Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.18,(10-)12-14 (6/12/2022)
Let op dat je niet één van deze kleinen minacht. Want ik zeg jullie: Hun engelen in de hemelen aanschouwen voortdurend het Gelaat van mijn Vader in de hemelen. Want de mensenzoon is gekomen om het verlorene te bevrijden.
Wat dunkt jullie? Als iemand honderd schapen heeft en één ervan is afgedwaald, zal hij dan niet de negenennegentig op de bergen laten en op zoek gaan naar het afgedwaalde? En als hij het vindt – amen, ik zeg jullie – dan verblijdt hij zich over dan ene meer dan over de negenennegentig die niet afdwaalden.
Zo is het de bedoeling van jullie Vader in de hemelen, dat niet één van deze kleinen verloren gaat.
Terwijl de kudde alsmaar doorholt, kan er een schaap niet meer mee. Het dwaalt af. Het kleine, gekwetste, verlorene … naar dat ene schaap wordt omgezien. Het wordt niet aan z’n lot overgelaten. De herder laat de kudde achter om op zoek te gaan naar dat ene, die ene die zich verloren voelt, achtergelaten.
Al vertellend licht Jezus een tip van de sluier op die over G-ds identiteit hangt. Die Ene en Onnoembare gaat op zoek naar de gekwetste. Hij kijkt er naar om. En verblijdt zich. Geen uitgelatenheid, geen schaterlach, maar diepe intense vreugde om die ene.
Zo is de G-d van Jezus: onvoorwaardelijk, en verliefd op de mens. Hij staat niet boven de mens, maar is als een hand in de rug, bemoedigend en tegelijk op afstand als de geheel Andere.
Zo is onze G-d. Die gans Andere die geen mens in de steek laat, die elkeen ziet en naar elkeen om-ziet.
Mt.20,1-16a (23/08/2023)
1 Want het koninkrijk der hemelen is als een landheer
die vroeg in de morgen naar buiten ging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
2 Hij kwam met hen overeen voor een dagloon
en zond ze dan naar zijn wijngaard.
3 Toen hij rond het derde uur weer naar buiten ging,
zag hij anderen, die werkloos waren, op de markt staan.
4 Hij zei tegen hen: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Ik zal jullie geven wat billijk is.”
5 En ze gingen er heen.
Rond het zesde uur ging hij nog eens naar buiten
en weer op het negende
en telkens deed hij hetzelfde.
6 Rond het elfde uur ging hij opnieuw naar buiten
en trof weer anderen daar werkloos staan.
Hij zei tegen hen: “Wat staan jullie hier de hele dag werkloos?”
7 “Niemand heeft ons gehuurd,” antwoordden ze.
Daarom zei hij opnieuw: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Je zult ontvangen wat billijk is.”
8 Toen het avond was geworden,
zei de heer van de wijngaard tegen zijn beheerder:
“Roep de arbeiders en betaal hun het loon,
te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten.”
9 Degenen van het elfde uur kwamen dus
en ontvingen elk het dagloon.
10 Toen nu degenen van het eerste uur kwamen,
meenden zij dat ze meer zouden krijgen.
Maar ook zij ontvingen elk het dagloon.
11 Ze namen het wel aan,
maar gingen morren tegen de landheer:
12 “Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt
en je stelt hen gelijk aan ons
die de lange duur en de brandende hitte van de dag getorst hebben.”
13 Hij antwoordde echter: “Vriend, ik doe je toch geen onrecht?
Ben je niet met mij overeengekomen voor een dagloon?
14 Aanvaard wat van jou is en ga.
Ik wil echter aan de laatsten geven zoals aan jou.
15 Mag ik met het mijne niet doen wat ik wil?
Of ben je kwaad omdat ik goed ben?”
16 Zo zullen de laatste de eersten zijn
en de eersten de laatsten.
Deze gelijkenis doet ons vragen stellen bij hoe we omgaan met elkaar en de verhouding tussen (groepen) mensen, en dit alles met het oog op het koninkrijk der hemelen.
We lezen over …
En er is de landeigenaar die laat zien wat Go(e)d samen-leven kan zijn. Hij gaat zelf op zoek en spreekt mensen aan. De godganse dag blijft hij onvermoeibaar op zoek naar mensen om ze in te schakelen in zijn wijngaard. Voor hem telt elke mens. Elke mens mag rekenen op zijn goedheid en rechtvaardigheid hoe verschillend de arbeid ook is.
Voor de landeigenaar gaat het niet om het loon waar mensen recht op denken te hebben, maar om het koninkrijk. Het gaat om verschil kunnen verdragen, en dat vraagt dat je vrij wordt, dat je open kan kijken zonder oordeel en zonder angst voor zelfverlies. Een uitdaging en een heilige opdracht om vandaag alvast mee te beginnen.
Mc.1,1-8 (6/12/2020)
Begin van de bevrijdende boodschap van Jezus de gezalfde, zoon van God.
Het begon zoals geschreven staat bij de profeten:
Zie, ik zend mijn boodschapper voor je uit die de weg voor jou zal bereiden. [Mal.3,1]
Een stem van een roepende in de woestijn: Maak de weg voor de Heer gereed, maak zijn paden recht. [Jes.40,3]
Dit gebeurde toen Johannes doopte in de woestijn. Hij noemde het een doopsel
van innerlijke ommekeer tot vrijmaking van dwaalwegen [zonde]. En alle inwoners van Juda en Jeruzalem trokken naar hem toe.
Ze lieten zich door hem onderdompelen in de rivier de Jordaan en erkenden hun dwaalwegen [zonde].
Johannes droeg een kleed van kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen [zoals vroegere profeten] e
n hij at sprinkhanen en wilde honing. Hij kondigde aan: “Er komt iemand aan die sterker is dan ik, iemand zo groot,
dat ik niet eens geschikt ben mij te bukken en zijn sandalen los te maken. Ik heb jullie wel ondergedompeld in water,
maar hij zal jullie onderdompelen in heilige Geest.”
Maak de paden recht, verwijder alle on-recht, keer je leven om. Deze oproep van Johannes de Doper is de ouverture van het Evangelie.
Hiermee begint G-ds toekomst. Johannes, een man van Godswege, iemand – bekende of onbekende, jij(?) – een mens,
die zijn medemensen oproept om anders te gaan leven. Weg uit die woestenij, weg uit elk voor zich, weg uit angstland.
Sober en in alle eenvoud leeft hij en roept mensen op. Durf te erkennen dat het af en toe verdomd lastig kan zijn of misloopt,
keer je om en leef zodat G-d in jou mag gebeuren, in jou te zien is.
Als kind zongen wij elke advent weer: “Ga dan op weg, waag de ommekeer, weg uit het land van meer en meer,
leef een nieuw vertrouwen, een morgen daagt, de minsten worden grootgemaakt…”
Vol vertrouwen weet ik dat er altijd zulke roepers zúllen zijn. Mensen die roepen, leven en bidden tegen kilte, onrecht en leed.
Mensen die hun medemensen – jou en mij – aansporen om zich te laten onderdompelen in zijn Geest en geest-driftig te leven.
Zouden wij zo’n mensen mogen/durven zijn?!
Mt.5,38-42 (13/06/2022)
“Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Een oog voor een oog, een tand voor een tand. [Ex.21,24]
Ik echter zeg jullie: Bied geen weerstand tegen wie jou kwaad doet, maar als iemand jou op je rechterwang slaat, keer ook de andere naar hem toe. En als iemand je voor het gerecht wil dagen en je onderkleding afnemen, laat hem ook je bovenkleding. En als iemand je opeist één mijl met hem mee te gaan, ga er twee met hem mee.
Geef aan wie jou iets vraagt, en keer je niet af van wie iets wil lenen van jou.”
Wij kunnen denken dat wij ‘beschaafder’ handelen dan het oog-om-oog-principe. Maar 1° Als wij eerlijk naar onze innerlijke reacties durven kijken bij ons aangedaan kwaad, moeten we vaststellen dat het daar nog steeds heel levendig is – als er daar al geen sprake is van het ‘nog onbeschaafdere’ principe van de wraak. En 2° Eigenlijk is heel ons rechtssysteem op hetzelfde principe gebouwd, alleen vervangen wij de straf door iets anders: wij eisen geen oog, maar wel ‘schadevergoeding’ die daar rechtevenredig tegenover staat.
Wat Jezus ons vandaag in zíjn ‘grondwet’ vraagt, gaat opnieuw ver daar voorbij! “Bied geen weerstand tegen wie jou kwaad doet.”
Je zou hem ervan kunnen verdenken dat hij het kwaad dan maar zijn beloop laat. Gelukkig weten we uit zijn leven dat hij dat níet doet! Noch in zijn dagelijkse omgang met mensen – ook ‘kwaden’, noch in de afloop van zijn leven. Vooral in dat laatste is het heel duidelijk: ‘geen weerstand bieden’ is wellicht nog de grootste weerstand! Je ontneemt het kwaad haar macht als je het niet je innerlijk laat overmeesteren! Kwaad wordt niet door kwaad overwonnen, maar alleen door goedheid …
Mt.1,18-23 (8/09/2022) – feest vd Geboorte van Maria
De geboorte van Jezus de gezalfde [Christos/Messiah] verliep zo:
Zijn moeder, Maria, was verloofd met Jozef. Voor zij echter gingen samen leven, werd zij zwanger bevonden uit heilige geest. Haar man Jozef, die integer was, wilde haar niet openlijk te schande maken en dacht erover haar in het geheim weg te sturen.
Kijk! Terwijl hij deze dingen overdacht, verscheen een boodschapper [engel] van de Heer in een droom aan hem: “Jozef, zoon van David, wees niet bang Maria, je vrouw, bij jou te nemen, want wat in haar is verwekt is uit heilige geest. Ze zal een zoon baren en je moet hem de naam Jezus [de Heer is redding] geven, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.”
Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden wat vanwege de Heer door de profeet is gezegd: Zie, de jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon baren en ze zullen hem noemen: Immanuël [Jes.7,14], wat betekent: God met ons.
Vandaag vieren we het feest van de Geboorte van Maria. Vreemd dat juist op dat feest het Evangelie begint met “De geboorte van Jezus …” en dat het verder vertelt over de rol die Jozef daarin opneemt. Gaat het dan niet over de geboorte van Maria?
Misschien toch ook weer niet zo vreemd. Is het niet langsheen mensen dat G-d de kans krijgt om tot leven te komen en zo mensen opnieuw doet geboren worden? Zijn het niet de integere mensen om je heen die jou alle ruimte geven om tot Léven te komen en die jou ten volle mens doen worden?
Dat is wat Jozef doet, hoe hij is! We horen niet veel over hem, maar als hij ter sprake komt kan het tellen😊. In al zijn integriteit is hij bereid te luisteren naar G-d. Hij hoort wat hem te doen staat en is ge-hoor-zaam. Hij is bereid om vroedman te zijn zodat G-d geboren kan worden en met hem ook Maria, zijn vrouw. (Maria wordt als ‘Moeder Gods’ geboren omdat Jozef vroedman wou zijn.)
En Ik? Mag G-d door mijn manier van leven, bij m’n naaste geboren worden? Mag hij met hen/met ons zijn zodat ook wij opnieuw geboren mogen worden?
Mt.23,23-26 (23/08/2022)
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat jullie wel tienden afdragen van [details als] munt, dille en komijn, maar de zwaarwichtiger dingen van de wet nalaat: onderscheiding, barmhartigheid en vertrouwen. Déze dingen moet je doen, en de andere niet nalaten.
Blinde wegwijzers, die de mug uitziften maar de kameel doorslikken.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat jullie wel de buitenkant van drinkbeker en schotel reinigen, maar van binnen vol roofzucht en mateloosheid zijn.
Blinde farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de beker zodat ook de buitenkant rein wordt.
De Jezus van het Matteüsevangelie gaat nog een tijdje door met de schriftgeleerden en farizeeën er ferm van langs te geven. Wie liever niet zo’n preek krijgt, weet wat hem/haar te doen staat: luister wel naar hun woorden, maar volg hun daden niet na! Hier geeft Jezus zelf aan wat belangrijker is dan het krampachtig uitvoeren van allerlei details: Onderscheiding, barmhartigheid en vertrouwen.
Over dat onderscheidingsvermogen hadden we het gisteren al.
Dat barmhartigheid deel uitmaakt van Jezus’ ‘wet’-beleving, is eigenlijk verrassend. Spontaan lijkt het er eerder zelfs haaks op te staan: ‘wet is wet’. Maar blijkbaar hoort deze milderende factor er voor Jezus essentieel bij. Dat is iets om over na te denken … én het te doen.
Vertrouwen is de basishouding waarop al de rest rust: uiteindelijk is het G-d die de wereld richt, niet ik! Met al mijn pogen en prakkiseren kan ik hooguit hier en daar wat details van die wereld veranderen. Maar voor de grote stroom van het leven, kan ik mij enkel overgeven in het vertrouwen dat G-d mijn leven draagt …