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde: “Ik doop in water. Midden onder jullie staat hij van wie jullie geen weet hebben,
de na mij komende die vóór mij is geworden, van wie ik niet waard ben zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.
Johannes de Doper. Johannes de Voorloper, noemen de Orthodoxe Christenen hem ook heel terecht.
Johannes de Doorverwijzer, noem ikzelf hem graag.
Het volk hing aan zijn lippen; ze waren vol verwachting van de Messias en dachten zeker meer dan eens
dat het Johannes zelf zou zijn. En dan zegt hij ‘doodleuk’: Ik ben de Messias NIET! En ook niet … en ook niet …
Je moet maar durven om zo op de laagste plaats te gaan staan! Maar is het nu juist niet omdat hij dat heeft willen en durven doen,
dat hij die Doorverwijzer kon zijn?! Hij wees niet naar zichzelf, maar naar degene om wie het echt allemaal ging.
Pas door die ‘kleine’ plaats in te nemen, kon hij zijn ‘grootse’ taak vervullen!
Hoeveel ruimte zou er komen voor Gods rijk, als mensen – laat ons maar beginnen bij onszelf – wat minder naar zichzelf zouden verwijzen,
maar daar datgene waar het echt over gaat in het leven?!
Joh 7, 1-2.10.25-30 (1/04/2022)
Hierna trok Jezus rond in Galilea. Hij wilde dat niet in Judea doen omdat de Joden hem zochten te doden. Het Joodse Loofhuttenfeest was nabij. Maar toen zijn broers vertrokken waren naar het feest, ging hij zelf ook, maar niet openlijk, maar in het verborgene.
Nu zeiden sommige Jeruzalemmers: “Is dat niet degene die ze zoeken te doden? En kijk, hij staat hier vrijmoedig te spreken en ze zeggen niets. Zouden de oversten werkelijk erkend hebben dat hij de Gezalfde [christos / messiah] is? Maar van hem weten we vanwaar hij is, terwijl als de Gezalfde komt niemand weet vanwaar hij is.”
In zijn onderricht in de tempel riep Jezus daarom uit: “Ja, jullie kennen mij! Ja, je weet vanwaar ik ben! Maar ik ben niet uit mezelf gekomen, het is de waarachtige die mij gezonden heeft en die kennen jullie niet. Maar ik ken hem, omdat ik bij hem vandaan kom en hij mij gezonden heeft.”
Ze zochten hem dus te grijpen, maar niemand sloeg de hand aan hem omdat zijn uur nog niet gekomen was.
Er werd door het Joodse volk uitgekeken naar de Gezalfde. Maar terwijl ze uitkeken naar iets nieuws, iets opmerkelijks en aantrekkelijks, zagen ze over het hoofd wat gewoon leek en voor de hand lag. Jezus gaat een stapje verder. Hij ziet wat vanzelfsprekend is, en schat daarbij ook de oorsprong en de betekenis van zijn leven naar waarde. Zijn bezorgdheid lag niet bij feitelijkheden en het voortbestaan, maar bij waarheid en relaties.
Jezus kiest ervoor om in het verborgene naar het Loofhuttenfeest te gaan. Steeds ging hij rond zonder de aandacht op zichzelf te trekken. Nooit maakte hij zichzelf tot centrum. Steeds weer verwees hij naar zijn Vader en over het ‘in kennis zijn’ met elkaar. De Liefde was oorsprong en doel van zijn leven.
Hoe sta ik in het leven, wat verdient mijn aandacht? We hoeven het niet ver te gaan zoeken. Misschien brengt iemand uit mijn onmiddellijke omgeving mij vandaag wel iets van heil! Of zal ik dat niet zien, niet accepteren, omdat ik weet ‘waar het vandaan komt’?
Joh.1,45-51 (24/08/2024)
43 De volgende morgen besloot Jezus naar Galilea te gaan.
Hij ging er Filippus zoeken [heuriskei = vinden door actief te zoeken]
en zei hem: “Volg mij.”
44 Filippus was van Betsaïda, uit de stad van Andreas en Petrus. [vissersdorp aan de noordkant van het meer van Galilea]
45 Filippus ging Natanaël zoeken
[de traditie vereenzelvigt hem met de apostel Bartolomeus]
en zei hem:
“Wij hebben degene gevonden
over wie Mozes geschreven heeft in de Wijzing, en ook de profeten:
Jezus, de zoon van Jozef uit Nazaret!”
46 Natanaël repliceerde:
“Uit Nazaret? Kan daar iets goeds van komen?”
Maar Filippus zei hem: “Kom en zie!”
47 Jezus zag Natanaël naar zich toekomen
en zei over hem:
“Kijk! Een waarachtige Israëliet,
iemand wiens hart geen ongerechtigheid herbergt.” [Ps.32,2]
48 Natanaël vroeg hem:
“Vandaar ken jij mij?”
Jezus antwoordde:
“Vóór Filippus je riep, toen je onder de vijgenboom zat,
zag ik jou!”
49 Nu zei Natanaël:
“Rabbi, jij bent de zoon van God,
jij bent de koning van Israël!”
50 Jezus antwoordde hem:
“Omdat ik je zei dat ik je zag onder de vijgenboom, geloof je?
Je zult grotere dingen dan deze zien!”
51 En hij zei:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Je zult de hemel geopend zien
en Gods engelen zien opklimmen en neerdalen op de mensenzoon.”
“Kom en zie!” “Kijk!” “Ik zag jou onder de vijgenboom” ….
Tot geloof komen, heeft duidelijk te maken met ‘zien’. Van bij het begin waren er mensen die enerzijds zagen hoe Jezus sprak en optrad, en anderzijds toelieten dat hij hen aankeek en kende.
Zo kwamen zij tot ‘zien’. Dankzij hun getuigenis ontstond er een lange traditie van ge‘zien’ worden, ‘zien’ en verder vertellen, een traditie die nog steeds doorgaat.
Zo wordt geloof doorgegeven, niet als dogma, maar steunend op getuigenissen van mensen die ‘gezien’ hebben en hierover niet kunnen zwijgen. Telkens weer gaat het over heel concrete gebeurtenissen die mensen op een andere manier naar het leven doen kijken: liefdevol. En wie liefdevol kijkt, ‘ziet’ waar het om gaat en wekt anderen tot geloven.
En ja, het initiatief vertrekt bij G-d. Hij is het die roept, die ons aankijkt, maar zijn roepen kan maar gehoord worden langsheen de stem van mensen. Een stem die je raakt, aanspreekt en je doet ‘zien’ – vol liefde.
Joh.6,60-69 (25/08/2024)
60 Veel van zijn leerlingen hoorden dit [de ‘broodrede’] en reageerden:
“Dit zijn harde woorden.
Wie is bij machte dit te aanhoren?”
61 Maar Jezus wist uit zichzelf dat zijn leerlingen hierover morden.
Daarom zei hij hen:
“Struikel je hierover? [skandalizei = struikelen, aanstoot nemen, ergeren, geschandaliseerd zijn]
62 Wat dan als je de mensenzoon zult zien opgaan
naar waar hij eerst was?
63 Het is de geest die levend maakt,
daarvoor helpt het vlees niet.
De woorden die ik tegen jullie zeg, zijn geest en leven.
64 Maar sommigen van jullie vertrouwen niet.”
Want Jezus wist vanaf het begin
wie het waren die niet vertrouwden
en wie hem zouden overleveren.
65 En hij zei:
“Daarom heb ik tegen jullie gezegd
dat niemand bij machte is naar mij toe te komen,
als hem dat niet vanuit mijn Vader gegeven is.”
66 Vanaf het moment van deze woorden
trokken vele van zijn leerlingen zich van hem terug
en gingen niet meer met hem om.
67 Jezus zei tegen de twaalf:
“Jullie willen soms ook niet weggaan?”
68 Maar Simon Petrus antwoordde:
“Heer naar wie zouden wij zo nabij kunnen gaan?
Jij hebt woorden vol leven!
69 En wij zijn gaan vertrouwen en erkennen
dat jij de heilige van God bent!”
De keuze voor Jezus was (en is) niet vanzelfsprekend. Ze keert je leven om. Vandaar de aarzeling (en het afhaken) van velen. En ik? Blijf ik of ga ik? Kies ik ervoor om mij van binnenuit te laten omvormen? Kies ik voor die mens die zichzelf geeft als liefdesgave – inclusief het lijden? Kies ik voor die mens die zichzelf breekt en deelt om gegeten te worden?
Logisch dat velen (zelfs zijn leerlingen) aanstoot nemen aan zijn woorden, tenzij je gaat ‘zien’ (een kernwoord in het Johannesevangelie) dat G-d in Jezus op een bijzondere en unieke wijze aan het licht komt en zo ontdekt dat in Jezus alles tot zijn bestemming komt.
Wie dat gaat ’zien’, wordt door elkaar geschud. Alles wat aanstootgevend was, wordt levengevende werkelijkheid, nl. Jezus die:
zichzelf geeft, als brood om gegeten en herkauwd te worden.
ons uitnodigt te worden wie we eten, nl. een mens als hij.
Deze Jezus blijft een teken van tegenspraak, maar voor wie tot ‘zien’ komt, wordt hij een bron van kracht en van intens leven..