Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.6,7-15 (20/06/2024)

     Als je bidt, babbel er dan niet op los,
       zoals veel volkeren doen.
       Zij denken dat ze door hun veelheid aan woorden
       verhoord zullen worden.
     Doe hen niet na!
       Je Vader weet wat je nodig hebt
       nog voor je het hem vraagt.
     Bid als volgt:
       Onze Vader in de hemelen,
       geheiligd worde jouw Naam,
10    kome jouw koningschap,
       gebeure jouw bedoeling
       op aarde zoals in de hemel
11    Geef ons vandaag
       ons nodige brood
12    en vergeef ons onze schulden
       zoals ook wij onze schuldenaren vergeven,
13    en lever ons niet over aan de aanvechtingen,
       maar verlos ons van het kwade.
14    Want als je de mensen hun misstappen vergeeft,
       vergeeft je hemelse Vader ook jou;
15    maar als je aan de mensen hun misstappen niet vergeeft,
       vergeeft je hemelse Vader ook jou niet.

Bidden is iets merkwaardigs. Veel meer mensen dan je zou denken (en dan die het zouden erkennen) bidden soms tot regelmatig. Zelfs wie zichzelf niet gelovig nóemt, bidt wel eens! Bidden is immers een spontane uiting van de mens, die zich als klein, bijna nietig, wezen voelt in een groots hem omringend geheel. Bidden is een spontane uiting van vertrouwen: dit grote geheel kan ik niet (en hoef ik niet te kunnen) op mijn eentje aan.
Zelfs bídden hoef ik niet te kunnen! Jezus reikt er mij woorden voor aan. Van veel van die woorden peil ik maar af en toe iets van de rijkdom en diepte ervan. Het voornaamste is dat ik ze ervaar als mij geschonken, om in mijn overgave eraan te kunnen leven in het vertrouwen in dat grote geheel dat niet ikzelf is. (Christenen noemen dit: de Vader, maar het kan ook andere namen krijgen.)
De ‘veelheid aan woorden’ waar Jezus hier op doelt, zijn de éigen woorden van de mensen, omdat ze op die manier opnieuw níet hun vertrouwen stellen in G-d, maar in hun eigen woorden!
Bid daarom als volgt …

Mt.19,27-29 (11/07/2022)

Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus: “Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten en wíj zijn je gevolgd. Wat zal er dan voor ons zijn?”
Jezus antwoordde aan allen:
“Amen, ik zeg jullie: Jullie die mij gevolgd zijn, bij het opnieuw geboren worden, wanneer de mensenzoon zal zitten op zijn troon van heerlijkheid, zullen ook zitten op twaalf tronen, oordelend over de twaalf stammen van Israël. En ieder die zijn huis heeft losgelaten, of zijn broers of zussen, of zijn vader of moeder of zijn vrouw of kinderen, of zijn akkers omwille van mijn naam, zal honderdvoudig ontvangen en het volle leven erven.”

Dat wie “alles loslaat” en Jezus volgt honderdvoudig “huis, broers, kinderen, akkers” ontvangt, daar zou ik kunnen van getuigen. Maar ik wil het vandaag hebben over een aspect waar we het (nóg) moeilijker mee hebben: de ‘beloning in het hiernamaals’. (Sint-Benedictus zou me met dit commentaartje dankbaar zijn.)
Het “opnieuw geboren worden” zouden we ook nog kunnen interpreteren als binnen in ons huidige leven. Dat zou Jezus zeker kunnen beamen (denk aan het nachtelijk gesprek met Nicodemus). Maar hier bedoelt hij duidelijk het later komende ‘rijk’. Wij hebben het zo niet meer met dat hiernamaals; wij willen liever hier en nu – of toch minstens zo snel mogelijk – resultaten zien. Of zijn we zo op het hiernumaals gericht omdát we niet meer geloven in een hiernamaals?
Omdat het over iets volstrekt onbekends gaat, kan er alleen in – altijd ontoereikende – beelden over gesproken worden. Maar dat het voor Jezus een realiteit is waar alle vervulling zal samenkomen, dat is overduidelijk. Welke beelden/woorden zou ík gebruiken om toch tastend over dat hiernamaals te spreken?

Mt.14,13-21 (1/08/2022)

Toen Jezus dit hoorde [het bericht van de dood van Johannes], trok hij zich in een boot van daar terug naar een eenzame plaats, alleen. En toen de menigte dit hoorde, volgden ze hem te voet vanuit hun steden. Toen Jezus uitstapte, zag hij dan ook een grote menigte. Hij werd ten diepste bewogen om hen en hij genas de zieken onder hen.
Toen het avond werd, kwamen zijn leerlingen bij hem en zeiden: “Dit is een eenzame plaats en het [etens]uur is al voorbij. Stuur de menigte weg zodat ze in de dorpen rondom voedsel voor zichzelf kunnen gaan kopen.
Maar Jezus zei hen: “Het is niet nodig dat zij weggaan; geven jullie hen maar te eten.”
“Maar, antwoordden zij, wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen!”
Hij zei: “Breng ze mij.” En hij liet de mensen zich neervlijen op het gras.
Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek op naar de hemel, zegende en brak de broden, en gaf ze aan zijn leerlingen en de leerlingen aan de menigte.
Allen aten tot ze voldoende gevoed waren. En van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven. Het waren ongeveer vijfduizend mannen die gegeten hadden, vrouwen en kinderen niet meegeteld.

De dood van Johannes de Doper heeft Jezus ten diepste geraakt. Hij wil even alleen zijn en trekt naar een eenzame plaats om er te bidden, om dicht bij z’n verdriet, onmacht en pijn te komen, deze toe te laten en toe te vertrouwen aan G-d. Staande in zijn kwetsbaarheid ontmoet hij de kwetsbaarheid van de velen die hem achterna gekomen zijn. Doorheen die ontmoeting gebeurt het wonder.
Waar mensen betrokken raken op elkaar, ten diepste bewogen, laten ze elkaar niet los, ook niet als het avond wordt. Het is juist dan dat het goed is om samen te zijn. Jezus voelt dit en nodigt de mensen uit om bij hem te blijven. Dankbaar neemt hij aan wat ze hem aanreiken. Onder G-ds zegen wordt dan de Eén tot voedsel voor de ander en de mensen tot voedsel voor elkaar. Je mag erop vertrouwen dat er voldoende zal om op te staan en te Léven – voor iedereen!

 

Mt. 5,27-32 (12/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Je hebt gehoord, dat er gezegd is:
Jij zult geen echtbreuk plegen. Maar ik zeg je: Alwie naar een vrouw kijkt om haar te begeren heeft in zijn hart
al echtbreuk met haar gepleegd. Indien je rechteroog je tot zonde dreigt te brengen, ruk het uit en werp het van je weg;
want het is beter voor jou, dat één van je lichaamsdelen verloren gaat dan dat heel je lichaam in de hel wordt geworpen.
En als je rechterhand je tot zonde dreigt te brengen, hak ze af en werp ze van je weg; want het is beter voor jou dat
één van je lichaamsdelen verloren gaat dan dat heel je lichaam in de hel terecht komt.
Ook is gezegd: Wie zijn vrouw verstoot moet haar een scheidingsbrief geven. Maar ik zeg je: Wie zijn vrouw verstoot,
behalve in geval van ontucht, brengt haar ertoe echtbreekster te worden; en wie een verstoten vrouw huwt begaat echtbreuk.’

Echtbreuk was een delicaat item en dat is het nog steeds. Relaties zijn zo kwetsbaar geworden en echtscheidingen zo vanzelfsprekend.
Nochtans leert de ervaring dat een liefdevolle relatie leven-gevend is en van ‘G-d’ spreekt. Begrijpelijk dus dat Jezus deze Wet wil verdiepen.
Voor Hem is het helder: een relatie gaat over wederzijdse trouw, eerbied en respect. Liefde vraagt om trouw. Ook als het lastig wordt?
Juist dan is het belangrijk om niet weg te lopen. Niet weg te lopen van elkaar of van de pijn en de onmacht, maar te blijven, elkaar nabij te blijven.
en elkaar te laten voelen dat de ander er echt toe doet voor jou, ook nu, als het lastig wordt.
En dat is wat begeren net niet doet. Begeren is niet bekommerd om de ander maar herleidt de ander tot een object, een object van het eigen egoïsme.
Begeren heeft dus niets van doen met de ander en is volledig gericht op zichzelf. Dat is nefast voor een relatie, zelfs de kleinste neiging daartoe.
Wat je te doen staat komt dan hier op neer: Verwijder begeerte (of het nu door het zien of door het handelen ontstaat) uit je leven
want het brengt heel je relatie aan het wankelen en uiteindelijk ten val en dan wordt jouw leven en dat van de ander een hel.

Mt.5,13-16 (5/02/2023)

“Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout verdwaasd raakt, waarmee kan het dan weer zout worden? Voor niets heeft het nog kracht, alleen om weggeworpen te worden
en door de mensen vertrapt.”
Jullie zijn het licht van de wereld. Een stad kan niet verborgen zijn als ze boven op een berg ligt. Men steekt ook geen lamp aan om ze onder een emmer te zetten, maar men zet haar op een kandelaar zodat ze schijnt voor alle mensen in huis.
Zo moet ook jullie licht stralen voor de mensen, opdat ze bij jullie de goede werken zien en jullie Vader in de hemelen grootmaken.”

Kan zout ‘verdwaasd’ zijn? Naar Bijbels spraakgebruik alvast dus wel. Meestal wordt er vertaald met ‘smakeloos’, maar er staat wel degelijk ‘dwaas’, ‘slecht’. Dat staat in lijn met het Oude Testament waar ook vrij vaak die term wordt gebruikt. In de Psalmen bv. is vanaf het begin de essentiële vraag: welke weg zul je bewandelen? Zul je “wandelen naar G-ds wegen”, of zul je “eigenmachtig zelf-gerichte wegen gaan”? Dat laatste is ‘dwaas’, want het loopt uit op ‘de dood’, terwijl het eerste uitloopt op ‘Léven’.
‘Verdwaasd’ is dus alles en iedereen die niet het doel van G-ds schepping waarmaakt. Verdwaasd is wat zijn eigen inherente doel niet waarmaakt en dus niet bijdraagt aan de realisering van de schepping. Verdwaasd is dus zout dat niet zout en licht dat geen licht geeft.
Verdwaasd is ook een Christen die geen Christen is, de velen – inclusief mezelf – die onvoldoende leven naar de bedoeling van waartoe ze Christen zijn geworden. Mag het dan verwonderen dat christendom “vertrapt en weggeworpen wordt”?
Vandaag een nieuwe dag en week om de nevelen van onze verdwaasdheid te laten optrekken en zout en licht te zijn!

 

Mt.9,18-26 (8/07/2024)

18    Hij was nog niet uitgesproken, of kijk:
       er kwam een overste [van de synagoge] naar hem,
       boog voor hem neer en zei:
       “Mijn dochter is zojuist gestorven,
       maar kom, leg haar je hand op
       en ze zal leven.”
19    Jezus veerde op [werd klaarwakker] en volgde hem,
       samen met zijn leerlingen.

20    En kijk, er was een vrouw
       die al twaalf jaar aan bloedverlies leed
       die hem langs achteren naderde
       en de zoom van zijn mantel aanraakte.
21    Want ze dacht:
       “Zelfs als ik alleen maar zijn mantel aanraak,
       zal ik bevrijd worden.”
22    Maar Jezus draaide zich om en zag haar:
       “Wees gerust dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.”
       En vanaf dat uur was de vrouw bevrijd.

23    Nu kwam Jezus in het huis van de overste.
       Hij zag de fluitspelers en de vele getroebleerde mensen
24    en zei hen: Ga weg [maak plaats],
       want het meisje is niet gestorven, maar slaapt.”
       Maar ze lachten hem uit.
25    Toen de menigte dan buitengedreven was, ging hij binnen.
       Hij nam haar hand vast en het meisje stond op [werd wakker].
26    Het verhaal hierover ging rond in heel de streek.

Het woord dat gebruikt wordt om Jezus reactie weer te geven, heeft een veel sterkere ‘kleur’ dan alleen maar dat hij van zijn stoel zou opstaan en vertrekken. Hetzelfde woord wordt ook gebruikt voor het meisje dat uit de dood ‘opstaat’. Het is dus een ‘opstaan ten Léven’. Het roept iets wakker dat ingesluimerd was.
De indringende vraag vol liefde van de overste i.v.m. zijn dochter wekt bij Jezus zijn levengevende krachten op. En die geeft hij door, door de hand van het meisje vast te nemen, waardoor ook zij weer levensruimte krijgt.
Ben ík – die mij toch volgeling van Jezus noem – nog in staat mij zó te laten raken door de vraag van mijn medemens dat ik er ‘klaarwakker’ van wordt en opveer om er levengevend mee aan de slag te gaan? Zonder de pretentie te hebben dat ik even krachtig als Jezus zou zijn, zou ik toch wel anderen daarmee kunnen doen ‘opveren’ en tot nieuw leven wekken! Het gelach van de omstaanders moet ik er maar bij nemen, en de durf van de fysieke aanraking ook, maar het is mijn roeping ‘op te staan’ en te ‘doen opstaan’!