Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.11,20-24 (16/07/2024)

20    Toen begon hij de steden
       waarin de meeste van zijn krachtsdaden gebeurd waren,
       te verwijten dat zij zich niet hadden toegekeerd.
21    Wee, Chorazin, wee, Betsaïda
       [dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen],
       want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon
       de krachtsdaden zouden zijn gebeurd
       die bij jullie zijn gebeurd,
       dan zouden zij al lang
       – in zak en as gezeten –
       zich bekeerd hebben.
22    Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn
       dan voor jullie.
23    En jij, Kafarnaüm,
       zul jij tot de hemel verheven worden
       [omdat ik er vertoefde en verkondigde]?
       Tot in het dodenrijk zul je afdalen,
       want als in Sodom de krachtsdaden waren gebeurd
       die bij jullie gebeurd zijn,
       het zou tot vandaag zijn blijven bestaan.
24    Maar ik zeg je:
       Voor het land van Sodom
       zal het op de dag van het oordeel
       draaglijker dan voor jou.

Geloof kan en mag niet herleid worden tot iets waar je van buitenaf naar kijkt, of tot enkele krachtdaden die zich afspelen op veilige afstand. Geloof vanuit je luie zetel, van achter je boeken of alleen in de kerk op zondag ... zal niet voldoende zijn. Jezus vraagt meer. Hij vraagt bewogen mensen. Hij wil je raken tot in het diepst van je ziel. Zo hoopt hij je leven om te keren. Tezamen met elke mens die je op je weg tegenkomt (in de eerste plaats de meest kwetsbare en gekwetste), wil hij een appèl zijn tot be-kering.
Ik voel me alvast uitgedaagd om uit mijn zetel te komen en intenser te kijken, mijn ogen te openen en te zien waar G-d in mijn en andermans leven aan het werk is. Maar het houdt niet op bij kijken. Dat is nog maar het begin.
Mag hij ook mijn leven veranderen? Alleen als ik me be-keer, me om-keer naar hem en durf leeg te worden van mezelf, krijgt hij in mij ruimte van leven.

Mt.9,9-13 (21/09/2021) 

Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus. Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.”

Dit is wellicht wel het kortste roepingsverhaal uit de Bijbel! Het staat er allemaal in één zin. Nochtans was er niets vanzelfsprekends aan, integendeel!
Waar de Farizeeën hier alweer over morren, zou net zo goed uit ónze mond kunnen komen.
Wat zouden wij zeggen als we Jezus zien optrekken met collaborateurs en afpersers – meer nog, dat hij er zo-een uitkiest om zijn dichte leerling te zijn?
En toch is het dat wat hier gebeurt. Eerst heeft Jezus een paar vissers tot zijn kring geroepen. Niet bepaald de meest hoog aangeschreven mensen,
maar dan toch een eerbaar beroep. Nu roept hij iemand die alom veracht wordt en zélfs ‘wettelijk onrein’ is wegens zijn contacten met heidenen.
Maar Jezus gaat het nooit om slaafse navolging van regels. Voor Jezus gaat het om het hart, het mededogen.
Wie hem volgt als hij roept, is welkom,
welkom in het clubje ‘tollenaars en zondaars’, welkom bij de ‘rafelrandmensen’, welkom bij wie in het hart beseffen redding nódig te hebben.

 

 

Mt.7,7-12 (13/03/2025)

     Blijf vragen
       en er zal je worden gegeven,
       blijf zoeken
       en je zal vinden,
       blijf kloppen
       en er zal je worden open gedaan.
     Want al wie vraagt, ontvangt,
       al wie zoekt, vindt,
       en voor al wie klopt, wordt open gedaan.
     Wie van jullie, mensen, zal,
       als zijn kind om brood vraagt,
       hem een steen geven,
10    of als het een vis vraagt,
       een slang?
11    Als jullie dus, terwijl je slecht bent,
       goede gaven geven aan jullie kinderen,
       hoeveel te meer dan zal jullie Vader in de hemelen
       het goede geven aan wie het hem vraagt.
12    Dus alles wat je zou willen
       dat mensen voor jou doen,
       doe dat voor hen.
       Dat is wet en profeten!

Heeft vragend bidden, G-d om een gunst smeken, wel zin? Het is een lastige vraag. Zelfs als het geen zin heeft, doen mensen het toch.
Misschien kan iedereen wel voorbeelden noemen van ‘nood’situaties waarin je spontaan begint te bidden. En zelfs als je niet gelooft in een oplossing van boven, vind je het helemaal gepast. Is dat vreemd? Ja, als je enkel naar de situatie kijkt met een rationele bril. Maar gelukkig zijn er ook andere brillen waarmee we kunnen kijken. Rationeel gezien levert een vraaggebed niets op en heeft het vanuit dat perspectief niets te betekenen. Maar er is meer dan alleen rationaliteit.
Het gaat om verbondenheid. Het gaat erom dat er overal in de wereld mensen zijn die zich bekommeren om elkaar, om het lot van de wereld. Ze lijden door de ongerechtigheid die alom woekert. Al biddend wordt G-d erbij betrokken, komen we tot het besef dat het anders kan en dat hij ons niet alleen laat.
Vraag dus maar. Er zál je gegeven worden. Vermoedelijk niet wat je had gedacht, maar het zal dat zijn wat je nodig hebt, daar kan je vanop aan.

Mt.10,34 – 11,1 (15/07/2024)

34    Denk niet dat ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde.
       Ik ben niet gekomen om vrede te brengen,
       maar een [onderscheidend] zwaard.
35    Ik ben gekomen om op gespannen voet te zetten:
       een mens tegen zijn vader,
       een dochter tegen haar moeder,
       een schoondochter tegen haar schoonmoeder.
36    Iemands huisgenoten zullen zijn vijanden worden.
37    Wie zijn vader en moeder bemint boven mij,
       is mij niet waard;
       wie zijn zoon of dochter bemint boven mij,
       is mij niet waard.
38    En wie zijn kruis niet aanneemt en mij achterna komt,
       is mij niet waard.
39    Wie het waarachtige leven [geest-ziel] gevonden heeft,
       die zal het verliezen,
       en wie het waarachtige leven [geest-ziel] verloren is omwille van mij,
       die zal het vinden.
40    Wie jullie verwelkomt,
       verwelkomt mij,
       en wie mij verwelkomt,
       verwelkomt hem die mij gezonden heeft.
41    Wie een profeet verwelkomt
       omdat het een profeet is,
       zal het loon van een profeet ontvangen;
       en wie een rechtvaardige verwelkomt
       omdat het een rechtvaardige is,
       zal het loon van een rechtvaardige ontvangen.
42    En wie één van deze kleinen
       een beker friste te drinken zal geven
       alleen maar omdat het een leerling is,
       amen, ik zeg jullie:
       die zal zijn loon niet ontgaan!”

     Toen Jezus deze opdrachten aan zijn leerlingen beëindigd had,
       vertrok hij van daar
       om te onderrichten en te verkondigen
       in hun steden.

Door de band genomen, hebben we nogal een idyllisch beeld van G-d en Jezus. Vaak denken we spontaan aan goedheid, verbondenheid, vrede, enz. Maar zo eenvoudig is het niet. Jezus’ leef- en denkwijze is radicaal en voor de doorsnee mens moeilijk te aanvaarden. Vandaar dat hij zijn leerlingen waarschuwt: als je leeft vanuit de verbinding met G-d, dan zal dit onbegrip teweegbrengen. Zo leven staat haaks op elk ik-gericht wereld- en mensbeeld. Kiezen voor verbondenheid en voor éénheid met G-d zál leiden tot verdeeldheid.
Het is dus niet vanzelfsprekend om deze denk- en leefwijze aan te nemen. Nochtans is het meer dan de moeite waard om er toch voor te kiezen. Het enige wat je te doen staat is leren open en ontvankelijk te leven en zo de ander tegemoet gaan. Het zal je doen zien wie de ander écht is en wat zijn noden zijn.

Mt. 5,43-48 (16/06/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Je hebt gehoord dat er gezegd is: je zult je naaste beminnen en je vijand haten.
Maar Ik zeg je: Bemint je vijanden en bidt voor wie je vervolgen, opdat jullie kinderen moogt worden van jullie Vader in de hemel,
die immers de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Want als je bemint die jou beminnen,
wat voor recht op loon heb je dan? Doen de tollenaars niet hetzelfde? En als je alleen je broeder groet, wat voor buitengewoons doe je dan?
Doen de heidenen dat ook niet? Weest dus volmaakt, zoals jouw Vader in de hemel volmaakt is.'

 Bemin je vijanden, zij die jou de grond in boren, het leven zuur maken … Dit vind ik één van de moeilijkst denkbare opdrachten
die het Evangelie mij kan geven. En toch wordt het me gevraagd. Als ik ‘G-d’ zichtbaar wil maken doorheen mijn leven zal ik met hen in relatie moeten gaan.
Er wordt niet gevraagd dat ik iedereen sympathiek vind, wel dat mijn liefde verder reikt dan mijn vrienden. Zelfs zo ver dat ze ook hen die mij haten bereikt.
Hoe kan ik ooit liefde bewijzen aan zij die mij klein willen krijgen? Het zou kunnen lukken als ik zou durven geloven (tot in het diepst van mijn wezen)
dat ‘G-d’ mij en íeder mens (zelfs mijn vijand) bemint.
Als ik ‘G-d’s beminnen ten volle zou kunnen beminnen. Dan kan ik er toe komen om op een gelijkaardige manier de ander - ja ook zij die mij haten - te beminnen.
Ja dan zou ook ik die ‘Liefde’ kunnen leven.
Maar stap voor stap. Eerst trachten me over te geven aan die ‘Liefde’. Me laten meenemen in het ontvangen van die ongelooflijke, onvoorwaardelijke goddelijke liefde
om ze dan misschien ooit te kunnen geven aan vriend én vijand.

Mt.13,47-53 (28/07/2022)

“En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
Als het vol is, trekt men het op de oever,
men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
de slechte werpen ze weg.”
“Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden. De engelen zullen er op uittrekken en zij zullen de slechten [verdwaasden] van de rechtvaardigen [integeren] scheiden en hen in de vuuroven werpen. Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”

Jezus vroeg hen nu: “Hebben jullie dit alles begrepen?” “Ja”, antwoorden zij.
Nu zei hij: “Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling is geworden in het koningschap der hemelen op een huisvader die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”
Toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd, vertrok hij van daar [Kafarnaüm].

Vandaag gaat het gesprek over dat leven ‘in het verlengde van G-d’ verder in de taal van de vissers. Veel van Jezus’ volgelingen waren vissers zodat hij niet anders kan dan zich in hun leefwereld inleven en beelden gebruiken die zij herkennen.
Hoe zou het ‘verhaaltje’ klinken in mijn leefwereld?
Ik leef in een samenleving die bestaat uit allerlei ‘soorten’ mensen. Mensen die ‘goed’ en ‘slecht’ zijn (vaak ook tegelijkertijd). Het zijn mensen van allerlei slag die zich doorheen het leven bewegen, maar weliswaar niet allemaal in dezelfde richting, integendeel. Ik durf ervan uit te gaan dat deze samenleving in oorsprong ook zo bedoeld is – het goede en het slechte te samen. De uitdaging van toen blijft voor mij nog steeds dezelfde. Zal ik mij in die samenleving kunnen bewegen als een goede huisvader/moeder: liefdevol en behoedzaam, weet hebbende van het oude om van daaruit het nieuwe alle groeikansen te geven, zonder te oordelen. Het oordelen is niet aan mij, dat laat ik aan G-d.