Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.5,13-16 (7/06/2022)
(Tussen 7 en 24 juni hebben we een continue lezing van de Bergrede. Meer dan de moeite waard om wat extra aandacht aan te besteden. In deze rubriek vind je zoals gewoonlijk een duiding bij het stukje lezing dat voorzien is voor deze dag. Ter oriëntering schreven we er vorig jaar ook een inleiding bij over het geheel. Die vind je onder deze link.)

“Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout verdwaasd raakt, waarmee kan het dan weer zout worden? Voor niets heeft het nog kracht, alleen om weggeworpen te worden en door de mensen vertrapt.”
Jullie zijn het licht van de wereld. Een stad kan niet verborgen zijn als ze boven op een berg ligt. Men steekt ook geen lamp aan om ze onder een emmer te zetten, maar men zet haar op een kandelaar zodat ze schijnt voor alle mensen in huis. Zo moet ook jullie licht stralen voor de mensen, opdat ze bij jullie de goede werken zien en jullie Vader in de hemelen grootmaken.”

Na de zaligsprekingen gaat Jezus nu verder. “Jullie zijn het zout …” Tot wie richt Jezus zich als hij ‘jullie’ zegt? Het zijn de leerlingen, maar ook de grotere kring er omheen, de menigte. Het zijn de treurenden, de armen, eenvoudige vissers, handarbeiders: zij worden aangesproken. ‘Jullie’ staat er geschreven: daarin is iedere ‘jij’ opgenomen in het grotere geheel en wordt zo heel persoonlijk aangesproken. In die context klinkt een oproep die te maken heeft met onze bestemming, nl. zout en licht ‘zijn’. (Er staat niet jullie ‘moeten zijn’.) Wat een enorm vertrouwen! Jezus zegt ons dat we al zijn wat we zullen worden. Je bént zout. Je bént licht. Jij maakt het verschil in smaak en zichtbaarheid. Dat geeft ruimte en werkt bevrijdend.
Wij, dat kleine groepje gewone mensen, wij die geen grote heiligen zijn, wij met onze gebreken … wij ‘zijn’ zout/licht in de wereld. Aan ons om mensen de smaak te laten proeven van een G-d-gericht leven en licht te laten zien – zijn Licht – opdat het goede/De Goede te zien zou zijn.

Mt 28, 8-15  (18/04/2022)

Haastig gingen de vrouwen, in ontzag en grote vreugde, terug van het graf naar zijn leerlingen om het [de boodschap van de engel dat Jezus was verrezen] hen te berichten. En kijk! Terwijl ze onderweg waren, kwam Jezus hen tegemoet en zei: “Met vreugde gegroet!” [ Goeiemorgen!] Zij liepen op hem toe, bogen voor hem neer en klampten zijn voeten vast. Jezus zei tegen hen: “Wees niet bang! Ga, en bericht mijn broers dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze mij zien.” En zij gingen.
Maar kijk! Enkele van de wachters kwamen in de stad en berichtte de hogepriesters wat er was gebeurd. Zij kwamen bijeen met de oudsten en namen een raadsbesluit: Ze gaven de soldaten veel zilverlingen met de opdracht: “Zeg dat zijn leerlingen hem ’s nachts zijn komen stelen, terwijl wij sliepen. En als het de landvoogd [Pilatus, die de wacht bevolen had] ter ore zou komen, zullen wij hem wel overtuigen zodat jullie je geen zorgen moeten maken.” Zij namen de zilverlingen en deden zoals hun was aangeleerd, en dit verhaal deed onder de Joden de ronde, tot op vandaag.

Hier wordt nog maar eens duidelijk dat je manier van kijken naar dingen en situaties (het perspectief van waaruit je kijkt) voor een groot deel je handelen bepaalt.
Kijkend vanuit je eigen perspectief zal je er alles aan doen om je hachje te redden, de schijn hoog te houden. Je sluit de ogen voor wat er misliep. Je ontkent je eigen aandeel en hebt er alles voor over om ervoor te zorgen dat niemand de ware toedracht te weten komt (= doofpotoperatie). Je doet alleen nog wat je is aangeleerd, niet meer en niet minder. Maar stilstaan is achteruitgaan, dan is er geen sprake meer van groei.
Kijkend vanuit het perspectief van de a/Ander word je opengebroken. Je hebt het lef (hart) om doorheen alle aanwezige emoties ruimte te creëren en je te laten raken door Nieuw Leven dat je tegemoet komt. In al je kwetsbaarheid zal het ook jou openen voor nieuw/anders leven. Je zal in beweging gebracht worden en zien: Dit Léven heeft toekomst en neemt je mee aan angst en dood voorbij.

Mt 26, 14-25 (13/04/2022)

Toen [na de zalving van Jezus door Maria in Betanië] ging één van de twaalf, Judas van Keriot, naar de hogepriesters en zei: “Wat zul je mij geven? Ik zal hem aan jullie uitleveren.” Ze zegden hem dertig zilverlingen toe. [Zach.11,12] En van dan af zocht hij een goede gelegenheid om hem uit te leveren.
Op de eerste [dag van het feest] van de ongezuurde [broden] kwamen Jezus’ leerlingen hem vragen: “Waar is het je bedoeling dat wij het Paasmaal voor jou bereiden?” Hij zei: “Ga de stad in, naar je-weet-wel, en zeg hem: ‘De meester laat weten: Mijn tijd is nabij. Bij jou wil ik het Paasfeest vieren met mijn leerlingen.’” De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen en ze bereidden het Paasmaal. Toen het avond werd ging hij met de twaalf aan tafel.
Terwijl ze aten, zei hij: “Amen, ik zeg jullie: Eén van jullie zal mij uitleveren.” Heel bedroefd geworden, begonnen zij elk aan hem te vragen: “Ik ben het toch niet, heer?” Hij antwoordde: “Die met mij de hand in de schotel heeft gestoken, hij zal mij uitleveren. [cf. Ps.41,10b] De mensenzoon gaat wel heen zoals over hem geschreven is, maar wee de mens door wie de mensenzoon wordt uitgeleverd. Het was beter voor hem geweest als hij niet geboren was die mens.” Judas, die hem zou uitleveren, zei hem ook: “Ik ben het toch niet, rabbi [meester]?” Jezus antwoordde hem: “Wat je zegt …”

Judas neemt het initiatief om Jezus uit de weg te ruimen. Hij stapt naar de hogepriesters toe. Waarom? Wat dreef hem? Boosheid, ontgoocheling, heeft hij er genoeg van? Wordt het hem allemaal te heet onder z’n voeten? Of deed hij gewoon wat moest gedaan, was hij als het ware het ‘lijdend voorwerp’.
En ik?
Wat drijft mij als ik me (al of niet geruisloos) laat meeslepen in een spiraal ten dode? Of wanneer ik het kwade ‘beraam’?
Nadien gaan ze samen aan tafel, Jezus met al zijn leerlingen (ook Judas), en klinkt er: “Eén van jullie zal mij uitleveren.” Welke emoties gaan er schuil achter die paar woorden, en welke zijn er verborgen in de antwoorden van zijn vrienden?
Judas had al besloten hem te verraden, en Jezus gaat zijn noodlot tegemoet maar blijft loyaal. Hij slaat niet terug, hoe beschamend hij ook wordt behandeld. Een hogere liefde – goddelijke liefde – houdt Hem gaande. 
En ik?
Hoe ga ik om met wat mij wordt aangedaan? Sla ik terug of durf ik te leven vanuit die goddelijke Liefde?

Mt.10,7-13 (11/06/2024)

7     Ga en verkondig:
       Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
8      Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
       wek de doden op, verdrijf de demonen.
       Voor niets heb je ontvangen,
       voor niets moet je geven.
9      Neem geen goud mee,
       geen zilver of koper in je gordel,
10    geen reiszak, geen extra kleren,
       geen sandalen en geen stok,
       want ‘wie werkt is zijn voedsel waard’.
11    In welke stad of dorp je ook binnenkomt,
       onderzoek wie het daar waard is
       en blijf daar dan tot je er weggaat.
12    Als je in een huisgezin binnenkomt,
       groet hen [= zegen hen met vrede].
13    Als zij het waard zijn,
       zal je vrede over hen komen,
       maar als zij het niet waard zijn,
       laat dan je vrede over jezelf terugkeren.

We onderbreken al even de reeks van de Bergrede voor het apostelfeest van Barnabas. Maar is dat wel onderbreken? Of is het misschien net een verder zetten?! Hebben de apostelen niet elk op hun eigen wijze en plaatsen de boodschap, zoals Jezus die samenvatte in de Bergrede, uitgedragen en vooral gedáan?
In het stuk Evangelie dat voor dit apostelfeest gekozen wordt, is trouwens goed een aantal elementen uit de Bergrede herkenbaar: de deemoed met de zwakken, de geest van armoede, de vrede die moet gebracht én innerlijk beleefd worden, … Dit is wat ‘apostelen’ – boodschappers in Jezus’ naam moesten doen en gedaan hebben. Dit is wat Barnabas heeft gedaan. (Volgens de Handelingen van de Apostelen ging hij daarvoor naar Cyprus.)
Het eerste (dat ‘moeten doen’) geldt ook voor ons, die op onze wijze en op onze plaatsen ‘apostel’ moeten zijn. Geldt het tweede ook (dat ‘gedaan hébben’) …?

Mt.13,31-35 (29/07/2024)

31    Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
       “Het koningschap der hemelen is te vergelijken
       met een mosterdzaadje
       dat iemand zaaide in zijn akker.
32    Het is veel kleiner dan alle andere zaden,
       maar als het is opgegroeid,
       wordt het groter dan alle tuingewassen
       en wordt bijna een boom,
       zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”

33    Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
       “Het koningschap der hemelen is te vergelijken
       met zuurdeeg
       dat een vrouw verwerkte in drie maten meel,
       zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”

34    Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte.
       Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen,
35    opdat vervuld zou worden wat de profeet zei:
       “Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen;
       ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”

Twee gelijkenissen over het koningschap der hemelen waaruit blijkt dat dit koningschap alles van doen heeft met groeien – groeien van binnenuit. Er blijkt diep van binnen, in elke mens, in elk dier, in alles, … een kracht aanwezig te zijn (is het ingeschapen?) die doet groeien. Ze doet openbreken en zo ontstaat er ruimte waarin schepsels van allerlei soort mogen vertoeven. Het is een doordesemende groeikracht die een mooie, gepaste vorm geeft aan alles en allen.
Als wij de moed hebben om het te laten gebeuren en ons durven overgeven aan het omvormingsproces dat van binnenuit reeds begonnen is, zal deze groeikracht z’n werk doen en komen er verrassend nieuwe dingen tot stand. Of om het met de woorden van Huub Oosterhuis te zingen: “Onze Vader verborgen, uw Naam worde zichtbaar in ons, van u is de toekomst, kome wat komt, van u is de toekomst, u geeft ons kracht!”

Mt.13,18-23 (26/07/2024)

18    Jullie dus, luister naar de gelijkenis van de zaaier:
19    Bij ieder die het woord van het koningschap hoort,
       maar niet doorgronden,
       komt de slechte en rooft wat in zijn hart is gezaaid.
       Dat is de op de weg gezaaide.
20    De op de steenachtige grond gezaaide
       is wie het woord hoort
       en onmiddellijk vrolijk aanneemt,
21    maar geen wortel heeft in zichzelf
       – het zijn mensen van het moment.
       Wanneer er verdrukking of vervolging komt
       omwille van het woord,
       struikelen ze onmiddellijk.
22    De tussen de dorens gezaaide
       is wie het woord hoort,
       maar door de zorgen van deze wereld
       en de begoocheling van de rijkdom
       het laten verstikken,
       waardoor het onvruchtbaar wordt.
23    De in goede aarde gezaaide
       is wie het woord horen en het doorgronden.
       Zij brengen vruchten voort,
       de één honderd, de ander zestig, nog een ander dertig.”

Terug naar onze parabel die op het eerste zicht misschien heel eenvoudig lijkt. Je kan het voor je zien gebeuren: een boer met een zaaibak voor zich. Met grote stappen loopt hij over het land en met brede gebaren strooit hij het zaad uit. Vandaag worden de leerlingen aangesproken en de vraag blijkt niet of zij al dan niet goede grond zijn, nee ze zijn zaad, zoals ze elders ook zout en licht zijn. Goed zaad, kostbaar zaad! Er zijn er die langs de weg gezaaid zijn. Er zijn er die in rotsige grond gezaaid zijn en er zijn er die tussen de dorens gezaaid zijn. Het gaat over hetzelfde zaad! Het komt allemaal uit diezelfde ene bak en het is allemaal door diezelfde ene hand uitgezaaid.
Als uitgezaaid zaad zullen ze oppervlakkigheid tegenkomen en enthousiasme dat bij de minste weerstand uitdooft. Ze zullen tegenstand ontmoeten van hen die afgoden dienen of liever gediend worden dan te dienen. Om wanhopig van te worden? Het hoeft niet, de Zaaier zaait door. Er is genoeg goede grond. Kijk maar hoeveel erop komt en vrucht draagt!