Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt. 25,31-46 (27/02/2023)
Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon. Alle volken zullen voor hem verzameld worden en hij zal allen onderscheiden, zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken. De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, de bokken aan zijn linker.
Dan zal de koning zeggen tegen wie aan zijn rechterhand zit:
“Kom, gezegenden van mijn Vader, ontvang het koninkrijk dat voor jullie bereid is vanaf de grondlegging van de wereld.
Want ik had honger en jullie hebben mij te eten gegeven;
ik had dorst en jullie hebben mij te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
ik was naakt en jullie hebben mij gekleed;
ik was ziek en jullie hebben naar mij omgezien;
ik was gevangen en jullie zijn naar me toegekomen.”
Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
“Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien en hebben we je te eten gegeven,
of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien en hebben we je in ons midden opgenomen,
of naakt en hebben je gekleed?
En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen en zijn wij naar je toe gekomen?”
Dan zal de koning hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie: Voor zover je deze dingen hebt gedaan voor een van mijn broers of zussen, de allergeringsten, heb je ze voor mij gedaan.”
Dan zal hij ook zeggen tegen wie aan zijn linkerkant zit:
“Ga weg van mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
Want ik had honger en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
ik had dorst en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
ik was naakt en jullie hebben mij niet gekleed;
ik was ziek en gevangen en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
Dan zullen ook zij vragen:
“Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig,
als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen,
en hebben wij niet voor je gezorgd?”
Dan zal hij hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie: Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan voor een van de allergeringsten, heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.
Dit is één van de alom bekende verhalen van Jezus. Alhoewel wij het misschien een beetje langdradig vinden en dan meestal maar wat inkorten. Toch loont het de moeite het heel traag in z’n geheel te lezen – en te hérlezen. Wat er staat is immers misschien wel ‘mooi’, maar zeker niet gemakkelijk om doen. We zullen er misschien wat tijd voor nodig hebben het echt in ons leven te laten doorsijpelen.
Ja, het gaat over het leven vandaag, maar bekeken in het grote perspectief van ‘G-ds heerlijkheid’, dat is wanneer hemel en aarde samen mogen stromen in G-ds koningschap. Er loopt een lijn van ons omgaan met elkaar hier en nu naar dat hemels rijk. Jezus is er altijd sterk in geweest ‘godsdienst’ te verbinden met ‘mensdienst’.
Wíj zijn echter vaak vergeten dat ‘mensdienst’ ook over ‘godsdienst’ gaat. Als het nog enigszins goed zit, doen we hier en nu wel wat voor mensen, maar zien dat niet in dat grotere perspectief. Het risico daarmee bestaat dat we het dan alleen nog in ons éigen perspectief gaan zien, en dus eigenlijk ook niet meer met ‘mensdienst’ bezig zijn, maar met ‘zelfdienst’.
Dit mooie verhaal traag in ons opnemen én ermee aan de slag gaan, helpt ons de juiste koers aan te houden.
Mt.19,23-30 (16/08/2022)
En tegen zijn leerlingen zei Jezus:
“Amen, ik zeg jullie: Voor wie rijk is [aan … kan divers ingevuld worden], is het moeilijk het koningschap der hemelen binnen te gaan.
En opnieuw zeg ik jullie: Makkelijker is het voor een kameel door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het koningschap der hemelen binnen te gaan. Toen ze dit hoorden, stonden zijn leerlingen zeer versteld: “Wie kan dan nog bevrijd worden?”
Maar Jezus keek hen aan [met dezelfde blik als naar de adolescent (Mc.10,21)] en zei: “Bij mensen is dit onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk!” [Gen.18,14]
Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus: “Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten en wíj zijn je gevolgd. Wat zal er dan voor ons zijn?”
Jezus antwoordde aan allen: “Amen, ik zeg jullie: Jullie die mij gevolgd zijn, bij het opnieuw geboren worden, wanneer de mensenzoon zal zitten op zijn troon van heerlijkheid, zullen ook zitten op twaalf tronen, oordelend over de twaalf stammen van Israël.
En ieder die zijn huis heeft losgelaten, of zijn broers of zussen, of zijn vader of moeder of zijn vrouw of kinderen, of zijn akkers omwille van mijn naam, zal honderdvoudig ontvangen en het volle leven erven.
Maar vele eersten zullen laatsten zijn en de laatsten eersten!”
Jezus gebruikt een mooi beeld: dat van een kameel en het oog van een naald. Blijkbaar ging het over een klein poortje in Jeruzalem waar een beladen kameel niet door kon. Eerst moest de lading afgehaald worden anders kon hij er niet door. Met dit beeld maakt hij aan zijn leerlingen duidelijk dat dit zo is voor ‘al wie rijk is’ (kan divers ingevuld worden). Elke rijke zal zijn bezit van zich af moeten zetten om G-ds Rijk binnen te kunnen gaan. En dan stijgt bij hen de verontwaardiging.
En Ik? Waar zit ik vast aan? Is er iets dat mij belemmert om los te komen van een comfortabel leven, van alles wat mij ketent aan mijn gewoonten, en mij belet beschikbaar te zijn voor G-ds Rijk? Ben ik materieel én geestelijk beschikbaar voor Jezus’ uitnodiging?
Petrus krijgt de garantie dat er nieuw leven zal zijn, wedergeboorte, eeuwig leven, voor hen die het wagen om zich te be-keren en een perspectiefwissel te maken van ik naar jij, van ik naar G-d. Voor hen zal er leven zijn, ja eeuwig leven (=Léven).
Mt.11,2-11 (11/12/2022)
Nu hoorde Johannes [de doper] in de gevangenis over de werken van de Gezalfde [Christos/Messiah] en zond twee van zijn leerlingen die hem vroegen: “Jij, ben jij de komende [de Messias waar wij naar uitzien], of moeten wij een ander verwachten?”
Jezus antwoordde hen: “Ga en bericht aan Johannes wat je hoort en ziet: blinden zien, lammen lopen, melaatsen worden gereinigd, doven horen, doden worden opgewekt: armen [wie leeft in (de geest van het) bedelaarschap] ontvangen de bevrijdende boodschap. Gezegend [op weg ermee!] wie niet over mij struikelt.
Toen zij vertrokken waren begon Jezus tegen de mensen te spreken over Johannes: “Om wat te zien trokken jullie naar de woestijn [waar Johannes predikte en doopte]? ‘Een riet door de wind bewogen’? [1Kon.14,15] Wat dan wel? Een mens in verfijnde kledij? Degenen in verfijnde kledij zul je vinden in de huizen van koningen. Maar waar ging je dan wel naar zien? Een profeet? Ja, zeg ik jullie, en nog veel meer dan een profeet! Want hij is het over wie geschreven staat: Kijk, ik zend mijn boodschapper [angelon] voor je uit die de weg voor jou zal bereiden. [Mal.3,1]
Waarlijk, ik zeg jullie: Onder wie uit vrouwen zijn geboren, is er niemand geweest die groter is dan Johannes de doper, maar in het koningschap der hemelen is zelfs de kleinste groter dan hij.
Johannes heeft de taak de Messias aan te wijzen, want hij is de ‘voorloper’, de ‘Elia die komen moet’ (zie gisteren). Maar hij wil zeker zijn van zijn zaak en toch eerst eens polsen als het wel degelijk Jezus is. Het is heel interessant te lezen wat Jezus als ‘bewijs’ aanhaalt: Luister! Kijk! Blinden zien, lammen lopen, … Geen hoogdravende theorieën dus; geen theologische discours over de Messias; geen spitsvondige gezegden. Alleen maar de heel concrete, tastbare realiteit van mensen – vooral mensen in nood.
Daarmee moest Johannes het stellen. Maar Jezus rekende erop dat hij het wel zou begrijpen. Wie meer is dan een rietje dat meebuigt met elke wind, wie meer belangrijk vindt dan verfijnde kledij, wie in de lijn van de Bijbelse profeten durft te gaan staan, die zál deze ‘tastbare boodschap’ begrijpen.
Als wíj de Messias straks willen herkennen, zullen wij naar heel concrete mensen moeten kijken – en vooral dus nog naar mensen in nood. En wij zullen hem des te beter herkennen, naarmate wij vandaag al leren om niet zomaar mee te buigen met elke wind, daad-werkelijk kiezen voor wat echt belangrijk is in het leven en ons durven plaatsen in de lijn van de Bijbelse profeten.
Mt. 5,1-12a (29/01/2023)
Toen Jezus al die mensen zag, ging hij de berg op en ging zitten. Zijn leerlingen kwamen om hem heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:
“Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
“Gezegend zijn jullie wanneer ze je uitschelden en vervolgen en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken omwille van mij. Wees blij en jubel! Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen. Zo immers werden de profeten vóór jullie ook vervolgd.”
Het koninkrijk dat Jezus verkondigt, is een koninkrijk dat haaks staat op wat we zien gebeuren in onze maatschappij: Wat fragiel, zwak en onopgemerkt is in de ogen van de mensen, wordt er erkend. Wat de wereld beschouwt als tragisch of leeg, ziet Jezus als gezegend: nederigheid, rouw, vriendelijkheid, vredelievendheid … In zijn koninkrijk wordt er geleefd vanuit een totaal andere logica. Jezus leefde vanuit die andere, goddelijke logica: Niks heldhaftig, niks eigenmachtig, niks spectaculair; … wel nederigheid: leven in de geest van de rafelrander. Hij wist dat een integer en eerlijk leven een gezegend leven is. ‘Gezegend’ niet als een ‘vaststelling’, maar als een ‘wens’ – een heel actieve wens! De vertaling van Chouraqui, die dicht bij het Hebreeuws aanleunt, beschrijft de beweging: En marche! Vooruit, op weg ermee!
En marche dus … durf ermee op weg te gaan dan zullen jij en je omgeving ermee gezegend zijn!
Mt.1,18-24 (18/12/2022)
De geboorte van Jezus de gezalfde [Christos-Messiah] verliep zo:
Zijn moeder, Maria, was verloofd met Jozef. Voor zij echter gingen samen leven, werd zij zwanger bevonden uit heilige geest. Haar man Jozef, die integer was, wilde haar niet openlijk te schande maken en dacht erover haar in het geheim weg te sturen.
Kijk! Terwijl hij deze dingen overdacht, verscheen een boodschapper [engel] van de Heer in een droom aan hem: “Jozef, zoon van David, wees niet bang Maria, je vrouw, bij jou te nemen, want wat in haar is verwekt is uit heilige geest. Ze zal een zoon baren en je moet hem de naam Jezus [de Heer is redding] geven, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.”
Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden wat vanwege de Heer door de profeet is gezegd: Zie, de jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon baren en ze zullen hem noemen: Immanuël [Jes.7,14], wat betekent: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef nu zoals de boodschapper van de Heer hem had opgedragen en nam zijn vrouw bij zich.
Jozef komt tot een pijnlijke ontdekking: Maria draagt leven in zich en hij kan zich dit nieuwe leven niet toe-eigenen. Allerlei gedachten en gevoelens gaan door hem heen, overwegend wat te doen. En dan … in een droom komt een engel: Wees niet bang. Wat Maria overkomt, is heilig. En dát vraagt om met eerbied omgeven te worden. Jozef krijgt te horen dat hij aan het kind de Naam Jezus moet geven, d.i. Redder.
Die naam doet weten dat wij uiteindelijk niet in staat zijn om onszelf te redden. Dát beamen, dát erkennen, die naam over het kind uit roepen, betekent wat. Je verbindt je ermee, én aan het ik, dat ik dat de regie heeft, wordt zijn centrale plaats ontnomen.
Herkenbaar? Dagen van het niet meer weten, de regie kwijtraken, … het zijn momenten waarop in ons leven een keer plaatsvindt. Vaak zijn het cruciale scharniermomenten. Ze overkomen ons, maar ons antwoord is beslissend. Ja zeggen, zoals Jozef, betekent dat je je verbindt met wat je overkomt. Het ja betekent overgave aan wat op je toekomt.
Mt.5,17-19 (15/03/2023)
“Denk niet dat ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden.
Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
Amen, ik zeg jullie: Totdat hemel en aarde voorbijgaan,
zal niet de kleinste letter van de wet voorbijgegaan zijn – totdat alles is gebeurd.
Wie dus ook maar het kleinste van de geboden loslaat en het zo leert aan de mensen,
zal de kleinste genoemd worden in het koningschap van de hemelen.
Wie ze echter doet en leert, die zal groot genoemd worden in het koningschap van de hemelen.”
‘De Torah’ wordt onder Griekse en Romeinse invloed bij ons meestal vertaald met ‘wet’. Maar eigenlijk zou ‘wijzing’ of zelfs ’wegwijzer’ beter weergeven waar het om gaat. De Torah, zoals die door Mozes en de profeten gegeven was, was nooit bedoeld als strakke verplichting, maar net als levengevende richtingwijzer. Wie déze weg volgt, zal langsheen de goede omgang met zijn mede-mens bij G-d uitkomen.
Dat is ook de lijn die Jezus volgt. Diep doordesemd van de Torah als hij is, wil die helemaal niet afschaffen – integendeel, hij wakkert haar nog aan in de vurige hoop dat ze eindelijk gevolgd wordt!
‘De vrijheid van de kinderen G-ds’ gaat er dus geenszins om dat wij ons aan geen enkel gebod meer zouden hoeven te houden. De levengevende liefde van G-d die in ons werkzaam wil worden naar onze mede-mensen toe, is een ‘dwingend’ gebod. Onze ‘vrijheid’ bestaat er vooral in ons door niets te laten tegenhouden om dít waar te maken én door te geven aan nieuwe generaties.