Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.23,1-12 (26/08/2023)
1 Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
2 “De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes.
3 Neem dus in acht en doe
alles wat ze jullie zeggen,
maar handel niet naar hun daden,
want zij zeggen het wel, maar doen het niet.
4 Ze binden zware lasten bijeen
en leggen die op de schouders van de mensen,
terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren.
5 En de werken die ze doen,
doen ze om zich te tonen aan de mensen.
Ze maken hun gebedsriemen breed
en de kwasten van hun mantel groot.
[Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven;
de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.]
6 Ze hebben graag de voornaamste plaatsen
bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge];
7 ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet
en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
8 Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen,
want jullie hebben maar één leermeester,
terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn.
9 Noem niemand op aarde jullie Vader,
want jullie hebben maar één Vader,
de Vader in de hemelen.
10 Laat je ook geen leermeester/leider noemen,
want jullie hebben maar één leermeester/leider,
de Gezalfde [christos/messiah].
11 Maar de grootste onder jullie
zal je dienaar zijn.
12 Wie zichzelf verheft,
zal klein worden,
en wie zichzelf klein maakt,
zal verheven worden.”
Jezus staat midden in de Joodse traditie en nooit zal hij daarover één minachtend woord spreken. Hij weet als geen ander dat de wet er niet is omwille van zichzelf en ook dat ze niet achterwege gelaten mág worden.
Hij kent haar van binnenuit en leeft haar na, meer nog, hij brengt haar tot vervulling! Met andere woorden, hij leeft zo dat binnenkant (ingesteldheid) en buitenkant (daden) overeenstemmen. Met heel zijn leven maakt hij duidelijk dat goddelijk leven geen kwestie is van nauwgezet regeltjes naleven, maar dat zo’n leven verder gaat en dieper reikt. Het gaat niet over macht en aanzien, maar over een levensinstelling die met G-d van doen wil hebben.
Het is een ingesteldheid die gericht is op G-d en weg-wijst van jezelf en dat heeft alles te maken met eenvoud en nederigheid. Deze twee zijn niet zomaar een extraatje dat aan het leven wordt toegevoegd maar ze zijn het leven zelf. En wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?
Mt.10,7-15 (7/07/2022)
Ga en verkondig: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Heel de verzwakten, reinig de melaatsen, wek de doden op, verdrijf de demonen. Voor niets heb je ontvangen, voor niets moet je geven. Neem geen goud mee, geen zilver of koper in je gordel, geen reiszak, geen extra kleren, geen sandalen en geen stok, want ‘wie werkt is zijn voedsel waard’.
In welke stad of dorp je ook binnenkomt, onderzoek wie het daar waard is en blijf daar dan tot je er weggaat. Als je in een huisgezin binnenkomt, groet hen [= zegen hen met vrede]. Als zij het waard zijn, zal je vrede over hen komen, maar als zij het niet waard zijn, laat dan je vrede over jezelf terugkeren. Als men je niet verwelkomt en niet luistert naar je woorden, ga dan weg uit dat huis of die stad en schud het stof van je voeten. Amen, ik zeg jullie: Voor het land van Sodom en Gomorra zal het op de dag van het oordeel draaglijker zijn dan voor die stad.”
(Voor de Lucas-versie van ditzelfde Evangelie: zie voorbije zondag (onderaan deze pagina).)
De leerlingen moeten er op uit trekken: niet ‘in hun kot (of grot) blijven’, maar de wereld in, naar mensen toe. Jezus’ boodschap is er niets mee gebaat als wij die alleen binnenskamers belijden.
De inhoud van de verkondiging is heel simpel en kort: “Het koninkrijk der hemelen – die hemelse wereld zoals die eruit ziet wanneer G-d koning mag zijn over ons leven – is nabij gekomen.” Bemerk de voltooide tijd: het ís al nabij gekomen, zó nabij dat wij alleen maar nog onze hand ernaar uit te strekken hebben om er te kunnen raken!
En al de ‘rest’ wat Jezus hier vertelt gaat over dat ‘onze hand uitstrekken naar’. Ja, het vraagt keuzes, acties, handelingen boven het gewone. Ik zal mezelf overtreffen, want ik geef alleen wat ik gekregen heb. Maar ik mag ‘gaan en verkondigen’: G-ds genade is heel dicht bij jou!
Mt.9,9-13 (1/07/2022)
Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus.
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?” Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.”
Kort maar krachtig zegt Jezus: “Volg mij.” Hiervoor zijn geen holle offers nodig maar mededogen. Ga, en heb oog voor de ‘zieken’, zij hebben een ‘dokter’ nodig. Zij hebben nood aan mededogen. Jammer genoeg dreigt mededogen hoe langer hoe meer een vergeten woord te worden. (Is het een vergeten woord geworden, of wordt er niet meer voor gekozen zodat het woord overbodig wordt?)
Mededogen vertrekt vanuit het besef dat wij mensen fundamenteel allemaal hetzelfde verlangen, nl. erkend, gerespecteerd en bemind te worden. Het staat lijnrecht tegenover het wij-zij-denken dat meent mensen te mogen opdelen in twee soorten, goede en slechten – de voedingsbodem voor heel wat conflicten.
Jezus kiest voor mededogen als levenshouding van waaruit hij kan zeggen: “Maak je om mij geen zorgen, maar die en die daar, dat kind, die oude vrouw, die jongen in de gevangenis, daar gaat het niet goed mee, voor hen moet je zorgen.” Hij vindt mensen belangrijker dan zichzelf en eigenlijk vraagt hij niets anders dan: kijk toch hoe ongelooflijk prachtig en kostbaar ieder mens gemaakt is; wees ‘in godsnaam’ voorzichtig met elkaar; zorg voor elkaar. En hij roept ons op: “Volg mij! Ik wens je mededogen toe.”
Mt.25,14-30 (31/08/2024)
14 Want het is zoals met een man die naar het buitenland ging.
Hij riep zijn dienaren en vertrouwde hen zijn bezit toe.
15 Aan de één gaf hij vijf talenten [5x 6000 daglonen],
een ander twee en nog een ander één,
elk naar zijn eigen mogelijkheden.
Daarna vertrok hij.
16 Meteen ging degene die vijf talenten gekregen had eropuit
om er handel mee te drijven en hij verdiende er vijf bij.
17 Zo ook degene die er twee ontvangen had:
hij verdiende er twee bij.
18 Maar degene die het ene gekregen had,
ging ergens ver weg, groef een gat in de grond
en verborg zo het geld van zijn heer.
19 Een hele tijd later kwam nu de heer van die dienaars terug
en hield afrekening met hen.
20 Die de vijf talenten gekregen had,
kwam bij hem en gaf hem ook de vijf andere:
“Heer, vijf talenten heb je mij toevertrouwd,
zie, vijf talenten heb ik erbij verdiend.”
21 Zijn heer zei hem:
“Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen.
Verblijf in de vreugde van je heer!”
22 Ook die de twee talenten gekregen had
kwam bij hen en zei:
“Heer, twee talenten heb je mij toevertrouwd,
zie, twee talenten heb ik erbij verdiend.”
23 Zijn heer zei hem:
“Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen.
Verblijf in de vreugde van je heer!”
24 Nu kwam ook die het ene talent gekregen had bij hem en zei:
“Heer, ik wist dat je een hard mens bent,
die oogst wat je niet hebt gezaaid
en verzamelt wat je niet hebt uitgestrooid.
25 Ik was bang en heb je talent ergens ver weg verborgen in de grond.
Zie, hier heb je je bezit.
26 Zijn heer antwoordde hem echter:
“Slechte en angstig aarzelende dienaar,
je meende te weten dat ik oogst wat ik niet heb gezaaid
en verzamel wat ik niet heb uitgestrooid?
27 Je had dus mijn geld bij de bank moeten geven,
zodat ik het terugkreeg met rente.
28 Neem dus dat talent van hem af,
en geef het aan wie er tien heeft,
29 want aan wie heeft, zal gegeven worden
– hij zal overvloed hebben –
en van al wie niet heeft,
zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
30 En werp die nutteloze dienaar eruit,
in de buitenste duisternis,
daar zal geween zijn en tandengeknars.
Het verhaal is bekend. Laten we dus meteen even stilstaan bij de eerste zin: “De heer vertrouwde hen zijn bezit toe.” Ja, sta er maar letterlijk bij stil dat dit een realiteit is: G-d vertrouwt jou/mij zijn bezit toe!
Dat is grandioos! Ware het niet dat wij het vaak – zeg maar meestal – niet zien of niet willen/durven/… geloven.
Wij vinden wat we hebben of kunnen, zelfs wie we zijn, meestal te klein en dus niet in staat om iets te doen voor het Rijk G-ds. We zijn zoals die met z’n ene talent: bang en ons verstoppend onder de grond.
Los van het feit dat volgens de parabel minstens 2/3 van ons méér dan 1 talent gekregen heeft, zouden we mogen beseffen dat zelfs dat ene talent al heel wat is (naar vandaag herrekend: 20 jaarlonen!), en dat ook daar dus wel iets mee te doen valt!
Dat wij dat kapitaal in handen kríjgen, is geen vrome wishful thinking, maar een vaststelling, een gegeven waarmee verder aan de slag moet worden gegaan. G-d vertrouwt het ons toe … G-d vertrouwt op ons … G-d vertrouwt ons …
Mt.7,6.12-14 (21/06/2022)
Geef het heilige niet aan de honden, en werp je parels niet voor de varkens [honden en varkens werden als onrein gezien], opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich tegen je keren en je verscheuren.
Dus alles wat je zou willen dat mensen voor jou doen, doe dat voor hen. Dat is wet en profeten!
Ga binnen door de nauwe poort, want breed is de poort en ruim de weg die leidt naar de ondergang en velen gaan daarlangs naar binnen.
Maar nauw is de poort en smal de weg die leidt naar het leven, en weinigen vinden haar.
Drie spreuken. Ze lijken wat los te staan van elkaar, en toch... gaan ze alle drie over een manier van samen-leven die ‘heilig’ is en wat ‘heilig’ is, moeten we ‘be-waren’.
“Alles wat je zou willen dat mensen voor jou doen, doe dat voor hen. Dit consequent doorleven, wat zou dat betekenen? Zou de wereld er anders uitzien als iedereen deze suggestie zou volgen? Hoe gaan we om met familie, vrienden, collega’s, vreemdelingen en mensen aan de rand staan van de maatschappij? Zou ons gedrag anders zijn vanuit die stelregel? Deze zogeheten ‘gouden regel’ is wellicht zo uitdagend omdat hij zo eenvoudig is. Het is geen rechtsregel, wel een oproep tot actieve en betrokken liefde. Het is een weg (wet) om te gaan, hoe nauw ook, maar hij voert naar Léven, daar kan je vanop aan!
Mt.5,27-32 (10/06/2022)
(Tussen 7 en 24 juni hebben we een continue lezing van de Bergrede. Meer dan de moeite waard om wat extra aandacht aan te besteden. In deze rubriek vind je zoals gewoonlijk een duiding bij het stukje lezing dat voorzien is voor deze dag. Ter oriëntering schreven we er vorig jaar ook een inleiding bij over het geheel. Die vind je onder deze link.)
“Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin: Je zult geen overspel begaan. [Ex.20,14]
Ik echter zeg jullie: Ieder die naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al overspel met haar begaan.
Als je oog je ten val brengt: ruk het uit en werp het weg! Het is beter voor je dat één van je leden verloren gaat dan dat heel je lichaam in de gehenna geworpen wordt. En als je hand je ten val brengt: hak haar af en werp haar weg! Het is beter voor je dat één van je leden verloren gaat dan dat heel je lichaam in de gehenna geworpen wordt.
Er is gezegd: Wie zijn vrouw wegzendt moet haar een scheidingsakte geven. [Deut.24,1]
Ik echter zeg jullie: Ieder die zijn vrouw wegzendt, maakt haar tot iemand met wie overspel begaan wordt – behalve om reden van hoererij – en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
Opnieuw: ‘vervulling van de wet’. Opnieuw niets nieuws, maar wel een heel consequent doortrekken van lijnen die bedoeld zijn om het Verbond met G-d te be-waren. Hier op het vlak van de meest intieme menselijke relaties.
Wat zou Jezus bezield hebben om net daarin zo ver te gaan? We mogen vermoeden dat het zijn sterke – eigenlijk zou je ook hier kunnen zeggen: intieme – verworteldheid met de Schrift was, als uiting van dat Verbond. Op verschillende plaatsen in de Schrift, en bijzonder in het Hooglied, wordt de liefdevolle verbondenheid tussen man en vrouw gebruikt als beeld voor het Verbond tussen G-d en mens – en eigenlijk moeten we een sterker woord dan ‘beeld’ gebruiken, in christelijke termen kun je spreken van ‘Sacrament’, heilig teken!
Waar dus het menselijk verbond met voeten wordt getreden, gaat er een steek door G-ds hart. Waar mensen ‘weglopen van elkaar’ voelt hij hen weglopen van zichzelf – zo tegengesteld aan zijn diepste verlangen. Dubbeldiep is dus ook G-ds pijn waar mensen pijn lijden aan die intiemste relaties …