Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.14,1-12 (30/07/2022)
In die tijd hoorde de viervorst Herodes het gerucht over Jezus en hij zei tegen zijn vertrouwelingen: “Dat is Johannes de doper die is opgestaan uit de doden! Daardoor werken die krachten in hem.”
Want Herodes had Johannes gegrepen en hem gebonden in de gevangenis, omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus. Johannes had hem immers gezegd: “Het is je niet geoorloofd haar te huwen.” Hij had hem willen doden, maar hij vreesde de menigte omdat zij hem als een profeet beschouwden.
Toen Herodes echter een verjaardagsfeest gaf, danste de dochter van Herodias in hun midden. Zij behaagde Herodes zozeer dat hij met een eed beloofde haar te geven wat ze vroeg. Zij zei, eerder al opgestookt door haar moeder: “Geef mij, hier op een schotel, het hoofd van Johannes de doper.” De koning werd bedroefd, maar vanwege de eed en de tafelgenoten, beval hij dat het haar zou worden gegeven.
En hij zond iemand om Johannes in de gevangenis te onthoofden. Men bracht zijn hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje en zij bracht het naar haar moeder. Zijn leerlingen kwamen, namen het lichaam mee en begroeven het. Daarna gingen ze het Jezus melden.
Een koninklijk paleis met een staatsleider die bekommerd is om zijn populariteit. Een verjaardagsfeest, een gedekte tafel en daarop het hoofd van Johannes de Doper, een integer man en woordvoerder van een ‘leven in G-ds Geest’.
Een verhaal over negatieve emoties – angst, drift, haat, allerlei soorten menselijkheid die ons onverwacht heel intens kunnen overvallen. Op dat moment kunnen/willen wij de consequenties ervan niet zien. We negeren ze gewoon.
Spontaan heb ik bij zulke verhalen de neiging te denken in categorieën van de goede – Johannes, de onbevreesde voorvechter van waarheid en gerechtigheid – en de slechte – Herodes en zijn vrouw. Maar wat als ik zelf onder druk kom te staan, of wat als mijn ego in het gedrang lijkt te komen, ben ik dan nog zo overtuigd?
Gelukkig zijn er ook een paar zorgzame handen die doen wat moet gedaan.
Mt.1,18-24 (18/12/2020)
De geboorte van Jezus de gezalfde [Christos-Messiah] verliep zo:
Zijn moeder, Maria, was verloofd met Jozef. Voor zij echter gingen samen leven,
werd zij zwanger bevonden uit heilige geest. Haar man Jozef, die integer was,
wilde haar niet openlijk te schande maken en dacht erover haar in het geheim weg te sturen.
Kijk! Terwijl hij deze dingen overdacht, verscheen een boodschapper [engel] van de Heer
in een droom aan hem: “Jozef, zoon van David, wees niet bang Maria, je vrouw, bij jou te nemen,
want wat in haar is verwekt is uit heilige geest. Ze zal een zoon baren
en je moet hem de naam Jezus [de Heer is redding] geven, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.”
Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden wat vanwege de Heer door de profeet is gezegd:
Zie, de jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon baren en ze zullen hem noemen: Immanuël [Jes.7,14],
wat betekent: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef nu zoals de boodschapper van de Heer
hem had opgedragen en nam zijn vrouw bij zich.
(Hij had geen gemeenschap met haar
tot ze haar eerstgeboren zoon had gebaard.
Hij gaf hem zijn naam: Jezus.)
Jozef, een man die ruimte schept, een man die ruimte hoedt.
Vele redenen had hij kunnen aanhalen om de relatie te beëindigen, om neen te zeggen.
Maar hij kiest ervoor om gehoor te geven, gehoor-zaam te zijn en zo ruimte te scheppen, ruimte van leven voor het kind, het kwetsbare en weerloze.
“Wees niet bang”, wordt hem toegezegd – door een engel (boodschapper van G-d); “wees niet bang” – een Bijbels fundament.
Laat je niet leiden of verlammen door angst, maar schep ruimte voor vertrouwen. Vertrouwen dat het goed komt, dat het goed is.
Dat is Advent. Ruimte scheppen waarin het nieuwe, het kwetsbare zich kan ontplooien en jezelf in die ruimte laten zetten, en de ruimte hoeden.
Ruimte scheppen is één ding, de ruimte hoeden gaat verder in tijd, het is een werk van lange adem. Het is instaan voor de ander,
voor diegene die aan jouw zorgen zijn toevertrouwd. Ruimte hoeden is blijvend nabij zijn, trouw.
Niet, snel eens even, maar stil en onverstoorbaar doorzetten. Het is blijvende solidariteit, blijvende zorg voor elkaar!
Mt.6,19-23 (23/06/2023)
19 Stapel voor jezelf geen schatten op aarde op,
waar mot en vreter ze ontoonbaar maken
en waar dieven inbreken en stelen.
20 Maar stapel schatten in de hemelen op,
waar noch mot noch vreter ze ontoonbaar maken
en waar dieven niet inbreken en niet stelen.
21 Want waar je schat is,
zal ook je hart zijn.
22 De lamp van het lichaam is het oog.
Als dan je oog één-voudig is [helder, gericht op het ene goede],
zal heel je lichaam lichtend zijn.
23 Maar als je oog verdwaasd is,
zal heel je lichaam duister zijn.
Als het licht in jou duister is,
hoe groot is dan de duisternis!
Wat zou Jezus denken als hij vandaag in onze maatschappij zou rondwandelen? Ik vrees dat hij een ferme steek in zijn hart zou voelen – tot een hartinfarct toe – als hij ziet hoe het ‘hart’ van ontelbare mensen helemaal gericht is op ‘de schatten op aarde’. Hun ogen zijn zo verblind/verdwaasd dat ze alleen nog ‘oog’ hebben voor vergankelijk ‘goed’. Jezus, als lichtmens, zou ongetwijfeld zich in de duisternis voelen lopen …
Hoe is het gesteld met míjn ‘oog’? Waar richt ik het op? Hoe ‘helder’ is mijn zicht? Hoe is het gesteld met míjn hart? Zoekt het de ‘schatten op aarde’? Of voelt het – mee met Jezus – de pijn om het gemis aan zoeken daarnaar?
De Bergrede laat ons eigenlijk geen keus! Jezus volgen, is je oog één-voudig maken: het richten op G-d, en niet op ‘de schatten op aarde’.
Mt.8,5-17 (25/06/2022)
Toen Jezus binnenging in Kafarnaüm, kwam er een centurio [honderdman, Romeinse legeroverste] smekend naar hem: “Heer, mijn jongen [kan zijn zoon zijn, of een dierbare knecht] ligt thuis verlamd en lijdt vreselijke pijn.” Jezus zei hem: “Ik zal hem komen genezen.” Maar de centurio antwoordde hem: “Heer, ik ben het niet waard dat je in mijn huis zou komen, maar spreek slechts één woord en mijn jongen zal gezond worden. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot de ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienstknecht ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich en zei tegen wie hem volgden: “Amen, ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden! Daarom zeg ik jullie dat velen van oost tot west zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob deel zullen hebben aan het koningschap van de hemelen. Maar de kinderen van het koninkrijk zullen eruit geworpen worden naar de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en tandengeknars.”
En tegen de centurio zei Jezus: “Ga heen, zoals je erop vertrouwd hebt, zo moet het je gebeuren.” En op dat uur werd zijn jongen gezond.
Toen Jezus in het huis van Petrus kwam, zag hij dat zijn schoonmoeder met koorts te bed lag. Hij nam haar hand vast en de koorts verliet haar. Zij stond op en bediende hen.
Het was avond geworden en men bracht vele bezetenen bij hem. Met een woord dreef hij de geesten uit en al wie ziek was, genas hij. Opdat in vervulling zou gaan wat gezegd werd door de profeet Jesaja: “Hij heeft onze zwakheden op zich genomen en onze ziekten gedragen.” [Jes.53,4-5]
De legeroverste, uitgaande van zijn eigen menselijke situatie, herkent en erkent Jezus’ gezag. Herkennen en erkennen zijn nog twee verschillende dingen, allebei niet vanzelfsprekend. De legeroverste – in de ogen van velen wellicht een complete ‘heiden’ – doet beide, in alle bescheidenheid en nederigheid, ondanks zijn hoge positie. Er valt van de ‘ongelovigen’ dus nog wat te leren. Dat vond Jezus toen zelf ook al … waarom zouden wij vandaag dan niet in dat spoor treden?
Maar natuurlijk kunnen we nog de vraag stellen: Waaráán heeft hij dat gezag van Jezus herkend? Hij zal niet vertrouwd geweest zijn met de profeet Jesaja, maar waar iemand “onze zwakheden op zich neemt en onze ziekten draagt”, moet er voor iedereen die er zich wil voor openstellen wel een belletje gaan rinkelen: “Dit is ‘niet normaal’! Hier gebeurt iets heel bijzonders!”
Dit Evangelie is het overwegen waard vanuit alles ‘spelers’. Ga maar even in elk van hun schoenen staan (centurio, ‘mijn jongen’, Jezus, Petrus en zijn schoonmoeder, ‘al wie ziek is’). Wat gebeurt er dan met jóu?
Mt. 5,38-42 (15/06/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Oog om oog, tand om tand.
Maar ik zeg jullie geen weerstand te bieden aan het onrecht, doch als iemand je op de rechterwang slaat
keer hem dan ook de andere toe. En als iemand je voor het gerecht wil dagen en jouw onderkleed afnemen,
laat hem dan ook het bovenkleed. En als iemand je vordert één mijl met hem te gaan gaat er twee met hem.
Geeft aan wie je vraagt en wend je niet af als iemand van je lenen wil.'
Een lastige boodschap die mij doet botsen op de grenzen van mijn mede-mens-zijn!
Geweldloosheid? Ja. Rechtvaardigheid? Zeker. Op weg gaan met mensen? Graag zelfs!
Maar Hij gaat telkens weer één stapje (stevige stap) verder. Verder dan wij mensen maar zouden kunnen bedenken, laat staan doen.
Wat hier gevraagd wordt, overstijgt de grens van menig mens. Hij doet het! Zijn liefde is grenzeloos. Hij maakt de Wet vol
en daagt ons uit om tot die ‘volle mensenmaat’ uit te groeien. Ook al zullen we maar ten dele kunnen realiseren wat er voorgesteld wordt,
wat houdt ons tegen om het te proberen?
Niet het slaafs ondergaan van geweld en onrecht maar wel actief ‘G-ds’ liefde over ons heen laten komen.
Om zo vanuit die grenzeloze goddelijke liefde te leven, opgetild te worden boven onze menselijke grenzen en dan misschien - soms even -
in staat zijn tot daden die verder gaan dan diegene die we menselijk gezien mogelijk achten.
Mt.10,24-33 (15/07/2023)
24 “Een leerling staat niet boven zijn meester,
een knecht niet boven zijn heer.
25 Het is voldoende voor de leerling
als hij wordt zoals zijn meester,
en voor de knecht zoals zijn heer.
Als ze de heer der huizes al Beëlzebul hebben genoemd
[Mt.9,34 & Mt.12,24; de heerser van de demonen, heer der vliegen / heer des huizes],
hoeveel te meer dan zijn huisgenoten!
26 Wees dus niet bang voor hen!
Want niets dat bedekt is,
zal niet ontdekt worden,
en niets wat verborgen is,
zal niet bekend worden.
27 Wat ik jullie zeg in het duister,
spreek dat uit in het licht,
en wat je in je oor hoort [fluisteren],
verkondig dat van de daken.
28 Wees niet bang
voor wie het lichaam doden,
maar het waarachtige leven [geest-ziel] niet kunnen doden.
Vrees veeleer hem
die én leven [geest-ziel] én lichaam kan achterlaten in de gehenna.
29 Worden twee musjes niet voor een cent verkocht?
En toch zal niet één van hen op de aarde neervallen
buiten [de wil van] jullie Vader om.
30 Terwijl van jullie zelfs elke haar op je hoofd is geteld!
31 Wees dus niet bang!
Jullie gaan vele musjes te boven.
32 Ieder die zich bij de mensen uitspreekt
als één met mij,
over die zal ook ik mij bij mijn Vader in de hemelen uitspreken
als één met hem.
33 Maar wie mij bij de mensen verloochent,
die zal ik ook bij mijn Vader in de hemelen verloochenen.
Jezus zendt zijn leerlingen om samen met hem te werken in dat grote perspectief van het koninkrijk der hemelen. Vooraleer hij hen op weg zendt, rust hij hen nog toe, want hij weet dat de boodschap die ze zullen brengen bij de toehoorders op weerstand zal stuiten. Waar haal je het lef vandaan, die onverschrokkenheid? Je vindt haar in de intimiteit met G-d. Jezus straalt het uit en spreekt in dezelfde intimiteit/vertrouwdheid met zijn leerlingen (de intimiteit tussen de meester en de leerling). De vader is zelfs bekommerd om de kleine mussen – het voedsel voor de armen, dat wat niets waard is. Hij weet van hun bestaan, net als van elk haartje op je hoofd. Niets op aarde bestaat buiten hem om. Dit Léven-IN-vertrouwen van Jezus vormt de basis voor het doen en laten, het spreken en zwijgen van de leerlingen. Het is de grond die hen draagt en die zij in zich dragen. Levend in dat vertrouwen kunnen ze dus gerust zijn en op weg gaan zonder angst en met vreugde.