Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

 Joh.8,12-20 (7/04/2025)

12    Jezus nam opnieuw het woord en zei:
       “Ik ben het licht van de wereld.
       Wie mij volgt, wandelt nooit in duisternis,
       maar heeft het licht van het leven.”
13    De farizeeën zeiden hem:
       “Jij getuigt over jezelf;
       je getuigenis heeft geen waarde.”
14    Jezus antwoordde hen:
       “Ook al getuig ik over mezelf,
       toch is mijn getuigenis waarachtig,
       omdat ik weet vanwaar ik kom en waar ik heenga.
       Jullie weten echter niet vanwaar ik kom en waar ik heenga.
15    Jullie oordelen naar het vlees;
       ik oordeel niemand.
16    En als ik toch oordeel,
       dan is mijn oordeel waarachtig,
       omdat ik niet alleen ben,
       maar samen met de Vader die mij gezonden heeft.
17    Ook in jullie wet staat geschreven
       dat het getuigenis van twee mensen waarheidswaarde heeft.
18    Ik getuig dus over mezelf
       én mijn Vader die mij gezonden heeft, getuigt over mij.”
19    Ze zeiden nu tegen hem:
       “Waar is die Vader van jou dan?”
       Jezus antwoordde:
       “Jullie kennen noch mij, noch de Vader.
       Als je mij kenden, zou je ook de Vader kennen.”

20    Deze woorden sprak Jezus bij de offerkist in de tempel
       [waar veel en allerlei mensen konden komen],
       terwijl hij onderricht gaf.
       Niemand greep hem,
       want zijn uur was nog niet gekomen.

Ik blijf meteen hangen aan de eerste zin: “Wie mij volgt, wandelt nooit in duisternis, maar heeft het licht van het leven.” Is dat geen troostvolle gedachte! Niet echter in de wat sussende betekenis, maar juist eerder in de bekrachtigende en uitdagende zin: Wij hoeven niet bang te zijn van ‘duistere krachten’ wanneer wij Jezus volgen.
In ‘de wereld’ – ook de onze vandaag – is er steeds een mix van duisternis en licht. Soms – óók vandaag? – lijkt die duisternis het te winnen op het licht. Maar Jezus wijst een spoor die net dat licht zoekt, of zelfs dat licht ís.
We wéten natuurlijk wel dat die duisternis vaak hardnekkig het licht bekampt en in eerste instantie zelfs lijkt te overwinnen, maar net daarom is Jezus toezegging zo belangrijk en moeten we die in onze oren, hart en geest knopen. De wereld heeft immers essentiële nood aan licht-mensen! Jezus is er zo een, én hij nodigt mij uit hem daarin te volgen …

Joh.12,1-11 (14/04/april 2025)

1      Zo kwam Jezus zes dagen voor het Paasfeest in Betanië,
       waar Lazarus [El-azar/God helpt] woonde,
       die hij uit de dood had opgewekt.
2      Men maakte daar voor hem een maaltijd klaar
       en Martha bediende.
       Ook Lazarus was mee aan tafel met hem.
3      Maria nu nam een litra kostbare pure nardusbalsem,
       zalfde daarmee Jezus’ voeten
       en droogde ze af met haar haren.
       Het hele huis werd vervuld met de geur van de balsem.
4      Daarop zei Judas van Keriot,
       een van zijn leerlingen, die hem zou uitleveren:
5      “Waarom heeft zij die balsem niet verkocht voor driehonderd daglonen
       en het gegeven aan de armen?”
6      Hij zei dit,
       niet omdat hij bezorgd was om de armen,
       maar omdat hij een dief was.
       Hij had de geldbeurs en wat erin kwam, nam hij eruit.
     Maar Jezus zei: “Laat haar begaan.
       Ze heeft dit bewaard voor mijn begrafenis.
     De armen hebben jullie altijd bij jullie, mij echter niet.”
     Veel Joden wisten dus dat Jezus daar was
       en zij kwamen, niet alleen om hem,
       maar ook om Lazarus te zien,
       die hij uit de dood had opgewekt.
10    Daarom beraadslaagden de hogepriesters
       ook Lazarus te doden,
11    omdat omwille van hem
       veel Joden hun vertrouwen gingen stellen in Jezus.

Een mooi tafereel wordt hier geschetst. Vrienden onder elkaar houden maaltijd, ieder met z’n eigenheid. En te midden van die gasten staat Maria op, ze neemt nardusbalsem en zalft Jezus’ voeten. Nadien droogt ze de voeten af met haar haren. Een liefdevol gebaar.
Ik weet niet welke indruk dit gebeuren op jou maakt, maar voor mij roept het een diepe ontroering op. Ik zie een vrouw. Ze wordt geraakt tot in haar diepste persoon en trekt zich van niemand of niets nog iets aan. Ze deelt het kostbaarste dat ze heeft. Ze heeft de gekste kosten gedaan om haar liefde uit te drukken. Vanuit het niets en in stilte komt ze naar voor om ook weer in stilte te verdwijnen.
En ik? Hoever ga ik in mijn liefde voor hem? Wat ben ik bereid te geven? Een stukje van mijn tijd, mijn leven of mag hij alles, heel mijn leven?

Joh.14,6-14 (3/05/2025)

     Jezus antwoordde hem [Tomas]:
       “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
       Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.
     Als je mij zou leren kennen,
       zou je ook mijn Vader leren kennen.
       Vanaf nu ken je hem; je hebt hem gezien!”
     Filippus zei:
       “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
     Jezus antwoordde hem:
       “Je bent nu al zo lang bij mij
       en je hebt hem niet leren kennen, Filippus?
       Wie mij heeft gezien,
       heeft de Vader gezien.
       Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10    Geloof je niet dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij is?
       De woorden die ik tegen jullie spreek,
       spreek ik niet uit mezelf.
       Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11    Geloof mij
       dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij
       – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie vertrouwt in mij
       zal de werken die ik doe, ook doen
       – en nog grotere dan deze,
       omdat ik naar mijn Vader ga.
13    Wat je ook zult vragen in mijn naam,
       ik zal het doen,
       opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14    Als je dus iets vraagt in mijn naam,
       ik, ik zal het doen!”

De apostel Filippus komen we op meer plaatsen in de Bijbel tegen, maar toch wordt er voor zijn feestdag gekozen voor déze passage, waarin hij aan Jezus vraagt: “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg.”
Zou het apostel-zijn in wezen er op neerkomen díe vraag te stellen?
Misschien – wellicht – denken wij (te) vaak dat om vandaag leerling van Jezus te zijn, en om zijn naam te verkondigen in onze tijden en plaatsen, wij voldoende ‘gestudeerd’ moeten hebben, wij alle kerkelijke leerstellingen moeten kennen of – vandaag blijkbaar eerder nog – alle kerkelijke organisatorische structuren moeten kunnen rechthouden. Maar het apostelfeest houdt ons voor dat er maar één vraag belangrijk is om te stellen: “Heer, toon ons de Vader, dat is ons genoeg.”
Filippus leert het slechts geleidelijk aan, zoals wij dat ook slechts geleidelijk leren, maar het doel is duidelijk: níet ‘meer kennis óver G-d’ is van belang, maar wel ‘meer in kennis zijn mét G-d’.

Joh.6,22-29 (5/05/2025)

22    De volgende morgen stond de menigte al weer
       aan de overzijde van het meer. [Daar waar de broodvermenigvuldiging plaatsvond en vanwaar de leerlingen dus de avond voordien waren weggegaan.]
       Zij hadden gezien dat daar maar één bootje lag,
       dat zijn leerlingen daarin waren gestapt
       en dat Jezus niet met zijn leerlingen was meegegaan
       in het bootje, maar dat zij alleen waren vertrokken.
23    Wel kwamen er andere bootjes uit Tiberias
       naar de plaats waar zij het brood gegeten hadden
       na de dankzegging [eucharistein] van de Heer.
24    Toen de menigte dus zag
       dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren,
       stapten zij zelf in de bootjes en kwamen in Kafarnaüm
       om hem te zoeken.
25    Toen ze hem vonden aan de overzijde van het meer,
       vroegen ze: “Meester, wanneer ben je hier gekomen?”
26    Jezus antwoordde hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Jullie zoeken mij,
       niet omdat je tekenen hebt [in]gezien,
       maar omdat je van de broden hebt gegeten
       en je verzadigd werd.
27    Doe geen moeite voor voedsel dat vergaat,
       maar voor het voedsel dat blijft tot het volle leven
       en dat de mensenzoon jullie zal geven,
       want op hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.”
28    Ze vroegen hem dan:
       “Wat moeten wij doen
       opdat onze werken Gods werken zouden zijn?”
29    Jezus gaf hen ten antwoord:
       “Dit is het werk van God:
       dat je vertrouwt in wie hij gezonden heeft.”

De menigte gaat op zoek naar Jezus. Ja, ze doen er heel wat moeite voor. Toch daagt Jezus scherp uit te onderzoeken waar dat zoeken over gaat. Wat zoeken ze éigenlijk? Zoeken ze – kort gezegd – verzadiging van zichzelf, of vertrouwen in de a/Ander?
Die vraag gaat even goed vandaag op – misschien zelfs meer dan vroeger! Ja, er zijn heel wat ‘zoekende mensen’. Soms doen ze daar zelfs heel wat moeite voor. Maar wat zoeken ze éigenlijk, verzadiging van zichzelf of vertrouwen in de a/Ander? Van die ‘verzadiging van zichzelf’ zien we vandaag talloze voorbeelden; van dat ‘vertrouwen’, … dat is een ander paar mouwen …
En dat geldt evenzeer voor zaken die er ‘spiritueel’ uitzien, of waar mensen lijken te zoeken naar zingeving, zelfs voor wat zich soms uitgeeft als christelijk geloof (klassiek of anders)! De vraagt blijft steeds – en dus ook voor onszelf: zoeken we er alleen maar verzadiging van onze eigen noden in, of groeien we erdoor om met vertrouwen in het leven te staan en dat leven dan ook samen met anderen op een verantwoordelijke manier uit te bouwen?

Joh.1,19-28 (2/1/2021)

En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem enige priesters en Levieten [tempeldienaars] afvaardigden om hem te vragen: Wie ben jij?
Hij verklaarde met klem: “Ik ben de gezalfde niet!”
Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan? Ben je Elia?” – Hij zei: “Ik ben niet Elia.”
“Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.”
“Maar wie ben je dan? dat wij een antwoord kunnen geven aan wie ons gezonden hebben. Wat zeg je over jezelf?”
“Ik, ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: Richt de weg van de Heer! [Jes.10,3], zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.
Ook waren er afgezanten van de farizeeën. Zij vroegen hem: “Waarom doop je dan, als je niet de gezalfde bent, noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde: “Ik doop in water. Midden onder jullie staat hij van wie jullie geen weet hebben, de na mij komende die vóór mij is geworden,
van wie ik niet waard ben zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.

“Wie ben je?” Een vraag naar de identiteit van Johannes, maar is er wel ruimte voor het antwoord? Het wordt een dovemansgesprek.
Het beeld dat de religieuze leiders hadden van Johannes stond immers al gegrift in hun gedachten. Vrij zijn van (oordelen, negatief en positief)
om vrij te zijn voor (de mens tegenover jou). Het is voor de priesters (en voor ons) niet evident om zo vrij, open en onbevangen naar Johannes (elke mens) toe te stappen.
Het wordt nog lastiger wanneer die ander je dwars zit, je confronteert met jezelf.
Tot driemaal toe moet Johannes hun beeld ontkrachten (ik ben niet de gezalfde, niet Elia, niet de profeet). Om uiteindelijk te mogen zeggen wie hij dan wél is.
Hij is een stem in de stilte van de woestijn. Hij verwijst door, voorbij zichzelf, naar de Ander, naar degene om wie het écht allemaal gaat.
Hoe mooi zou het zijn als in 2021 mensen wat minder naar zichzelf zouden verwijzen, hun ideeën over de ander zouden loslaten
om ruimte te creëren voor datgene, diegene waar het echt om gaat in het leven?!

Joh. 6,44-51 (27/04/2023)

44    Niemand is bij machte naar mij toe te komen
       als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt,
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45    Bij de profeten staat geschreven:
       En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13]
       Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
       komt naar mij toe.
46    Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
       Enkel degene die van God komt,
       heeft de Vader gezien.
47    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48       Ik ben het brood van het leven.
49    Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
       maar zijn [toch] gestorven.
50    Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
       ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51    Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neergedaald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].

Het gaat verder over dat bijzondere ‘brood’. De vergelijking met het hemelse manna in de woestijn is dat mensen het niet zelf kunnen maken; je kunt het alleen ontvangen. Je kunt het ook niet ‘oppotten’; je kunt het alleen dankbaar gebruiken vandaag en er voor de rest op vertrouwen dat het er morgen opnieuw zal zijn. En Jezus zegt dat dat manna nog maar ‘klein bier’ is in vergelijking met het ‘brood’ dat zijn eigen leven is, gegeven aan de wereld.
Wat kunnen of moeten wij ‘doen’ voor dat ‘levende brood’? Niet zoveel blijkbaar. Misschien wel: honger hebben, verlángen naar dát brood! Én vertrouwen dat we het zúllen ontvangen! Je voelt natuurlijk dat daartussen een zeker hiaat zit, een soort lege ruimte waarin ik mij oncomfortabel onmachtig voel. Behalve die ruimte wat vrijwaren, kan ik eigenlijk niet veel doen. Ontvangen is nu eenmaal ontvangen, en daar hebben wij ‘doenderige’ mensen het nogal moeilijk mee. Maar is het niet net in die onmacht dat G-ds ‘macht’ zich aan ons kan voltrekken …?