Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.2,13-22 (9/11/2024)
13 Pesach, het Joodse Paasfeest, was nabij
en Jezus ging op naar Jeruzalem.
14 Op het tempelplein trof hij
de verkopers van runderen, schapen en duiven aan
en ook de geldwisselaars.
15 Hij maakte van touwen een zweep
en dreef allen de tempel uit,
met hun schapen en runderen.
De tafels van de geldwisselaars wierp hij om
en hun munten rolden over de grond.
16 Tegen de duivenverkopers zei hij:
“Doe dat weg van hier!
Maak van het huis van mijn Vader
geen marktplaats!”
17 Zijn leerlingen her-innerden zich
dat er geschreven staat:
De ijver voor jouw huis heeft mij verteerd. [Ps.69,10]
18 Enigen uit de omstaanders ondervroegen hem nu:
“Welk teken kun jij ons tonen
dat je zoiets mag doen?”
19 Jezus antwoordde hen:
“Verwoest het binnenste van deze tempel
en in drie dagen zal ik het doen verrijzen.”
20 Zij zeiden nu:
“Zesenveertig jaar is er aan deze tempel gebouwd
en jij zult hem in drie dagen doen verrijzen?”
21 Maar hij sprak over het binnenste van de tempel
dat zijn lichaam was.
22 Toen hij later uit de doden verrezen was,
her-innerden zijn leerlingen zich
dat hij dit gezegd had,
en zij vertrouwden op de Schrift
en op het woord dat Jezus had gesproken.
Het feest van de kerkwijding van die Romeinse basiliek kan ver van ons bed lijken. Toch gaat het net om de band tussen een heel concreet gebouw enerzijds en een wereldwijde universaliteit anderzijds, beide als uitdrukking van G-ds aanwezigheid onder de mensen. Niet alleen in Rome dus, maar ook in het kerkgebouw in jouw straat – én in elke sacrale plek waar jij G-d naderbij voelt komen; niet alleen in de tempel, de basiliek of de kerk dus, maar ook in elk … ménsenlichaam! (Hier zegt Jezus het over zijn eigen lichaam; Paulus noemt het breder: “Jullie allen zijn tempel van de heilige Geest.” 1Kor.6)
Het feit dat Jezus het op zijn eigen lichaam betrekt en dat hier sprake is van afbreken, betekent níet dat hij vond dat de letterlijke tempel dan maar afgebroken moest worden. Integendeel! Hij wil dat ze méér naar haar innerlijke waarde wordt beleefd. Niet zomaar alles kan in een tempel/kerkgebouw, zelfs niet onder het ogenschijnlijke mom van religie. Criterium voor Jezus (en voor ons?) is: gaat het over de kern van G-ds aanwezigheid?
Joh.20,2-8 (27/12/2024)
2 Ze [Maria van Magdala] liep dus snel naar Simon Petrus
en ‘de andere leerling’ – degene die Jezus erg genegen was –
en zei hen:
“Men heeft de heer uit het graf weggenomen
en we weten niet waar ze hem hebben gebracht!”
3 Petrus en ‘de andere leerling’ gingen dus mee naar buiten,
naar het graf.
4 De twee liepen samen,
maar ‘de andere leerling’ liep wat sneller vooruit dan Petrus
en kwam zo als eerste bij het graf.
5 Voorover bukkend, zag hij de linnen doeken liggen,
maar ging niet naar binnen.
6 Nu kwam ook Simon Petrus gevolgd
en ging wel binnen in het graf.
En hij aanschouwde de linnen doeken die daar lagen.
7 De zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt,
lag niet bij de doeken,
maar afzonderlijk opgevouwen op één plaats.
8 Nu ging ook ‘de andere leerling’,
die als eerste bij het graf was,
naar binnen.
Hij zag en vertrouwde.
De lezing van vandaag verbindt Kerstmis met Pasen. De verrezen Heer is dezelfde als het Christuskind dat we twee dagen geleden in de wereld verwelkomden.
Petrus en ‘de discipel van wie Jezus hield’ (waarschijnlijk Johannes) nemen afwisselend de noodzakelijke volgende stap in dit verhaal. Johannes gaat Petrus voorbij, maar gaat niet het graf in. Petrus gaat naar binnen en ziet. Johannes gaat naar binnen, ziet en gelooft vervolgens.
Hebben wij inderdaad elkaar niet nodig? Niet alleen voor tijden van missie - zoals Jezus zijn discipelen twee aan twee uitstuurde - maar ook in momenten van zwakte, verwarring en nood, hebben we de steun van een vriend nodig om die volgende stap te kunnen zetten.
Geloof daad-werkelijk beleven en erin groeien kan je niet alleen, daarvoor hebben we elkaar nodig!
Joh.1,1-18 (31/12/2024)
1 Als beginsel was het Woord [logos – dabar]
en het Woord was van God uit,
ja, God was het Woord,
2 het was het beginsel van God uit.
3 Alles is erdoor ontstaan
en erzonder is er niets ontstaan.
4 Daar was leven in
en het leven was het licht van de mensen.
5 Het licht schijnt in de duisternis
en de duisternis kon het niet omvatten.
6 Er was een mens,
gezonden door God,
zijn naam was Johannes.
7 Het was zijn taak getuige [marturein – martelaar] te zijn
zodat hij zou getuigen van het licht,
zodat velen zouden vertrouwen door hem.
8 Niet hijzelf was het licht,
hij was getuige van het licht.
9 Het [Woord] was het waarachtige licht
dat iedere mens verlicht
komende in de wereld.
10 Het was in de wereld
– de wereld is door hem ontstaan –
en toch heeft de wereld hem niet bekend.
11 Hij kwam in het zijne,
en toch hebben de zijnen hem niet aangenomen.
12 Maar al wie hem wel hebben aangenomen,
aan wie vertrouwt op zijn naam,
heeft hij volmacht gegeven
kinderen van God te worden.
13 Zij zijn niet uit bloed,
noch uit vlees, noch uit de wil [van een mens],
maar uit God geboren.
14 Het Woord is vlees geworden
en heeft in ons zijn tent opgeslagen.
Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd,
een heerlijkheid als van de eniggeborene van een vader,
vol genade en waarheid.
15 Johannes getuigt over hem. Hij riep:
“Deze was het van wie ik zei:
Die na mij komt,
is vóór mij geworden,
want hij was eerder dan ik.”
16 Uit zijn volheid
hebben wij allen ontvangen,
onuitputtelijke genade.
17 Ja, de wet is door Mozes gegeven,
maar genade en waarheid
zijn door Jezus de gezalfde [Christos – Messiah] geworden.
18 Niemand heeft ooit God gezien,
maar de eniggeboren zoon,
die is in de schoot van de vader,
die heeft hem doen kennen.
Johannes beschrijft in een mystiek gedicht, wat in gewone taal onbeschrijfelijk is.
“Als beginsel was het Woord en het Woord was van God uit.” Te midden van alle chaos schept het Woord leven. Dat Woord uit den hoge gebeurde “toen een diepe stilte het heelal omgaf en de nacht was voortgeijld.” (Wijsheid 18,14) In de stilte van de nacht, in de duisternis waar niets meer te zien is, juist dáár breekt G-ds lichtglans door. Dwars door alle chaos heen, dwars door ons menselijk falen en tekort … gaat het lichtend Woord zijn bevrijdende gang. Het Woord dat altijd al bij G-d was, is mens geworden in een weerloos, klein en nietig mensje. In Jezus is het werkelijkheid geworden. Hij was een mens zo dicht bij G-d, dat G-ds spreken in hem te horen was en G-ds woord in hem gebeurde. Het was aan hem te zien, te ervaren. Gelukkig wordt het tot op vandaag telkens weer werkelijkheid in mensen van vlees en bloed – klein en kwetsbaar zoals wij – die uitgenodigd en uitgedaagd worden meer en meer Mens van G-d, Lichtmens, te worden.
Joh.1,19-28 (2/01/2025)
19 En dit is het getuigenis van Johannes,
toen de Joden uit Jeruzalem
enige priesters en Levieten [tempeldienaars] afvaardigden
om hem te vragen: Wie ben jij?
20 Hij verklaarde met klem:
“Ik ben de gezalfde niet!”
21 Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan?
ben je Elia?” – Hij zei: “Ik ben niet Elia.”
“Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.”
22 “Maar wie ben je dan?
dat wij een antwoord kunnen geven
aan wie ons gezonden hebben.
Wat zeg je over jezelf?”
23 “Ik, ik ben de stem
van iemand die roept in de woestijn:
Richt de weg van de Heer! [Jes.10,3],
zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.
24 Ook waren er afgezanten van de farizeeën.
25 Zij vroegen hem:
“Waarom doop je dan,
als je niet de gezalfde bent,
noch Elia, noch de profeet?”
26 Johannes antwoordde:
“Ik doop in water.
Midden onder jullie staat hij
van wie jullie geen weet hebben,
27 de na mij komende
die vóór mij is geworden,
van wie ik niet waard ben
zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
28 Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan,
waar Johannes doopte.
Wat een getuigenis van Johannes de doper! Het zou nogal kunnen tellen als een goed voornemen voor het nieuwe jaar. Als alle mensen zó zouden gaan leven, dan zou de wereld er al heel snel anders uitzien!
Als we met z’n allen nu eens wat meer zouden zeggen: “Ik ben de messias níet! De ander is groter dan mij en ik ben bereid hem of haar te dienen en de riem van zijn of haar schoen los te maken. Nee, de wereld draait niet om mij! Ik weet en ik kan niet alles. Mijn omgeving moet zich niet voegen naar mij. De mensen om mij heen zijn er niet om míj te plezieren.
Nee, al die grote figuren die daar opgesomd worden, daar hoor ik niet bij! Ik ben maar een heel gewoon mens die evenwel eerlijk probeert zijn weg gericht te houden op de Heer. En die weg voert mij naar mijn mede-mens! Die ís er al, hij en zij staan naast mij, midden onder ons.”
Als ik nu eens tegen hen heel duidelijk zou zeggen: “Nee, ik ben de messias niet! Kijk niet teveel naar mij. Maar ik ben wel bereid te knielen voor jou en jou te dienen”, zou de wereld er dan niet al heel snel anders gaan uitzien?!
Joh.1,29-34 (3/01/2025)
29 De volgende morgen zag Johannes Jezus naar zich toekomen.
Hij zei: “Kijk! Het lam van God,
dat wegdraagt de zonden van de wereld!
30 Hij is het van wie ik gezegd heb:
‘Na mij komt iemand
die vóór mij is geworden,
want hij is voorafgaand aan mij.’
31 Ook ik wist niet dat hij het was,
maar ik ben met water komen dopen
opdat híj geopenbaard zou worden aan Israël.”
32 En Johannes getuigde:
“Ik heb de Geest zien neerdalen, als een duif uit de hemel,
en hij bleef op hem rusten.
33 Ik wist niet dat hij het was,
maar wie mij gezonden heeft,
heeft mij gezegd:
‘Op wie ook je de Geest ziet neerdalen
en op hem rusten,
die is het die zal dopen in heilige Geest.’
34 En ik heb het gezien.
En ik heb getuigd:
Déze is de zoon van God!”
Gisteren hoorden we het getuigenis van Johannes: “Ik ben de messias niet!” Vandaag zien we dat Johannes dit niet alleen belijdt met woorden, maar ook met zijn daden, en niet zomaar één keer, maar dat het een levenshouding was.
Omdát hij zijn oog gericht hield op de ánder, heeft hij gezíen dat die Gans Andere al in hun midden stond. Omdát hij erop gericht was dat hij slechts voorloper was van iemand die na hem kwam, durfde hij zonder schrik voor zelfverlies die Andere aanwijzen. Omdát hij leeft in de overtuiging dat die Ander belangrijker is dan hij, zal hij straks ook zijn eigen leerlingen achter hem aan sturen! Hij heeft ‘alleen maar’ de weg te bereiden en te getuigen – maar dat begint bij de levenshouding: ‘ik ben de messias niet’!
Overal waar mensen meer naar de ander verwijzen dan naar zichzelf, opent zich een ruimte waar G-d kan gebeuren. Sommigen zullen dit herkennen en benoemen met de naam Jezus, anderen zullen dat niet zo letterlijk doen, maar in hun midden is hij wel …!
Joh.1,35-42 (4/01/2025)
35 De volgende morgen [na zijn ontmoeting met Jezus]
stond Johannes [de doper] daar weer,
met twee van zijn leerlingen.
36 Toen hij Jezus opmerkte die daar rondwandelde, zei hij:
“Kijk! Het lam van God!”
37 De twee leerlingen hoorden hem dit zeggen
en gingen Jezus achterna.
38 Jezus keerde zich om en zag hen achterna komen.
Hij vroeg hun: “Wat zoeken jullie?”
Ze antwoordden:
“Rabbi – vertaald betekent dit: meester –, waar verblijf jij?”
39 Hij zei: “Kom en zie!”
Dus gingen ze mee en zagen waar hij verbleef,
en ze bleven de hele dag bij hem.
Dat gebeurde op ongeveer het tiende uur.
40 Andreas, de broer van Simon Petrus,
was één van de twee leerlingen die dit van Johannes hoorden
en Jezus waren gevolgd.
41 Voor alles vond hij zijn broer Simon
en zei hem:
“We hebben de messias gevonden
– wat vertaald betekent: de gezalfde [christos] –
42 en hij bracht hem bij Jezus.
Toen Jezus hem zag, zei hij:
“Jij bent Simon, de zoon van Johannes?
Je zult genoemd worden: Kefas.”
– wat vertaald betekent: rots [Gr.: petros – Lat.: petrus]
Johannes bindt zijn leerlingen dus niet aan zichzelf, maar verwijst hen door naar Jezus. Dat is op zich al een bijzondere levenskunst (zie gisteren) – ga maar eens na bij jezelf hoe je je zou voelen als je iets probeert op te bouwen en je adepten vertrekken naar een ander!
Maar wie is die ander? Wíj zeggen: “Ja, natuurlijk zouden we meegaan, want dat is Jezus, de stichter van het Christendom!” Maar dat wisten die leerlingen niet! Voor hen is hij niets anders dan een jongvolwassen man die ‘rondwandelt’ en verhalen vertelt. Er valt echt niet veel te zíen aan hem. Je moet met hem mee-wandelen om het te ervaren!
De leerlingen – op aanwijzen van Johannes – durven dat aan. Én er is blijkbaar ook nog iets anders wat hen drijft: hun verwachting dat de ‘messias’ zou komen. Sinds de gezalfde koning David leefde men in de verwachting dat er een ‘nieuwe koning’ zou opstaan om het volk te leiden. Maar wie zou hem na zo’n 800 jaar herkennen? Alleen wie wakker en hoopvol genoeg is, durft in te gaan op de aanwijzingen van een leermeester die zegt ‘ik ben het níet’, en dan de moed heeft het erop te wagen …