Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.8,5-17 (25/06/2022)
Toen Jezus binnenging in Kafarnaüm, kwam er een centurio [honderdman, Romeinse legeroverste] smekend naar hem: “Heer, mijn jongen [kan zijn zoon zijn, of een dierbare knecht] ligt thuis verlamd en lijdt vreselijke pijn.” Jezus zei hem: “Ik zal hem komen genezen.” Maar de centurio antwoordde hem: “Heer, ik ben het niet waard dat je in mijn huis zou komen, maar spreek slechts één woord en mijn jongen zal gezond worden. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot de ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienstknecht ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich en zei tegen wie hem volgden: “Amen, ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden! Daarom zeg ik jullie dat velen van oost tot west zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob deel zullen hebben aan het koningschap van de hemelen. Maar de kinderen van het koninkrijk zullen eruit geworpen worden naar de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en tandengeknars.”
En tegen de centurio zei Jezus: “Ga heen, zoals je erop vertrouwd hebt, zo moet het je gebeuren.” En op dat uur werd zijn jongen gezond.
Toen Jezus in het huis van Petrus kwam, zag hij dat zijn schoonmoeder met koorts te bed lag. Hij nam haar hand vast en de koorts verliet haar. Zij stond op en bediende hen.
Het was avond geworden en men bracht vele bezetenen bij hem. Met een woord dreef hij de geesten uit en al wie ziek was, genas hij. Opdat in vervulling zou gaan wat gezegd werd door de profeet Jesaja: “Hij heeft onze zwakheden op zich genomen en onze ziekten gedragen.” [Jes.53,4-5]
De legeroverste, uitgaande van zijn eigen menselijke situatie, herkent en erkent Jezus’ gezag. Herkennen en erkennen zijn nog twee verschillende dingen, allebei niet vanzelfsprekend. De legeroverste – in de ogen van velen wellicht een complete ‘heiden’ – doet beide, in alle bescheidenheid en nederigheid, ondanks zijn hoge positie. Er valt van de ‘ongelovigen’ dus nog wat te leren. Dat vond Jezus toen zelf ook al … waarom zouden wij vandaag dan niet in dat spoor treden?
Maar natuurlijk kunnen we nog de vraag stellen: Waaráán heeft hij dat gezag van Jezus herkend? Hij zal niet vertrouwd geweest zijn met de profeet Jesaja, maar waar iemand “onze zwakheden op zich neemt en onze ziekten draagt”, moet er voor iedereen die er zich wil voor openstellen wel een belletje gaan rinkelen: “Dit is ‘niet normaal’! Hier gebeurt iets heel bijzonders!”
Dit Evangelie is het overwegen waard vanuit alles ‘spelers’. Ga maar even in elk van hun schoenen staan (centurio, ‘mijn jongen’, Jezus, Petrus en zijn schoonmoeder, ‘al wie ziek is’). Wat gebeurt er dan met jóu?
Mt. 5,38-42 (15/06/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Oog om oog, tand om tand.
Maar ik zeg jullie geen weerstand te bieden aan het onrecht, doch als iemand je op de rechterwang slaat
keer hem dan ook de andere toe. En als iemand je voor het gerecht wil dagen en jouw onderkleed afnemen,
laat hem dan ook het bovenkleed. En als iemand je vordert één mijl met hem te gaan gaat er twee met hem.
Geeft aan wie je vraagt en wend je niet af als iemand van je lenen wil.'
Een lastige boodschap die mij doet botsen op de grenzen van mijn mede-mens-zijn!
Geweldloosheid? Ja. Rechtvaardigheid? Zeker. Op weg gaan met mensen? Graag zelfs!
Maar Hij gaat telkens weer één stapje (stevige stap) verder. Verder dan wij mensen maar zouden kunnen bedenken, laat staan doen.
Wat hier gevraagd wordt, overstijgt de grens van menig mens. Hij doet het! Zijn liefde is grenzeloos. Hij maakt de Wet vol
en daagt ons uit om tot die ‘volle mensenmaat’ uit te groeien. Ook al zullen we maar ten dele kunnen realiseren wat er voorgesteld wordt,
wat houdt ons tegen om het te proberen?
Niet het slaafs ondergaan van geweld en onrecht maar wel actief ‘G-ds’ liefde over ons heen laten komen.
Om zo vanuit die grenzeloze goddelijke liefde te leven, opgetild te worden boven onze menselijke grenzen en dan misschien - soms even -
in staat zijn tot daden die verder gaan dan diegene die we menselijk gezien mogelijk achten.
Mt.10,24-33 (15/07/2023)
24 “Een leerling staat niet boven zijn meester,
een knecht niet boven zijn heer.
25 Het is voldoende voor de leerling
als hij wordt zoals zijn meester,
en voor de knecht zoals zijn heer.
Als ze de heer der huizes al Beëlzebul hebben genoemd
[Mt.9,34 & Mt.12,24; de heerser van de demonen, heer der vliegen / heer des huizes],
hoeveel te meer dan zijn huisgenoten!
26 Wees dus niet bang voor hen!
Want niets dat bedekt is,
zal niet ontdekt worden,
en niets wat verborgen is,
zal niet bekend worden.
27 Wat ik jullie zeg in het duister,
spreek dat uit in het licht,
en wat je in je oor hoort [fluisteren],
verkondig dat van de daken.
28 Wees niet bang
voor wie het lichaam doden,
maar het waarachtige leven [geest-ziel] niet kunnen doden.
Vrees veeleer hem
die én leven [geest-ziel] én lichaam kan achterlaten in de gehenna.
29 Worden twee musjes niet voor een cent verkocht?
En toch zal niet één van hen op de aarde neervallen
buiten [de wil van] jullie Vader om.
30 Terwijl van jullie zelfs elke haar op je hoofd is geteld!
31 Wees dus niet bang!
Jullie gaan vele musjes te boven.
32 Ieder die zich bij de mensen uitspreekt
als één met mij,
over die zal ook ik mij bij mijn Vader in de hemelen uitspreken
als één met hem.
33 Maar wie mij bij de mensen verloochent,
die zal ik ook bij mijn Vader in de hemelen verloochenen.
Jezus zendt zijn leerlingen om samen met hem te werken in dat grote perspectief van het koninkrijk der hemelen. Vooraleer hij hen op weg zendt, rust hij hen nog toe, want hij weet dat de boodschap die ze zullen brengen bij de toehoorders op weerstand zal stuiten. Waar haal je het lef vandaan, die onverschrokkenheid? Je vindt haar in de intimiteit met G-d. Jezus straalt het uit en spreekt in dezelfde intimiteit/vertrouwdheid met zijn leerlingen (de intimiteit tussen de meester en de leerling). De vader is zelfs bekommerd om de kleine mussen – het voedsel voor de armen, dat wat niets waard is. Hij weet van hun bestaan, net als van elk haartje op je hoofd. Niets op aarde bestaat buiten hem om. Dit Léven-IN-vertrouwen van Jezus vormt de basis voor het doen en laten, het spreken en zwijgen van de leerlingen. Het is de grond die hen draagt en die zij in zich dragen. Levend in dat vertrouwen kunnen ze dus gerust zijn en op weg gaan zonder angst en met vreugde.
Mt.13,54-58 (29/07/2022)
Hij kwam in zijn vaderstad [Nazareth, ca. 40km van Kafarnaüm] en onderrichtte hen in hun plaats van samenkomst [synagoge], zodat ze versteld stonden: “Vanwaar heeft hij die wijsheid en die machtige daden [wonderen]? Is dat niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broers Jakobus, Joses, Simon en Judas ? En wonen zijn zussen niet allemaal bij ons? Vanwaar heeft hij dan dit alles?” En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen vaderstad en in zijn huis.” En hij kon daar niet veel machtige daden doen omwille van hun niet-vertrouwen.
Gisteren hoorden we dat Jezus terugkeert naar z’n roots (Nazareth), zijn vaderstad. Daar is hij door iedereen gekend. Als klein manneke liep hij er rond en de puberstreken die hij uithaalde zijn niet ongezien gebleven. Heel z’n familie is gekend. Heel hun doen en laten is door de mensen aldaar opgemerkt. En als je dan als volwassene terugkeert, is het knap lastig voor de anderen om daar voorbij te luisteren (niet voor niets is er een spreekwoord dat zegt ’niemand is sant in eigen land’).
Zou ik zo’n profeet (profetisch spreken) herkennen als het een dorpsgenoot of bekende was?
Zou ik verder kunnen luisteren dan wat ik van hem weet? Daarbij komt ook nog de vraag: Waar neem ik aanstoot aan? Aan de verkondiger, de boodschapper die ik van kindsbeen af ken, of aan zijn niet zo van-zelf-sprekende opvattingen, aan z’n straffe, aan m’n vel zittende uitspraken? Is het de boodschapper die ik verwerp of is de boodschap te lastig en verschuil ik me achter de afkomst van de persoon in kwestie, want daar kan toch niks Go(e)ds van komen!?
Mt.11,20-24 (16/07/2024)
20 Toen begon hij de steden
waarin de meeste van zijn krachtsdaden gebeurd waren,
te verwijten dat zij zich niet hadden toegekeerd.
21 Wee, Chorazin, wee, Betsaïda
[dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen],
want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon
de krachtsdaden zouden zijn gebeurd
die bij jullie zijn gebeurd,
dan zouden zij al lang
– in zak en as gezeten –
zich bekeerd hebben.
22 Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn
dan voor jullie.
23 En jij, Kafarnaüm,
zul jij tot de hemel verheven worden
[omdat ik er vertoefde en verkondigde]?
Tot in het dodenrijk zul je afdalen,
want als in Sodom de krachtsdaden waren gebeurd
die bij jullie gebeurd zijn,
het zou tot vandaag zijn blijven bestaan.
24 Maar ik zeg je:
Voor het land van Sodom
zal het op de dag van het oordeel
draaglijker dan voor jou.
Geloof kan en mag niet herleid worden tot iets waar je van buitenaf naar kijkt, of tot enkele krachtdaden die zich afspelen op veilige afstand. Geloof vanuit je luie zetel, van achter je boeken of alleen in de kerk op zondag ... zal niet voldoende zijn. Jezus vraagt meer. Hij vraagt bewogen mensen. Hij wil je raken tot in het diepst van je ziel. Zo hoopt hij je leven om te keren. Tezamen met elke mens die je op je weg tegenkomt (in de eerste plaats de meest kwetsbare en gekwetste), wil hij een appèl zijn tot be-kering.
Ik voel me alvast uitgedaagd om uit mijn zetel te komen en intenser te kijken, mijn ogen te openen en te zien waar G-d in mijn en andermans leven aan het werk is. Maar het houdt niet op bij kijken. Dat is nog maar het begin.
Mag hij ook mijn leven veranderen? Alleen als ik me be-keer, me om-keer naar hem en durf leeg te worden van mezelf, krijgt hij in mij ruimte van leven.
Mt.9,9-13 (21/09/2021)
Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus. Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.”
Dit is wellicht wel het kortste roepingsverhaal uit de Bijbel! Het staat er allemaal in één zin. Nochtans was er niets vanzelfsprekends aan, integendeel!
Waar de Farizeeën hier alweer over morren, zou net zo goed uit ónze mond kunnen komen.
Wat zouden wij zeggen als we Jezus zien optrekken met collaborateurs en afpersers – meer nog, dat hij er zo-een uitkiest om zijn dichte leerling te zijn?
En toch is het dat wat hier gebeurt. Eerst heeft Jezus een paar vissers tot zijn kring geroepen. Niet bepaald de meest hoog aangeschreven mensen,
maar dan toch een eerbaar beroep. Nu roept hij iemand die alom veracht wordt en zélfs ‘wettelijk onrein’ is wegens zijn contacten met heidenen.
Maar Jezus gaat het nooit om slaafse navolging van regels. Voor Jezus gaat het om het hart, het mededogen.
Wie hem volgt als hij roept, is welkom,
welkom in het clubje ‘tollenaars en zondaars’, welkom bij de ‘rafelrandmensen’, welkom bij wie in het hart beseffen redding nódig te hebben.