Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.19,13-15 (13/08/2022)

Toen werden er kleine kinderen naar hem gedragen met de bedoeling dat hij ze de handen zou opleggen en bidden [over hen, voor hen, met hen?], maar de leerlingen weerden hen af.
Maar Jezus zei: “Laat de kinderen!, en verhinder hen niet bij mij te komen, want het koningschap der hemelen is voor wie zijn als zij.” En hij legde hen de handen op.
Toen vertrok hij van daar.

Iedereen die regelmatig kinderen in z’n omgeving mag meemaken, zal begrijpen dat Jezus het erg vindt dat de kinderen verhinderd worden om bij hem te komen. Ze zijn immers een zegen voor hun naasten. Hun kinderlijke openheid, ontvankelijkheid en nieuwsgierigheid maakt het beste wakker in mensen (ook al kunnen ze evenzeer verdomd lastig en druk zijn).
Ze kijken totaal anders naar de wereld – ook letterlijk. Ze staan dichter bij hun bestaansgrond. In alle openheid en ontvankelijkheid leren zij de wereld die op hen afkomt dag na dag een beetje beter kennen (terwijl wij denken dat we reeds alles weten en kennen). Hun nieuwsgierigheid opent deuren van creativiteit. Ze zoeken en tasten af wie de ander is en wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Kortom ze zijn een zegen.
Laten wij dus vooral niet vergeten dat ook wij kind geweest zijn. Laten we het kind in ons weer wakker maken om onbevangen, open en ontvankelijk de wereld tegemoet te gaan. Laten we opnieuw vol verwondering leven en elkaar en G-d tot zegen zijn.

Mt.13,47-53 (1/08/2024)

47    “En opnieuw.
       Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
       een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
       en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
48    Als het vol is, trekt men het op de oever,
       men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
       de slechte werpen ze weg.
49    Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden.
       De engelen zullen er op uittrekken
       en zij zullen de slechten [verdwaasden]
       van de rechtvaardigen [integeren] scheiden
50    en hen in de vuuroven werpen.
       Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”

51    Jezus vroeg hen nu:
       “Hebben jullie dit alles begrepen?”
       “Ja”, antwoorden zij.
52    Nu zei hij:
       “Zo lijkt iedere schriftgeleerde
       die leerling is geworden in het koningschap der hemelen
       op een huisvader
       die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”

53    Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd,
       vertrok hij van daar [Kafarnaüm].

Misschien is het je al opgevallen dat we in de vertaling die wij hier hanteren het woord ‘koningschap’ gebruiken i.p.v. het meer bekende ‘koninkrijk’. Dat is omdat we bij het woord ‘koninkrijk’ nogal geneigd zijn ons daar een concreet stuk land bij voor te stellen. Terwijl Jezus duidelijk zegt dat wij dat ‘koninkrijk’ níet kunnen aanwijzen. Nee, zegt hij, het is midden ín jullie! (Lc.17,20-21)
Het woord ‘koningschap’ zegt ons dus iets preciezer waar het om gaat: De vraag is of wij G-d ‘koning’ laten zijn over ons leven? Mag híj heer-schappij voeren over ons leven? Of doen we dat liever zelf; of laten we ons leiden door allerlei afgoden?
In de mate wij G-d het koningschap over ons leven kunnen geven, zal zijn ‘rijk’ ín ons gestalte krijgen. En daarvoor geeft Jezus ons al die parabeltjes, net niet om ze letterlijk te begrijpen, maar om op zoek te gaan naar hun innerlijke betekenis, “zoals een huisvader, die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt”.

Mt.5,20-25 (3/03/2023)

“Ik zeg jullie: Als je integriteit die van de schriftgeleerden en farizeeën niet overschrijdt, zul je niet binnengaan in het koningschap van de hemelen.

Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin: Je zult niet doden [Ex.20,13]; wie doodt moet onderworpen worden aan het oordeel.
Ik echter zeg jullie: Ieder die vertoornd is op zijn medemens moet onderworpen worden aan het oordeel; wie zijn medemens uitscheldt, moet onderworpen worden aan de raad [locale of supralocale rechtszetel]; wie zijn medemens verwenst, moet onderworpen worden aan de gehenna van het vuur.
Wanneer je je gave naar het altaar brengt en daar herinner je je dat je medemens iets tegen je heeft, laat dan je gave voor het altaar daar, ga je dan eerst verzoenen met je medemens en kom dan met je gave.
Wees voortdurend geneigd je tegenstander tegemoet te komen zolang je met hem onderweg bent, zodat hij je niet overlevert aan de rechter, de rechter vervolgens aan de gerechtsdienaar en je in de gevangenis wordt geworpen.

Jezus rekt het begrip ‘doden’ erg ver op. Hij was een goede psycholoog ‘avant-la-lettre’. Hij wist wat het met mensen doet als ze kwaad bejegend worden, te vaak uitgescholden worden, expliciet of ‘verfijnd’, of verwenst, ongewenst zijn. Deze radicalisering kennen we wel van hem, en ook al is het zeker niet makkelijk het waar te maken, we geven hem wel gelijk.
Vervolgens gaat hij echter nog een merkwaardige stap verder. Ík moet het initiatief nemen mij te gaan verzoenen met degene die tegen míj iets heeft! Is dat niet de omgekeerde wereld? Als die ander tegen mij iets heeft, dan mag hij eventueel wel om verzoening komen smeken en zal ik hem dat genadiglijk schenken (soms). Maar waarom zou ík naar hém toe moeten gaan? Jezus gaat zo ver dat ik alles moet doen wat in míjn mogelijkheden ligt om ook de ánder niet in de situatie te brengen van het ‘doden’! Jezus’ opdracht ‘niet te doden’ houdt óók in ervoor te zorgen dat de ander niet doodt!
Verregaand, niet simpel, maar wel zeer levengevend en bevrijdend. Dáármee zou je wereldvrede kunnen opbouwen …

Mt.20,17-28 (16/03/2022)

Toen Jezus opging naar Jeruzalem, nam hij alleen de twaalf met zich mee. Onderweg zei hij tegen hen: “Kijk! Nu gaan we op naar Jeruzalem en de mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en schriftgeleerden en ze zullen hem ter dood veroordelen. Ze zullen hem overleveren aan de niet-Joodse volken om hem te bespotten, te geselen en te kruisigen en op de derde dag zal hij worden opgewekt.”
Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs, samen met haar zonen, naar hem en boog voor hem neer om iets van hem te vragen. Hij vroeg haar: “Wat wil je?” Ze zei hem: “Zeg dat in jouw koninkrijk deze twee zonen van mij mogen zetelen, één rechts en één links van jou.”
Maar Jezus antwoordde: “Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken, of je laten onderdompelen met de onderdompeling die ik zal ondergaan?” Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij.”
Hij ging tegen hen verder: “Ja, mijn beker zul je wel drinken en ondergedompeld worden waarin ik ondergedompeld wordt, maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen: het is niet aan mij dat te geven, dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
De tien [overige leerlingen] hoorden dit en ergerden zich aan de twee broers. Maar Jezus riep hen bij zich en zei: “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen. Zo mag het bij jullie niet zijn! Wie onder jullie groot wil worden, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet jullie knecht zijn; zoals de mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”

Jezus trekt op naar Jeruzalem, dé religieuze hoofdstad, en hij neemt zijn leerlingen mee. Hij neemt ze niet alleen fysiek mee op weg, maar ook mentaal. Hij laat ze niet achter, hoeveel geduld dit ook van hem vraagt. Hij wil hen (en ons) voor de zoveelste keer duidelijk maken wat de consequenties zijn als je er radicaal voor kiest om te leven in G-d. Terwijl hij daar volop mee bezig is, wordt al duidelijk dat het niet evident is. Er wordt ondertussen gevleid en gepleit om een goeie, stevige positie te bemachtigen in dat komende koninkrijk van hem, en dat brengt dan weer wrevel mee bij de andere (hoe menselijk 😊).
Jezus kent echter z’n pappenheimers en hij weet (= vertrouwt) dat ze het ooit wel zullen begrijpen en ook vanuit de Liefde zullen leven. Maar hij weet ook hoe tegendraads deze keuze is. Hij weet dat het een lange, moeizame weg zal zijn langsheen lukken en mislukken. De laatste woorden zijn alvast een goede richtingwijzer: lees en herlees ze, prent ze in je hart totdat je niet anders meer kunt dan ze daad-werkelijk te leven!

Mt.8,18-22 (27/06/2022)

Jezus zag het vele volk rondom zich en hij beval [aan de leerlingen] naar de overkant [van het meer] te trekken. Er kwam daar een schriftgeleerde naar hem: “Meester, ik zal je volgen [letterlijk met je meegaan], waar je ook gaat.”
Jezus antwoordde hem: “De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd kan neerleggen.”
Een andere leerling zei tegen hem: “Heer, sta mij toe eerst weg te gaan om mijn vader te begraven.” Maar Jezus zei hem: “Volg mij [letterlijk] en laat de doden hun doden begraven.

We zouden het hier natuurlijk kunnen hebben over het volgen van Jezus en het – vele – dat dat van iemand – van mij – kan vragen. Maar we willen daarentegen even wijzen op een misschien verrassend detail waar makkelijk over gelezen wordt: het is een schriftgeleerde die Jezus wil volgen!
We kunnen er niet om heen dat in het Evangelie ‘de schriftgeleerden en farizeeën’ er vaak nogal negatief uit komen. Dan gaat dan meestal over de – o zo menselijke, ál te menselijke – tegenstelling tussen wat ze zeggen en wat ze doen, en over het feit dat ze niet (h)erkennen dat Jezus de vervulling is van wat zij aankondigen. Maar zeker niet álle schriftgeleerden en farizeeën waren tegen Jezus! Jezus liet wel degelijk ook schriftgeleerden en farizeeën binnen in zijn leerlingen- én vriendenkring!
Zou ík dat doen? Mensen uit groepen waar ik het globaal niet zo mee heb (vul dat maar voor jezelf in; denk niet dat jij zo geen ‘groepen’ hebt!; ik ben nog nooit iemand tegengekomen die het met iederéén even goed kon stellen), binnenlaten in mijn dichte kring?

Mt.10,7-15 (11/07/2024)

     Ga en verkondig:
       Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
     Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
       wek de doden op, verdrijf de demonen.
       Voor niets heb je ontvangen,
       voor niets moet je geven.
     Neem geen goud mee,
       geen zilver of koper in je gordel,
10    geen reiszak, geen extra kleren,
       geen sandalen en geen stok,
       want ‘wie werkt is zijn voedsel waard’.
11    In welke stad of dorp je ook binnenkomt,
       onderzoek wie het daar waard is
       en blijf daar dan tot je er weggaat.
12    Als je in een huisgezin binnenkomt,
       groet hen [= zegen hen met vrede].
13    Als zij het waard zijn,
       zal je vrede over hen komen,
       maar als zij het niet waard zijn,
       laat dan je vrede over jezelf terugkeren.
14    Als men je niet verwelkomt
       en niet luistert naar je woorden,
       ga dan weg uit dat huis of die stad
       en schud het stof van je voeten.
15    Amen, ik zeg jullie:
       Voor het land van Sodom en Gomorra
       zal het op de dag van het oordeel
       draaglijker zijn dan voor die stad.”

We beginnen zoals we gisteren geëindigd zijn: “Ga en verkondig.” De leerlingen (en met hen ook wij) worden gezonden om G-ds Rijk te verkondigen en om een leven te leven dat niet van-zelf-sprekend is, maar ten volle spreekt van G-d.
En avant, marche! Neen G-ds Rijk verkondigen kan niet door passief te blijven zitten afwachten tot god-weet-wie iets gaat beginnen. Wij zijn het die moeten gaan, naar buiten, naar de mensen, en hen laten ervaren dat het koninkrijk nu al aanwezig is.
Daarom, ga en verkondig al doende. Je hebt niets bijzonders nodig, gewoon wie je bent is voldoende. Al wat je nodig hebt, heb je immers al ontvangen. En daarbij hoef je ook niets extra’s te doen, alleen maar een doorstroomkanaal zijn waarlangs de goddelijke liefde kan stromen.
Ga, zo licht mogelijk, en zegen waar je komt de mensen met vrede. Laat je onderweg vooral niet opjagen door betweters en non-believers. Als je ergens niet welkom bent, laat dan al wat zij zeggen, denken en doen voor wat het is. Zorg dat je het niet meeneemt, laat het los en ga verder, maar vergeet je vrede niet!