Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.13,31-35 (29/07/2024)

31    Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
       “Het koningschap der hemelen is te vergelijken
       met een mosterdzaadje
       dat iemand zaaide in zijn akker.
32    Het is veel kleiner dan alle andere zaden,
       maar als het is opgegroeid,
       wordt het groter dan alle tuingewassen
       en wordt bijna een boom,
       zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”

33    Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
       “Het koningschap der hemelen is te vergelijken
       met zuurdeeg
       dat een vrouw verwerkte in drie maten meel,
       zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”

34    Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte.
       Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen,
35    opdat vervuld zou worden wat de profeet zei:
       “Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen;
       ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”

Twee gelijkenissen over het koningschap der hemelen waaruit blijkt dat dit koningschap alles van doen heeft met groeien – groeien van binnenuit. Er blijkt diep van binnen, in elke mens, in elk dier, in alles, … een kracht aanwezig te zijn (is het ingeschapen?) die doet groeien. Ze doet openbreken en zo ontstaat er ruimte waarin schepsels van allerlei soort mogen vertoeven. Het is een doordesemende groeikracht die een mooie, gepaste vorm geeft aan alles en allen.
Als wij de moed hebben om het te laten gebeuren en ons durven overgeven aan het omvormingsproces dat van binnenuit reeds begonnen is, zal deze groeikracht z’n werk doen en komen er verrassend nieuwe dingen tot stand. Of om het met de woorden van Huub Oosterhuis te zingen: “Onze Vader verborgen, uw Naam worde zichtbaar in ons, van u is de toekomst, kome wat komt, van u is de toekomst, u geeft ons kracht!”

Mt.13,18-23 (26/07/2024)

18    Jullie dus, luister naar de gelijkenis van de zaaier:
19    Bij ieder die het woord van het koningschap hoort,
       maar niet doorgronden,
       komt de slechte en rooft wat in zijn hart is gezaaid.
       Dat is de op de weg gezaaide.
20    De op de steenachtige grond gezaaide
       is wie het woord hoort
       en onmiddellijk vrolijk aanneemt,
21    maar geen wortel heeft in zichzelf
       – het zijn mensen van het moment.
       Wanneer er verdrukking of vervolging komt
       omwille van het woord,
       struikelen ze onmiddellijk.
22    De tussen de dorens gezaaide
       is wie het woord hoort,
       maar door de zorgen van deze wereld
       en de begoocheling van de rijkdom
       het laten verstikken,
       waardoor het onvruchtbaar wordt.
23    De in goede aarde gezaaide
       is wie het woord horen en het doorgronden.
       Zij brengen vruchten voort,
       de één honderd, de ander zestig, nog een ander dertig.”

Terug naar onze parabel die op het eerste zicht misschien heel eenvoudig lijkt. Je kan het voor je zien gebeuren: een boer met een zaaibak voor zich. Met grote stappen loopt hij over het land en met brede gebaren strooit hij het zaad uit. Vandaag worden de leerlingen aangesproken en de vraag blijkt niet of zij al dan niet goede grond zijn, nee ze zijn zaad, zoals ze elders ook zout en licht zijn. Goed zaad, kostbaar zaad! Er zijn er die langs de weg gezaaid zijn. Er zijn er die in rotsige grond gezaaid zijn en er zijn er die tussen de dorens gezaaid zijn. Het gaat over hetzelfde zaad! Het komt allemaal uit diezelfde ene bak en het is allemaal door diezelfde ene hand uitgezaaid.
Als uitgezaaid zaad zullen ze oppervlakkigheid tegenkomen en enthousiasme dat bij de minste weerstand uitdooft. Ze zullen tegenstand ontmoeten van hen die afgoden dienen of liever gediend worden dan te dienen. Om wanhopig van te worden? Het hoeft niet, de Zaaier zaait door. Er is genoeg goede grond. Kijk maar hoeveel erop komt en vrucht draagt!

Mt.12,38-42 (22/07/2024)

38    Sommige van de schriftgeleerden en farizeeën antwoordden hem toen:
       “Meester, wij willen van jou een teken zien!”
39    Maar hij gaf hen van antwoord:
       “Een slechte en trouweloze generatie verlangt een teken!
       Maar het zal geen ander teken gegeven worden
       dan het teken van Jona, de profeet.
40    Want zoals Jona
       in de buik van het zeemonster was,
       drie dagen en drie nachten, [Jona,2,1]
       zo zal de mensenzoon
       in het hart van de aarde zijn,
       drie dagen en drie nachten.
41    De Ninevieten zullen bij het oordeel opstaan,
       samen met deze generatie,
       en ze zullen haar veroordelen,
       want zij bekeerden zich door de prediking van Jona.
       Kijk! Hier is meer dan Jona!
42    En de koningin van het zuiden zal bij het oordeel opstaan,
       samen met deze generatie,
       en zij zal haar veroordelen,
       want zij kwam van het einde van de aarde
       om de wijsheid van [koning] Salomo te horen.
       Kijk! Hier is meer dan Salomo!

Dit is een van de voorbeelden waarin we makkelijk kunnen zien hoe die farizeeën eigenlijk dichter bij onszelf staan dan we meestal graag toegeven. Wie verlangt er al niet eens een teken vanwege G-d? En het gaat verder dan verlangen. Eigenlijk eisen we het. We zeggen dat niet zo, maar aan het feit dat we ontgoocheld zijn, en soms zelfs G-d laten vallen, als we in onze ogen niet krijgen wat we vroegen, geeft dat toch wel aan.
Jezus is streng voor die teken-vragers. Toch zegt hij niet dat er geen tekens zouden zijn. Daar zit het hem blijkbaar: ze/wij zíen ze niet, en dat komt omdat we teveel onze eigen tekens vooropstellen. Maar Jezus zelf is het teken! Als wij de tekenen ook in onze tijd dus beter willen leren zien, moeten we naar hem kijken, en dus het Evangelie lezen en herlezen, ‘beknabbelen en verteren’ (een heel bijbelse uitdrukking!) We moeten naar hem kijken in de stilte en hem in ons aanwezig weten. Bidden heten we dat. Wie kijkt, zál zien.

Mt.6,24-34 (22/06/2024)

24    Niemand kan twee heren dienen,
       want of hij zal de één haten en de ander liefhebben,
       of hij zal zich aan de één hechten en de ander verachten.
       Je kunt niet God dienen én je persoonlijk be-zit.

25    Daarom zeg ik jullie:
       Maak je geen zorgen over jezelf,
       wat je zult eten of wat je zult aantrekken.
       Is het leven niet meer dan het voedsel
       en het lichaam niet meer dan de kledij?
26    Kijk eens naar de vogels in de lucht:
       Ze zaaien niet, ze maaien niet, noch verzamelen in schuren …
       en jullie hemelse Vader voedt ze.
       Hoeveel meer dan zij zijn jullie gedragen!
27    Wie van jullie kan door zich zorgen te maken
       aan zijn leven ook maar een meter toevoegen?
28    En over je kledij, wat maak je je zorgen?
       Leer ten diepste van de onderscheidende lelies op het veld,
       hoe ze groeien:
       Ze spinnen niet, ze weven niet …
29    Maar ik zeg jullie:
       Zelfs [de spreekwoordelijk] glorieuze [koning] Salomo
       was niet gekleed als één van hen.
30    Als God nu het gras,
       dat vandaag op het veld staat
       en morgen in de oven wordt geworpen,
       zó kleedt,
       hoeveel te meer dan jullie, klein-vertrouwenden!
31    Wees dus niet bezorgd door je af te vragen:
       wat moeten we eten of drinken
       en waarmee moeten we ons kleden,
32    want naar deze dingen zoeken alle mensen [die niet vanuit God leven].
       Maar jullie hemelse Vader weet dat je ze nodig hebt.
33    Zoeken jullie dus eerst het koningschap van God en zijn integriteit
       en al die dingen zullen jullie erbij gegeven worden.
34    Wees dus niet bezorgd over morgen,
       want die dag zal bezorgd zijn over zijn eigen dingen
       en elke dag heeft genoeg aan zijn eigen zorgen.

Het tweede deel van dit Evangelie, het beroemde parabel-achtige deel over ‘de vogels in de lucht’, horen we graag. We zijn ervan ontroerd en verlangen ernaar dat G-d het ons zomaar geeft.
Dat wil – en meer nog: dóet – G-d ook. Alleen kan het niet zonder dat we ook het eerste, lastiger deel (v.24) er bij nemen! De onbezorgdheid van ‘de vogels in de lucht’ kán enkel bekomen worden door wie ‘maar één heer dient, en wel de G-d van Léven in wie wij al ons vertrouwen mogen stellen. Alleen hij is in staat te voorzien in ‘al wat nodig is om te bestaan’.
De rest is ‘mammon’, vertrouwen op al wat niet-god is maar dat wij tot afgod maken. En als wij denken aan ‘al we nodig hebben om te bestaan’, denken wij nogal snel aan onze materiële bezittingen, en nog wel specifiek aan míjn bezit: ‘je denkt toch niet dat ik ga vertrouwen op dat van een ander?’ …
Een prachtig Evangelie, jawel, met een prachtige belofte, maar durven wij ervoor ons vertrouwen te stellen op de ene Heer?

Mt.2,13-18 (28/12/2023)

13    Toen zij teruggekeerd waren,
       kijk!, een engel van de Heer verscheen in een droom aan Jozef en zei:
       “Sta op, neem het kindje en zijn moeder mee
       en vlucht naar Egypte.
       Blijf daar tot ik het je zeg, want Herodes is er op uit het kindje te zoeken om het te doden.”
14    En hij stond op, nam het kindje en zijn moeder ‘s nachts mee en week uit naar Egypte.
15    Hij bleef daar tot de dood van Herodes,
       opdat vervuld zou worden het woord van de Heer door de profeet:
       “Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.” [Hos.11,1]
16    Toen Herodes inzag dat hij door de wijzen als een klein kind om de tuin was geleid,
       werd hij zeer woedend.
       Hij zond soldaten en doodde in Betlehem en in de omgeving
       al de jongens van twee jaar en jonger,
       overeenkomstig de tijd die hij nauwkeurig had nagevraagd bij de wijzen.
17    Zo werd vervuld het woord van de profeet Jeremia:
18    “Een stem wordt in Rama gehoord,
       luid geween en veel geklaag:
       Rachel, bewenende haar kinderen, wil niet getroost worden,
       omdat zij niet meer zijn.” [Jer.31,15]
       [Rama is de streek van Betlehem; Rachel is de stammoeder van Israël die daar begraven lag.]

Kerst is een mooi, vredevolle feest, maar het wordt pas écht Kerstmis als we ook de keiharde realiteit durven zien. In volle kerststemming zou de rauwheid van de wereld waarin Jezus geboren werd (en waarin we nog steeds leven) ons wel eens kunnen ontgaan. Daarom is het feest van de onschuldige kinderen zo belangrijk. Het herinnert ons eraan dat Kerstmis gebeurt in een ambivalente context. Het doet ons beseffen dat tranen over onrecht nooit gebagatelliseerd of weggevaagd mogen worden. Het is goed om in alle onmacht te blijven wenen om zoveel kind-slachtoffers van geweld, onrecht, misbruik, honger, … Het is goed om niet onverschillig te worden, maar al deze slachtoffers – samen met Jezus – telkens weer onder ogen te zien en blijvend voor hen op te komen.
We moeten hen blijven gedenken en hun namen noemen tot heel de wereld weet: het kleine kwetsbare kind heeft ons nodig om te kunnen/mogen leven. Het is zo fragiel en heeft nood aan gewone mensen, ‘kwetsbare zielen’, want alleen zo – mét de onschuldige kinderen – krijgt Kerstmis pas zijn vólle betekenis.

Mt.19,16-22 (21/08/2023)

16    Kijk! Er kwam iemand naar hem toe die vroeg:
       “ Goede meester, wat voor goeds moet ik doen
       om het volle leven te hebben?”
17    Maar Jezus zei hem:
       “Wat noem je mij goed?
       – niemand is goed behalve één: God.
       Maar als het je bedoeling is het volle leven binnen te gaan,
       neem dan de wijzingen in acht.”
18    Hij vroeg hem: “Welke?”
       Jezus zei:
       “Je zult niet doden,
       je zult geen overspel begaan,
       je zult niet stelen,
       je zult niet vals getuigen,
19    eer je vader en je moeder,
       en heb de mens naast je daad-werkelijk lief als jezelf.”
20    De jongeman [adolescent] zei hem:
       “Al deze dingen heb ik in acht genomen
       van zodra ik ze leerde kennen.
       Waarin schiet ik nog tekort?”
21    Jezus zei hem:
       “Als het je bedoeling is het doel te bereiken:
       ga, verkoop wat je hebt en geef het aan wie tekort heeft.
       Zo zul je een schat hebben in de hemelen,
       en kom dan: volg mij!”
22    Toen de jongeman dit woord hoorde,
       ging hij bedroefd weg – hij had veel bezittingen …

Zonder het zo expliciet te benoemen, blijkt Jezus het klassieke onderscheid te kennen tussen de drie gradaties van ‘leven’: Je kunt er op los leven, zonder je van iets of iemand aan te trekken; je kunt je best doen om een goed leven te leiden en de regels te volgen; en je kunt ‘vol’ leven (wat wij hier in deze commentaren meestal aangeven met ‘Léven’). Over de eerste spreekt Jezus zelden; voor de tweede toont hij veel sympathie, maar zijn eigen hele doen en laten is er toch op gericht hen net een stimulans te geven naar het derde, het ‘volle leven’ – dat hij ook benoemt met ‘het koningschap van G-d’.
Waar zit dan het ‘scharnier’, van het ‘gewone’ leven naar het ‘volle’ leven? Dat zit hem in het loslaten van de berekening; het is de overstap maken van ‘de regels volgen’ naar ‘liefhebben’, en daar staat geen maat op. Het loslaten van de berekening vraagt echter wel van ons dat we met lege handen durven staan – en dat is een stap waarvan Jezus ook wist dat ze voor mensen niet makkelijk te zetten is … – maar toch is ze de stap naar het volle leven …