Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.10,1-7 (6/07/2022)
En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hen volmacht over nog niet gereinigde geesten, zodat ze die aan het licht konden brengen en elke ziekte en zwakte helen.
Dit zijn de namen van de twaalf uitgezondenen [apostels]: Als eerste Simon, die Petrus [rots] wordt genoemd, en zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes; Filippus en Bartolomeüs; Thomas en Matteüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs; Simon, de Kananeeër, en Judas, de man uit Kerioth, die hem uitgeleverd heeft.
Deze twaalf zond Jezus uit en droeg hen op: “Ga niet de weg van de heidenen, ga niet binnen in een stad van de Samaritanen, maar ga veeleer naar de verloren schapen van het huis van Israël. Ga en verkondig: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Ga jij/ik je laten raken en opstaan om je te laten zenden? Die “namen van de twaalf” zijn heel gewone namen. Je mag er die van jou gewoon tussen zetten.
Minder gewoon is het – of beter: líjkt het – dat die gezondenen “volmacht krijgen over nog niet gereinigde geesten”. We hebben het daar al enkele keren over gehad. Die bestaan even goed in onze tijd, alleen geven wij er andere namen aan. En ja, wie vanuit Jezus naar de mensen vandaag kijkt, herkent ze en kan ze helen!
Het kan ons verrassen dat Jezus zegt “niet naar de heidenen, maar naar de verloren schapen” te gaan. Later doet Jezus dat wel, en nog wat later zijn leerlingen heel duidelijk. Dus dat komt wel, maar het lijkt of hij wil zeggen: Begin maar dichtbij, daar is al werk genoeg. Leer het eerst in je onmiddellijke omgeving te zien. Leer dáár, bij de heel concrete mensen rondom je, helend aanwezig te zijn in mijn Naam. ‘Heel de wereld’ graag zien/helen, begint bij die ene mens naast je! Als jij die ene concrete mens daad-werkelijk graag ziet/heelt, dan verandert alvast de hele wereld!
Mt.4,12-17.23-25 (9/01/2023)
Toen Jezus hoorde dat Johannes was overgeleverd, week hij uit naar Galilea. Hij verliet Nazaret en kwam wonen in Kafarnaüm aan het meer, in het gebied van Zebulon en Naftali, opdat vervuld zou worden wat door de profeet Jesaja werd gesproken: Land van Zebulon en Naftali, aan de weg naar het meer en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de [niet-Joodse] volken: Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en voor wie wonen in de schaduw van de dood is een licht opgegaan. [Jes.8,23 – 9,1]
Van toen af begon Jezus te verkondigen: “Keer om/ver-ander, want het koningschap der hemelen is dichtbij gekomen.”
Jezus trok rond in heel Galilea. Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge] en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koningschap, en hij genas elke ziekte en elke zwakte onder het volk. Het gerucht over hem ging rond tot in heel Syrië en ze brachten bij hem allen die het moeilijk hadden, door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren, die gedemoniseerd of maanziek waren en verlamden, en hij genas hen. Er volgde hem een hele menigte uit Galilea, uit Dekapolis [het hellenistische tienstedengebied] uit Jeruzalem, uit Judea en van over de Jordaan.
Eergisteren hadden we het over ‘het uur’, en dat Jezus het toen niet had gezien. Matteüs gebruikt het begrip ‘het uur’ niet, maar hier geeft hij aan dat Jezus het dit keer wél heeft gezien dat ‘zijn uur’ nog niet gekomen was.
Als Johannes de doper werd gevangen gezet, was het meteen ook duidelijk dat Jezus zelf ook gevaar liep. Maar het was nog veel te vroeg. Hij had nog veel te weinig van zijn boodschap in woord en daad kunnen verkondigen. Net omdat ‘zijn uur’ nu dus nog niet gekomen was, moest hij zich in veiligheid stellen en uitwijken naar een verderaf gelegen gebied.
Het vraagt heel wat onderscheidingsvermogen om op een bepaald moment te weten wat je moet doen: doorgaan of vluchten, je koers aanhouden of net veranderen? Daarvoor mag je je niet teveel blind staren op het al te onmiddellijke maar moet je het grote perspectief in het vizier houden. Daarvoor is nodig fijngevoeligheid te ontwikkelen voor ‘het uur’. Meegaan met Jezus – heel daad-werkelijk en doorheen zijn wel én wee – kan ons dat leren.
Mt.9,1-8 (30/06/2022)
Hij stapte in de boot en stak over en zo kwam hij in zijn eigen stad [Kafarnaüm].
Kijk! Men bracht een verlamde, liggend op een bed, naar hem. Bij het zien van hun vertrouwen, zei Jezus tegen de verlamde: “Wees gerust, kind, je zonden zijn je vergeven.”
En kijk, enige schriftgeleerden zeiden in zichzelf: “Die daar spreekt [God]lasterlijk!” Maar hun bedenkingen kennende, zei Jezus: “Waartoe toch die kwade bedenkingen in jullie hart? Immers, wat is makkelijker te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’? Welnu, opdat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak hij tegen de verlamde: sta op [ontwaak], neem je bed op en ga naar huis.” En hij stond op [ontwaakte] en ging naar huis.
De menigte die dit zag, werd van ontzag vervuld en loofde God dat hij zo’n volmacht aan mensen had verleend.
Jezus heeft gezien wat er speelt in en rondom deze verlamde man. Het raakt hem zo dat hij niet onbewogen kan blijven. Hij ziet de méns, niet de verlamde, en hij ziet de oprechte bezorgdheid van degenen die de man naar hem toebrachten. Zoveel liefde en genegenheid (van de vrienden én van Jezus) werkt helend zodat er barsten komen in de verwijdering. G-ds liefde wordt voelbaar en de verwijdering (zonde) wordt vergeven.
Dit is een mooi staaltje van blijde boodschap, nl. mensen dichter bij G-d en bij zichzelf brengen.
Enkele omstaanders huiveren bij wat zij horen als godslasterlijke woorden. Jezus voelt het misnoegen en gaat nog een stapje verder. Hij zoekt geen oplossing voor meer comfort (zodat de man kan blijven liggen, niet hoeft te ontwaken). Hij vraagt niet ‘Wil je een beter bed’, maar zegt: ‘Ontwaak! Sta op! En hervind je waardigheid.’
Dàt is blijde – bevrijdende – boodschap brengen: liefdevolle daden stellen waardoor de mens zich ten volle gewaardeerd voelt om wie hij is en zo dichter bij G-d en bij zichzelf gebracht wordt.
Mt.9,36 – 10,8 (18/06/2023)
36 Toen hij de menigte echter overzag,
werd hij diep innerlijk bewogen om hen,
omdat ze opgejaagd en krachteloos waren,
als schapen zonder herder.
37 Hij zei tegen zijn leerlingen:
“De oogst is wel overvloedig,
maar arbeiders zijn er weinig.
38 Vraag daarom aan de heer van de oogst
dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.”
1 En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich
en gaf hen volmacht
over nog niet gereinigde geesten,
zodat ze die aan het licht konden brengen
en elke ziekte en zwakte helen.
2 Dit zijn de namen van de twaalf uitgezondenen [apostels]:
Als eerste Simon, die Petrus [rots] wordt genoemd,
en zijn broer Andreas;
Jakobus, de zoon van Zebedeüs,
en zijn broer Johannes;
3 Filippus en Bartolomeüs;
Thomas en Matteüs, de tollenaar;
Jakobus, de zoon van Alfeüs,
en Taddeüs;
4 Simon, de Kananeeër,
en Judas, de man uit Kerioth,
die hem uitgeleverd heeft.
5 Deze twaalf zond Jezus uit
en droeg hen op:
“Ga niet de weg van de heidenen,
ga niet binnen in een stad van de Samaritanen,
6 maar ga veeleer naar de verloren schapen
van het huis van Israël.
7 Ga en verkondig:
Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
8 Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
wek de doden op, verdrijf de demonen.
Voor niets heb je ontvangen,
voor niets moet je geven.
Mijn aandacht wordt getrokken door het openingsvers. Het beeld van al die vermoeiden, roept bij mij spontaan de mensengemeenschap van vandaag op. Hoeveel mensen zijn niet onderweg zonder inspiratie of bezieling? Hoevelen zijn er niet levensbang of levensmoe?
Jezus laat zich innerlijk bewegen door diepe menselijke noden rondom hem. En wij? Laten wij ons raken door hen? Komen we in beweging of blijven we als toeschouwers aan de kant staan? Misschien weten we niet waar te beginnen of voelen wij ons onbekwaam daarvoor, maar zou dat zo anders geweest zijn voor de leerlingen toen? Jezus riep hen niet voor een groots bekeringswerk, neen, zij dienden om zich heen te kijken en te beginnen in de eigen kring. Net hetzelfde geldt voor ons. Onze zending in de wereld van vandaag mag beginnen op onze eigen plek. Daar leven met aandacht. Je laten raken en in beweging komen en zo getuigen van een zinvolle en zingevende levensstijl, waarin de bevrijdende boodschap die Jezus ons naliet, te zien en te ervaren is.
Mt.5,13-16 (13/06/2023)
13 “Jullie zijn het zout van de aarde.
Maar als het zout verdwaasd raakt,
waarmee kan het dan weer zout worden?
Voor niets heeft het nog kracht,
alleen om weggeworpen te worden
en door de mensen vertrapt.”
14 Jullie zijn het licht van de wereld.
Een stad kan niet verborgen zijn
als ze boven op een berg ligt.
15 Men steekt ook geen lamp aan
om ze onder een emmer te zetten,
maar men zet haar op een kandelaar
zodat ze schijnt voor alle mensen in huis.
16 Zo moet ook jullie licht stralen voor de mensen,
opdat ze bij jullie de goede werken zien
en jullie Vader in de hemelen grootmaken.”
Best dat ík Jezus niet ben! Ik zou me nogal eens ergeren aan het niet-zoutgehalte van veel Christenen vandaag. En als het zout al verdwaasd raakt, eigenlijk gewoon meelopend met de tendensen van een maatschappij die zich door heel andere gidsen laat leiden, waarmee zal er dan nog gezouten worden?
Zijn Christenen vandaag ‘licht voor de wereld’? Hier en daar zie je mooie lichtpuntjes, ja dat is zeker. Maar laat ons eerlijk zijn. Vaak – veel te vaak – kruipen Christenen – wijzelf inbegrepen – met hun geloof ‘onder de emmer’.
Wat zou Jezus hiervan denken? Hij zou ongetwijfeld geduldiger zijn dan ik, maar ik denk toch dat hij zijn boodschap dringend zou herhalen! Het ‘rijk der hemelen’ is niet iets om maar af en toe eens te doen, op een zondagmorgen of zo, of alleen in de binnenkamers van mijn hart. Nee, het moet alles pit geven – dat ‘Léven’ waarvan wij hier proberen te schrijven – en licht geven voor alle mensen rondom.
Geen vraag om over na te denken dus vandaag; wel een om te dóen!
Mt.11,28-30 (14/07/2022)
“Kom naar mij, allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt, en ik zal je rust geven.
Neem mijn juk op: laat mij je leermeester zijn – zachtaardig en deemoedig van hart, en je zult rust vinden in jezelf.
Want mijn juk is teder en mijn last is licht.”
Gisteren hoorden we dat G-d van de kleinen en zwakken houdt en dat heeft z’n reden. Zij leven open en vol verwondering en hebben zo meer ruimte in zich voor het goddelijke. Wie sterk en verstandig is, vertrouwt op zichzelf, op eigen kracht en op eigen mogelijkheden. Zo was het ook bij de rabbi’s. Zij probeerden zo nauwkeurig mogelijk volgens alle wetten en regels te leven. Ze waren vrij streng als het om de Bijbelse wetten ging – waar op zich niks mis mee is. Het gevaar is echter dat ze zichzelf té serieus nemen en alleen nog vertrouwen op hún doen en laten, op hún handelen, op hún vermogen om het goede te doen, m.a.w. dat ze alleen nog op zichzelf vertrouwen en niet op G-d. Jezus ziet dat ze gebukt gaan onder de last die ze zich zelf hebben opgelegd: het juk om álle wetten streng na te leven. Ze staan onder druk, een enorme prestatiedruk en eisen veel (té veel) van zichzelf. Zo leven is vermoeiend. Jezus nodigt hen uit om van hem te leren ánders te leven. Een leven waar je niet op jezelf vertrouwt, maar op G-d. Een leven waar je niet voortdurend eisen aan jezelf stelt, maar je laat vallen in G-ds liefde. 'Dan zal je rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht.'