Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.3,1-12 (4/12/2022)

In die dagen trad Johannes de doper op. Hij verkondigde in de [half]woestijn van Judea: “Keer je om / verander je, want het koningschap der hemelen is nabij gekomen!”
Want hij was het die door de profeet Jesaja genoemd werd: De stem van een roepende in de woestijn: bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht! [Jes.40,3]
Johannes droeg een kleed van kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen. Zijn voedsel bestond uit sprinkhanen en wilde honing. Jeruzalem en heel Judea en heel de Jordaanstreek trok toen naar hem uit en zij werden in de Jordaan door hem ondergedompeld terwijl ze hun zonden beleden.
Toen hij echter zag hoe vele farizeeën en sadduceeën op de onderdompeling afkwamen, zei hij hen: “Addergebroed! Wie heeft jullie wijs gemaakt dat je de komende woede kunt ontvluchten? Breng dus vruchten voort de omkeer waardig en denk niet bij jezelf: ‘wij hebben Abraham als vader’ [en dat is genoeg als garantie om zelf gered te worden]. Want ik zeg jullie dat God uit deze stenen kinderen voor Abraham kan verwekken [en dus niet noodzakelijk júllie nodig heeft]. Ik dompel jullie wel onder in water, tot omkeer, maar die na mij komt, is krachtiger dan ik. – Ik reik er nog niet eens toe zijn sandalen te dragen. – Hij zal jullie onderdompelen in heilige geest en vuur. Hij heeft de wan in zijn hand en hij zal heel zijn dorsvloer door en door zuiveren. Zijn koren zal hij verzamelen in de schuur, maar het kaf zal hij verbranden in onblusbaar vuur.”

Vandaag horen we een oproep tot bekering (zij het van een rare alternatieve hippie). Met Jesaja’s woorden zegt hij: "Bereid de weg van de Heer". Is dit alleen bedoeld voor Johannes of ook als oproep voor ons allen?
Bemerk dat het hier niet zozeer gaat om een weg die zelf moet gegaan worden, maar om een weg waarop iemand naar ons toe komt en bij ons wil binnenkomen. De bekering waartoe Johannes oproept is er dus een die erin bestaat om ontvankelijk te worden: het goddelijke te herkennen en toe te laten.
Hoe komt hij naar ons toe? Dat zal hij doen in mensengestalte, hulpeloos en kwetsbaar als een kind. Als wij ‘bereid’ zijn ons te laten raken door het appel van elke hulpeloze en kwetsbare medemens, dan zal het ons niet verrassen als G-d zó onder ons verschijnt en naar ons toekomt.

Mt.17,22-27 (8/08/2022)

Toen ze rondtrokken in Galilea, zei Jezus tegen hen: “De mensenzoon zal overgeleverd worden in de handen van de mensen en ze zullen hem doden en op de derde dag zal hij opstaan.” Ze werden diep bedroefd.
Toen ze in Kafarnaüm waren, kwamen de inners van de tempelbelasting naar Petrus [een in de Joodse wet bepaalde belasting van 2 daglonen per jaar] en vroegen: “Betaalt jullie meester de tempelbelasting?” “Jawel!”, zei Petrus.
En toen hij thuis kwam, was Jezus hem voor met de vraag: “Wat denk je, Simon: de koningen van de wereld, van wie ontvangen zij belastingen, van hun zonen of van de vreemden?” Petrus antwoordde: “Van de vreemden.” Jezus zei: “Dan zijn de zonen vrij. Maar om hen geen aanstoot te geven: Ga naar het meer, werp een vishaak uit, neem de eerste vis die bovenkomt, open zijn bek en je zult een stater [munt van 4 daglonen] vinden. Neem die en betaal ermee voor mij en jou.”

De openingszin van dit stukje Evangelie lijkt wat los te staan van het vervolg. Maar dat is slechts schijn! Bij de vraag naar het betalen van de religieuze belasting zat er natuurlijk een addertje onder het gras. Dat Jezus er nogal onconventionele opvattingen op nahield als het ging over de naleving van sommige religieuze gebruiken, was ondertussen al meer dan duidelijk. Zou hij ook de vloer aanvegen – en in hun ogen de mensen opruien – met de tempelbelasting; met hun inkomen!?
Blijkbaar betaalt Jezus die belasting wél, maar heeft hij er toch zo zijn bedenkingen bij. Het lijkt toch niet zomaar te behoren bij wat hij verstaat onder ‘de vrijheid van de kinderen Gods’. In zijn ‘oplossing’, dat merkwaardige gebeuren met de vis, lijkt hij te willen zeggen: Ach, maak je toch niet zo druk over die centen. G-d zal er wel in voorzien – zoals eens, en steeds, ‘op de berg Moria’.
Helaas voor Jezus – en christenen vandaag? – zijn ‘religieuze’ mensen, niet automatisch ook ‘vertrouwende’ mensen. Wie de vinger op déze wonde leg, weet wat hem te wachten staat …

Mt.12,38-42 (18/07/2022) 
 
Sommige van de schriftgeleerden en farizeeën antwoordden hem toen: “Meester, wij willen van jou een teken zien!”
Maar hij gaf hen van antwoord: “Een slechte en trouweloze generatie verlangt een teken! Maar het zal geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet. Want zoals Jona in de buik van het zeemonster was, drie dagen en drie nachten, [Jona,2,1] zo zal de mensenzoon in het hart van de aarde zijn, drie dagen en drie nachten. De Ninevieten zullen bij het oordeel opstaan, samen met deze generatie, en ze zullen haar veroordelen, want zij bekeerden zich door de prediking van Jona. Kijk! Hier is meer dan Jona!
En de koningin van het zuiden zal bij het oordeel opstaan, samen met deze generatie, en zij zal haar veroordelen, want zij kwam van het einde van de aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen. Kijk! Hier is meer dan Salomo!
 
Jezus had nog maar net een blinde genezen, een lamme doen opstaan en een stomme doen spreken, en toch wordt hem gevraagd naar een teken waarop hij parmantig beweert dat er geen tekens gegeven zullen worden. Tekenen zijn geen kwestie van ‘u vraagt wij draaien’.  Ze gebeuren!  De vraag is of er bereidheid is om ze te ‘zien’? 
En wat als Jezus onder ons aanwezig was? Zou ik dán de tekens zien die hij stelt? Of beter: zou ik ze wíllen zien als dit inhoudt dat ik er alle consequenties moet bijnemen? M.a.w. ben ik bereid om iets in mijn leven te veranderen zodat ik die tekens van G-ds aanwezigheid (die er overvloedig zijn) kan zien? 
Waar al die tekens in de kern over gaan, is:  
- Duisternis en/of ellende heeft nooit het laatste woord. 
- Wijsheid kan je zien/voelen om je heen.
- …
Misschien zijn die tekens, het gebeuren op zich ook helemaal niet te zien op het moment zelf, maar alleen te voelen … achteraf. 

 

Mt.12,14-21 (20/07/2024)

14     De farizeeën gingen naar buiten
       en beraadslaagden hoe ze hem zouden kunnen ombrengen.
15    Maar Jezus besefte dit en ging van daar weg.
       Een grote menigte volgde hem en hij genas hen allen.
16    Hij verbood hen nadrukkelijk hem bekend te maken,
17    opdat vervuld zou worden wat gezegd werd door de profeet Jesaja:
18    “Zie mijn kind [pais: kind of dierbare dienaar],
       mijn uitgekozene, mijn geliefde,
       in wie mijn wezen vreugde vindt.
       Ik zal mijn geest op hem leggen
       en hij zal aan de volken het rechte verkondigen.
19    Hij zal niet twisten of schreeuwen,
       niemand zal zijn stem op straat horen;
20    een geknakt riet zal hij niet breken
       en een smeulende vlaspit niet doven;
       totdat het rechte zegeviert door hem.
21    En op zijn naam zullen velen hopen.” [Jes.42,1-4]

Hoe pijnlijk contradictorisch! De farizeeën – toch de kenners van de Schrift? – die beraadslagen hoe ze Jezus kunnen ombrengen enerzijds, en anderzijds het citaat uit de Schrift zelf dat de evangelist er hier tegenover plaatst. Het is één van die passages waar de oudtestamentische figuur van ‘de lijdende dienaar’ toegepast wordt op Jezus.
Helaas stond ook dat al in de Schriften te lezen: de zachte goedheid, goddelijke kracht in deze wereld, roept weerstand en verwerping op.
De verleiding is groot die weerstand alleen in het kamp van de farizeeën te leggen. Dan kunnen we haar buiten ons laten – denken we. Maar eerlijker – én bevrijdender – zou zijn te her- en erkennen dat die weerstand tegen de zachte goedheid ook in onszelf aanwezig is.
We kunnen er van op aan dat dat ook vandaag in ons leven zal te zien zijn: zowel de aanwezigheid van de zachte goedheid, als onze weerstand ertegen. Kijk maar!

Mt.19,3-12 (16/08/2024)

3      Er kwamen farizeeën naar hem om hem te testen en ze vroegen:
       “Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen om elke reden?”
4      Hij antwoordde hun:
       “Hebben jullie niet gelezen
       dat de schepper vanaf de oorsprong
       hen mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? [Gen.1,27]
5      Hij zegt: Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten
       en zich binden aan zijn vrouw [Gen.2,24]
       en deze twee zullen één lichaam worden,
6      zodat zij niet meer twee, maar één zijn.
       Wat God dus heeft samengebracht, moet een mens niet scheiden.”
7      Ze vroegen hem nu:
       “Waarom heeft Mozes dan opgedragen
       een scheidingsakte te geven en haar weg te sturen?” [Deut.24,1]
8      Hij zei:
       “Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian]
       heeft Mozes toegestaan je vrouw weg te sturen.
       In oorsprong was dit echter niet zo.
9      Ik zeg jullie echter:
       Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt, begaat overspel
       – behalve om reden van hoererij –
       en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
10    Zijn leerlingen zeiden hem nu:
       “Als het zo staat met man en vrouw, kun je beter niet trouwen!”
11    Maar hij zei hen:
       “Niet iedereen kan deze woorden plaatsen,
       maar wel wie het gegeven is.
12    Er zijn mensen die niet kunnen trouwen,
       omdat ze zo geboren zijn,
       en er zijn er die niet kunnen trouwen
       omdat ze door mensen tot een huwelijk niet in staat zijn gemaakt.
       Maar er zijn ook mensen die zelf van een huwelijk afzien
       omwille van het koningschap der hemelen.
       Wie dit een plaats kan geven,
       moet dit een plaats geven.

‘Gescleroseerde harten’ vragen om harde maatregelen. Jezus – G-ds Woord – hoopt op liefde. Het blijkt alweer van alle tijden te zijn dat er een kloof bestaat tussen G-ds droom voor de mensen en wat die mensen er feitelijk van maken.
Enerzijds brengt G-d – en Jezus in zijn spoor – daar een zeker begrip voor op: Mozes mag wetten uitvaardigen om dat ‘ge-mens’ in goede banen te leiden, en Jezus zien we nooit iemand als persoon verwerpen omdat hij een of andere norm niet haalt. Anderzijds blijft G-d – met Jezus ten voeten uit – zijn hoge ideaal aanprijzen, en blijft hij mensen uitnodigen/uitdagen hoger te mikken. Hij laat niet af zijn wereld van liefde naar voor te schuiven als een mooiere kans dan deze die wij nu meestal maar waarmaken.
Ook vandaag staan wij voor diezelfde uitdaging, in onze menselijke relaties, maar ook op veel andere domeinen waar wij niet aan Gods liefdesvraag toekomen. Blijf je laten uitdagen – én onthou óók dat Jezus jou als persoon niet verwerpt als je niet aan het hoge ideaal toekomt!

Mt.5,1-12a (1/11/2024)

     Toen Jezus al die mensen zag,
       ging hij de berg op en ging zitten.
       Zijn leerlingen kwamen om hem heen.
     Hij nam het woord en onderrichtte hen:
     “Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
       Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
     Gezegend wie diep droevig zijn.
       Ja, zij zullen worden vertroost.
     Gezegend de ootmoedigen.
       Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
     Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
       Ja, zij zullen verzadigd worden.
     Gezegend de barmhartigen.
       Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
     Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
       Ja, zij zullen God zien.
     Gezegend wie vrede bewerken.
       Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
10      Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
       Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
11     “Gezegend zijn jullie
       wanneer ze je uitschelden en vervolgen
       en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken
       omwille van mij.
12    Wees blij en jubel!
       Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.
       Zo immers werden de profeten voor jullie ook vervolgd."

Je hoeft geen held te zijn om heilig te worden. Mijn ouders waren dat zeker niet. Maar nu, jaren na hun dood, denk ik aan hen terug met een zekere verering. Ik durf ze rekenen bij de mensen die Jezus op een berg in Galilea gezegend heeft geprezen.
Op zijn lijst stonden geen kampioenen van de deugdzaamheid, geen professionele wereldverbeteraars. Gezegend noemde hij wie leeft in de geest van het bedelaarschap, niet gehecht aan geld of goed; de mensen die verdriet kenden; de mensen die vrede zochten waar tweedracht en concurrentie de bovenhand hadden; de mensen die belachelijk gemaakt werden omdat ze zo naïef waren om in hem te geloven en dat niet onder stoelen of banken staken.
Bijna alle feesten op de kerkelijke kalender draaien om G-d, om Christus en zijn geboorte, doop, verrijzenis, en over de Geest. Allerheiligen daarentegen is het feest van de mensen, niet alleen van de groten die op de heiligenkalender staan, maar vooral het feest van alle kleine, lieve en heilige mensen die we persoonlijk gekend hebben.