Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.18,21-35 (14/03/2023)
Petrus kwam naar Jezus en vroeg: “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen om hem nog te vergeven? Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal] Jezus antwoordde hem: “Niet tot zeven maal, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven maal!”
Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen] Omdat hij niets had om te betalen, beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had, verkocht zouden worden. Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” De heer werd ten diepste bewogen, liet de dienaar vrij en schold hem het geleende kwijt.
Maar toen die dienaar naar buiten ging, kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen] Hij greep hem bij de keel: “Betaal wat je me schuldig bent!” De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” Maar hij weigerde. Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren en waren zo diep geschokt dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden. Toen riep de heer hem bij zich en zei hem: “Inrotte dienaar, heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden omdat je mij dat gesmeekt hebt. Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?” En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”
Opnieuw horen we hier een staaltje van de radicaliteit waartoe Jezus oproept. Vergeving, ontferming, barmhartigheid is niet iets om af en toe even te doen (als het mij goed uitkomt), maar moet een permanente levenshouding worden. Als ik G-dgericht met mijn mede-mensen wil omgaan, zal ik mij moeten oefenen in vergeving, want zijn levengevende liefde voor elke mens laat zich net daar sterk voelen.
De ‘eenvoudigste’ weg om de waarheid hiervan te zien, is de rollen even om te draaien, en te durven zien hoezeer ik zelf vergeving, ontferming, barmhartigheid nódig heb. Als ik de moed heb onder ogen te zien dat mijn doen en laten vaak behoorlijk miserabel zijn en vol halfslachtige pogingen en falen, dan zal ik weten dat ik niet kan leven zonder vergeving, …
In de levenshouding van het besef dat ik zelf vergeving nodig heb, zal ik er zelf eerder toe komen te leven in de houding van permanent vergeving te schenken. En dat zal leven geven, aan de ander én aan mezelf.
Mt.11,25-27 (19/07/2023)
25 Ook in die tijd zei Jezus:
“Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde,
dat je deze dingen verborgen hebt
voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen
en ze onthuld hebt
voor [onmachtige] onmondigen.
26 Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.
27 Alles is mij door mijn vader toevertrouwd,
en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader,
en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon
en aan wie de zoon het wil onthullen.
Toch wel een fascinerend stukje Evangelie! Wie gaat er nu prat op zijn boodschap vooral te verkondigen voor ‘onmachtige onmondigen’? En meer nog: de leermeester – Jezus zelf – schaart zich helemaal onder díe groep, en daarmee ook zijn volgelingen, “aan wie de zoon het wil onthullen”.
Toch ligt dat helemaal in de lijn van geheel Jezus’ boodschap én van de Bijbelse boodschap! “De kleinen worden groot gemaakt” – wat Maria, als scharnierfiguur tussen het ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Testament uitroept (Lc.1,52) – zou je werkelijk de samenvatting van het hele Bijbelse verhaal kunnen noemen. Die ‘omkering van de waarden’, zoals dat wordt genoemd – G-d die blijkt ánders te denken dan mensen, en mensen die er baat zouden bij hebben dat ook te doen – is herkenbaar ‘vanaf den beginne’, toen G-d uit niets alles schiep.
Hier klinkt het: De vermoeiden wordt rust gegeven. Terwijl ‘de wereld’ mensen steeds verder opjaagt, zegt G-d: Onder mijn vleugels vind je beschutting. (o.a.Ps.91,3) Als dát geen bevrijdende boodschap is!
Mt.17,1-9 (5/03/2023)
Zes dagen daarna nam Jezus Petrus, Jacobus en zijn broer Johannes mee en bracht hen naar de top van een hoge berg, zij alleen.
Voor hun ogen veranderde hij van gedaante [metamorphose]. Zijn gelaat straalde als de zon en zijn kleren werden wit als licht. En kijk!, Mozes en Elia verschenen hun, die met hem spraken.
Petrus zei tegen Jezus: “Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als het jouw bedoeling is, zal ik hier drie tenten maken, één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia.”
En kijk!, terwijl hij nog aan het spreken was overschaduwde hen een lichtende wolk. Er klonk een stem uit de wolk: “Dit is mijn daad-werkelijk geliefde zoon in wie ik instemming vind. [Jes.42,1] Luister naar hem.”
Toen ze dit hoorden, wierpen de leerlingen zich neer en werden zeer bevreesd. Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zei: “Sta op, wees niet bevreesd.”
Toen ze hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan alleen Jezus. En afdalende van de berg gebood Jezus hun: “Spreek niemand over dit vergezicht voordat de mensenzoon uit de doden is opgestaan.”
Petrus, Jacobus en Johannes laten zich door Jezus meenemen, de berg op. Daar wordt hun de ogen geopend voor een mens-overstijgende werkelijkheid. Hun beperkte menselijke blik wordt opengetrokken. Ze zien het vergezicht. Ze zien hoe heden en verleden met elkaar verbonden worden. Deze diepere kijk op de werkelijkheid biedt hen een nieuw perspectief op de toekomst. Het maakt hen bang. Een perspectiefwissel toelaten is niet evident, het is totaal anders leren/durven kijken. Ze begrijpen er niets van, maar G-d stelt hen gerust: Luister. Laat je leiden door mijn geliefde zoon. Hij helpt je om de realiteit anders te zien. Hij leert je zien vanuit een liefdevolle verbondenheid.
Jezus raakt hen aan: “Sta op!”, en waarschuwt hen: “Spreek er nog niet over!”
Zij laten zich raken, staan op en leven naar dat aangereikte goddelijke perspectief. Zij leven alsof die toekomst nu reeds waar is.
Misschien kan de vasten voor ons een tijd zijn om ons te oefenen in deze manier van kijken en leven.
Mt.17,10-13 (10/12/2022)
Zijn leerlingen vroegen aan Jezus: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?”
Hij antwoordde hen: “Ja, Elia zal eerst komen en alles herstellen. [Mal.3,24] Maar ik zeg jullie: Elia ís al gekomen, maar ze hebben hem niet herkend en met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de mensenzoon lijden door hen.”
Toen begrepen de leerlingen dat hij hen over Johannes de doper sprak.
De Joden leefden in een sterke Messias-verwachting. Ten tijde van Jezus was dit nog versterkt door de bezetting van hun land door de Romeinen. Daarbij hoorde ook dat de komst van die Messias zou voorafgegaan worden door de terugkomst van de profeet Elia. Die had zo’n millennium eerder de eerste koning aangekondigd en was daarna op mysterieuze wijze van de aardbol verdwenen. Hij zou dus terugkomen om de ware Messias aan te wijzen.
Jezus leeft duidelijk in dezelfde lijn van de godsdienst waarin hij is opgegroeid: Ja, Elia zal eerst komen. Maar met de aankondiger van de Messias is het voor hem als met de Messias zelf: Voor Jezus is de tijd van de aankondiging van de belofte voorbij, en is het nu de tijd voor de vervulling van de belofte.
Jezus verwijt het de Joden dat ze ‘Elia’ niet herkennen; en hij kan er zo al uit concluderen hoe het met de Messias zelf zal verlopen. Wij kennen ook het vervolg. Maar laat ons niet te snel het ‘de Joden’ verwijten. Zullen wíj – vandaag, in ons eigen leven – herkennen dat de belofte al ís vervuld?
Mt. 4,1-11 (26/02/2023)
Toen werd Jezus door de geest naar de hoger gelegen woestijn geleid, waar hij door de uiteendrijver [splitser / diabolos] beproefd werd. Hij vastte veertig dagen en nachten en was toen uitgehongerd.
De beproever kwam naar hem en zei:
“Als jij de zoon van God bent, zeg dan aan deze stenen dat ze broden moeten worden.”
Maar Jezus antwoordde: “Niet van brood alleen zal de mens leven, maar van alle woorden die uitgaan van Gods mond.” [Deut.8,3]
Toen nam de uiteendrijver hem mee naar de heilige stad en plaatste hem op de dakrand van het heiligdom. Hij zei:
“Als jij de zoon van God bent, werp dan jezelf naar beneden. Want er staat geschreven: Want hij geeft zijn engelen opdracht [je op al je wegen te bewaren]. Hun handen zullen je dragen zodat je je voet niet stoot aan een steen.” [Ps.91,11-12]
Jezus zei hem: “Er staat óók geschreven: Je zult de Heer je God niet op de proef stellen.” [Deut.6,16]
Opnieuw nam de uiteendrijver hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en toonde hem alle koninkrijken van de wereld en hun grootsheid. Hij zei hem:
“Aan jou zal ik dit alles geven, als je je voor mij neerbuigt.”
Toen zei Jezus: “Ga weg, tegenstander [satana], want er staat geschreven: Je zult je neerbuigen voor de Heer God, en hem alleen zul je dienen.” [Deut.6,13]
Toen verliet de uiteendrijver hem. En kijk, er kwamen engelen die hem dienden.
De ‘diabolos’ (waar het woord duivel van is afgeleid) is eigenlijk: de splitser, de tweedrachtzaaier, de uiteendrijver. Het gaat dus om allen en alles in het leven dat mensen van elkaar vervreemdt, en staat dus diametraal tegenover dat- en diegene die verbindt.
Mensen zijn niet zo moeilijk uiteen te spelen. De ‘diabolos’ krijgt vaak nogal vrij spel met ons. Jezus blijkt echter niet zo makkelijk uiteen te drijven. Het is natuurlijk zijn verbinding met G-d die hem die standvastige stevigheid biedt. Toch is ook hij aan verleiding onderhevig, menselijk als hij nu eenmaal ook is. Maar i.p.v. al te makkelijk op de verleiding in te gaan, zoekt hij telkens de verbinding met G-d te verstevigen, om zich niet uiteen te láten spelen. En hij doet dat langsheen de Schrift.
Wie het Woord G-ds leest, herleest, in zich opneemt, door zich heen laat gaan, … heeft een ‘verbindingslijn’ waar hij/zij telkens kan naar teruggrijpen als de ‘diabolos’ weer eens aan het trekken is.
Laat deze vastentijd dan ook maar een tijd worden van meer toeleg op de Schrift!
Mt.5,1-12(12/06/2023)
1 Toen Jezus al die mensen zag,
ging hij de berg op en ging zitten.
Zijn leerlingen kwamen om hem heen.
2 Hij nam het woord en onderrichtte hen:
3 “Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
4 Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
5 Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
6 Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
7 Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
8 Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
9 Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
10 Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
11 “Gezegend zijn jullie
wanneer ze je uitschelden en vervolgen
en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken
omwille van mij.
12 Wees blij en jubel!
Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.
Zo immers werden de profeten vóór jullie ook vervolgd.”
Vandaag beginnen we weer aan twee weken lezing van de Bergrede. Vorig jaar maakten we daar een reeks van en schreven er ook een inleiding bij. Die is nog altijd lezenswaardig en kun je makkelijk vinden via deze link
We kennen dit gedicht als ‘de acht zaligheden’ (hoewel het er eigenlijk negen zijn, maar de laatste is van iets andere aard). Hier is het ‘zalig’ vertaald met ‘gezegend’. Beide woorden proberen uit te drukken dat er in de Bijbelse taal iets staat wat wel wijst op het ontvangen van iets moois, iets bijzonders, maar dat niet bedoeld is om bij jou alleen te blijven. Het houdt een stuwing, een zending in. Jawel, het is iets van G-ds Geest: je ontvangt het, het gaat door je heen en mag daar wonen, en daarlangs bereikt het ook de mensen om jou heen.
Zalig! Gezegend! Vooruit ermee!
Met elk van de 8/9 onderwerpen is er voor ons ‘werk aan de winkel’ om ze te leren beleven ‘in G-ds Geest’, dat is o.a. ‘de geest van het bedelaarschap’. Het geheel van het gedicht start dus bij die ontvangende houding. De rest kan alleen dááruit voortvloeien. En het ‘slot’ is ook voorspelbaar. Wat denk je dat er gebeurt als je werkelijk zó probeert te leven? Ja, vervolging zal je deel zijn, omdat je waar-achtig bent.
… maar van hen is het koninkrijk der hemelen …