Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.25,14-30 (2/09/2023)

14    Want het is zoals met een man die naar het buitenland ging.
       Hij riep zijn dienaren en vertrouwde hen zijn bezit toe.
15    Aan de één gaf hij vijf talenten [5x 6000 daglonen],
       een ander twee en nog een ander één,
       elk naar zijn eigen mogelijkheden.
       Daarna vertrok hij.
16    Meteen ging degene die vijf talenten gekregen had eropuit
       om er handel mee te drijven en hij verdiende er vijf bij.
17    Zo ook degene die er twee ontvangen had:
       hij verdiende er twee bij.
18    Maar degene die het ene gekregen had,
       ging ergens ver weg, groef een gat in de grond
       en verborg zo het geld van zijn heer.
19    Een hele tijd later kwam nu de heer van die dienaars terug
       en hield afrekening met hen.
20    Die de vijf talenten gekregen had,
       kwam bij hem en gaf hem ook de vijf andere:
       “Heer, vijf talenten heb je mij toevertrouwd,
       zie, vijf talenten heb ik erbij verdiend.”
21    Zijn heer zei hem:
       “Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
       over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen.
       Verblijf in de vreugde van je heer!”
22    Ook die de twee talenten gekregen had
       kwam bij hen en zei:
       “Heer, twee talenten heb je mij toevertrouwd,
       zie, twee talenten heb ik erbij verdiend.”
23    Zijn heer zei hem:
       “Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
       over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen.
       Verblijf in de vreugde van je heer!”
24    Nu kwam ook die het ene talent gekregen had bij hem en zei:
       “Heer, ik wist dat je een hard mens bent,
       die oogst wat je niet hebt gezaaid
       en verzamelt wat je niet hebt uitgestrooid.
25    Ik was bang en heb je talent ergens ver weg verborgen in de grond.
       Zie, hier heb je je bezit.
26    Zijn heer antwoordde hem echter:
       “Slechte en angstig aarzelende dienaar,
       je meende te weten dat ik oogst wat ik niet heb gezaaid
       en verzamel wat ik niet heb uitgestrooid?
27    Je had dus mijn geld bij de bank moeten geven,
       zodat ik het terugkreeg met rente.
28    Neem dus dat talent van hem af,
       en geef het aan wie er tien heeft,
29    want aan wie heeft, zal gegeven worden
       – hij zal overvloed hebben –
       en van al wie niet heeft,
       zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
30    En werp die nutteloze dienaar eruit,
       in de buitenste duisternis,
       daar zal geween zijn en tandengeknars.

Eén van de overbekende verhalen uit onze Christelijke verhalenschat! Overvloedig gebruikt om ons aan te zetten ‘onze talenten te gebruiken en te ontwikkelen’ – wat er inderdaad ook staat, en wat we dus inderdaad ook moeten doen. Maar vandaag bekijken we het eens van de andere kant, die van ‘de heer’. Zijn reactie op de verschillende dienaren is immers veelzeggend en kan ons misschien helpen om inderdaad ons aan die ‘talentenjacht’ te zetten.
Het staat er wat deftig, maar ‘de heer’ is bijzonder verheugd en opgetogen met de eerste twee. Ze maken hem blij! Dát is waarom hij zijn bezit heeft uitgedeeld en toevertrouwd. En van zijn grote vreugde deelt hij even overvloedig mee aan die dienaren; zij mogen delen in die vreugde.
Bij de derde is er geen vreugde. Niet bij de dienaar – die is alleen maar bang; maar ook niet bij ‘de heer’. Het ziet eruit alsof hij kwaad is – maar is het jou nog nooit opgevallen dat ‘kwaadheid’ éigenlijk de veruiterlijking is van … verdriet …?

Mt. 22,1-14 (19/08/2021)

Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten] opnieuw een gelijkenis:
“Het koninkrijk der hemelen is als een koning die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon. Hij zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest, maar zij wilden niet komen. Opnieuw zond hij andere dienaren, met de woorden: “Zeg tot de genodigden: Mijn maaltijd is bereid, mijn ossen en mestvee zijn geslacht, alles is bereid. Kom toch naar het bruiloftsfeest!” Maar zij trokken er zich niets van aan en gingen weg, de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel. Nog anderen grepen de dienaren vast en mishandelden en doodde hen.
Toen de koning dit hoorde, ontstak hij in woede. Hij stuurde zijn troepen om die moordenaars om te brengen en hun stad in brand te steken. Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: “Het bruiloftsfeest was wel bereid, maar de genodigden zijn het niet waard geweest [waren niet bereid]. Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!” De dienaren trokken nu naar die buitenwegen en verzamelden allen die ze er vonden, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.
Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten. Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest en vroeg hem: “Waarom ben je hier binnengekomen als je niet gekleed bent voor het feest?” Hij verstomde … Daarop zei de koning tegen zijn dienaren: “Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee en werp je hem eruit, in de buitenste duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
Want velen zijn uitgenodigd, maar weinigen behouden.”

Hier wordt een sfeerbeeld geschetst van het koninkrijk der hemelen. Er heerst een houding van liefdevolle gastvrijheid. Mensen worden er uitgenodigd om samen het leven, de Liefde te vieren. Dat is wat de koning zo graag wil vieren: de Liefde, zijn persoonlijke relatie met elk van ons, verbondenheid …
Maar wat als er onverschilligheid heerst, als men hem de rug toekeert of zelfs geweld gaat gebruiken (zoals de eerste genodigde)? Wat als men verstomt, zwijgt en geen antwoord meer geeft (zoals de man zonder feestkleed)? Dan houdt elke vorm van communicatie op en dreigt de relatie verbroken te worden. Dan wordt er naast elkaar geleefd, ieder op zijn eilandje.
En wat valt er dan nog te vieren?
Maar voor G-d houdt het hier niet op. Hij blijft uitnodigen. De uitnodiging is ook aan mij gericht … de vraag is of ik de relatie binnenga, of ik in de liefde ga staan om van daaruit voluit mee te vieren.

Mt.25,31-46 (10/03/2025)

31    Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid,
       en alle engelen met hem,
       zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
32    Alle volken zullen voor hem verzameld worden
       en hij zal allen onderscheiden,
       zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
33    De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten,
       de bokken aan zijn linker.
34    Dan zal de koning zeggen
       tegen wie aan zijn rechterhand zit:
       “Kom, gezegenden van mijn Vader,
       ontvang het koninkrijk dat voor jullie bereid is
       vanaf de grondlegging van de wereld.
35    Want ik had honger
       en jullie hebben mij te eten gegeven;
       ik had dorst
       en jullie hebben mij te drinken gegeven;
       ik was vreemdeling
       en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
36    ik was naakt
       en jullie hebben mij gekleed;
       ik was ziek
       en jullie hebben naar mij omgezien;
       ik was gevangen
       en jullie zijn naar me toegekomen.”
37    Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
       “Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien
       en hebben we je te eten gegeven,
       of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
38    Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
       en hebben we je in ons midden opgenomen,
       of naakt en hebben je gekleed?
39    En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen
       en zijn wij naar je toe gekomen?”
40    Dan zal de koning hen antwoorden:
       “Zeker, ik zeg jullie:
       Voor zover je deze dingen hebt gedaan
       voor een van mijn broers of zussen,
       de allergeringsten,
       heb je ze voor mij gedaan.”
41    Dan zal hij ook zeggen
       tegen wie aan zijn linkerkant zit:
       “Ga weg van mij, vervloekten,
       in het eeuwig vuur
       dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
42    Want ik had honger
       en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
       ik had dorst
       en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
43    ik was vreemdeling
       en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
       ik was naakt
       en jullie hebben mij niet gekleed;
       ik was ziek en gevangen
       en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
44    Dan zullen ook zij vragen:
       “Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig,
       als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen,
       en hebben wij niet voor je gezorgd?”
45    Dan zal hij hen antwoorden:
       “Zeker, ik zeg jullie:
       Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan
       voor een van de allergeringsten,
       heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
46    En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing,
       maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.

We mogen niet verbloemen hoe revolutionair het is wat Jezus met dit ‘verhaal’ verkondigt! Wij zijn het misschien nogal gewoon geworden om het te horen, maar het ís niet gewoon, óók niet voor onszelf! Niemand, ook wijzelf niet, hebben het spontaan in ons om het zo verregaand voor al die ‘rafelrandmensen’ op te nemen. Veel spontaner zijn wij geneigd voor onszelf op te komen! Het vraagt van ons een radicale keuze om deze ándere wending te nemen, weg van mezelf, naar de ander, die het gelaat blijkt te zijn van de Ander.
We mogen blij zijn dat Jezus ons die weg heeft voorgeleefd, niet alleen omdat wij daarmee een voorbeeld hebben van hoe het kan en hoe mooi het kan zijn, maar omdat hij ons ‘zijn Geest’ heeft nagelaten waardoor wij het überhaupt kunnen doen! Zonder zijn Geest komen wij nergens! In het ‘verhaal’ staat het hier niet letterlijk te lezen, maar als we eerlijk zijn, weten het: alleen als wij ‘in zijn Geest’ leven, komen wij tot deze revolutionaire levenshouding …

Mt. 23,1-12 (21/08/2021)

Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe: “De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes. Neem dus in acht en doe alles wat ze jullie zeggen, maar handel niet naar hun daden, want zij zeggen het wel, maar doen het niet. Ze binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders van de mensen, terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren. En de werken die ze doen, doen ze om zich te tonen aan de mensen. Ze maken hun gebedsriemen breed en de kwasten van hun mantel groot. [Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven; de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.] Ze hebben graag de voornaamste plaatsen bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge]; ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één leermeester, terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn. Noem niemand op aarde jullie Vader, want jullie hebben maar één Vader, de Vader in de hemelen. Laat je ook geen leermeester/leider noemen, want jullie hebben maar één leermeester/leider, de Gezalfde [christos/messiah].
Maar de grootste onder jullie zal je dienaar zijn. Wie zichzelf verheft, zal klein worden, en wie zichzelf klein maakt, zal verheven worden.”

Jezus staat midden in de Joodse traditie en nooit zal hij daarover één minachtend woord spreken. Hij weet, als geen ander dat de wet er niet is omwille van zichzelf en ook dat ze niet achterwege gelaten mág worden.
Hij kent ze van binnenuit en leeft ze na, meer nog, hij brengt ze tot vervulling! Met andere woorden, hij leeft zo dat binnenkant (ingesteldheid) en buitenkant (daden) overeenstemmen. Met heel zijn leven maakt hij duidelijk dat goddelijk leven geen kwestie is van nauwgezet regeltjes naleven maar dat zo’n leven verder gaat en dieper reikt. Het gaat niet over macht en aanzien maar over een levensinstelling die met G-d van doen wil hebben.
Het is een ingesteldheid die gericht is op G-d en weg-wijst van jezelf, en dat heeft alles te maken met eenvoud en nederigheid. Deze twee zijn niet zomaar een extraatje dat aan het leven wordt toegevoegd maar ze zijn het leven zelf, in zijn eenvoudigste vorm. En wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?

Mt. 23,13-22 (23/08/2021)

“Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat je het koningschap der hemelen afsluit voor de mensen.
Want zelf ga je er niet binnen
en wie wel binnengaat, verhinder je het.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat je de huizen van weduwen opslokt
terwijl je naar buitenuit lange gebeden zegt.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat je zee en land rondreist
om een proseliet [bekeerling tot het Jodendom] te maken.
En wanneer hij het geworden is,
maak je hem tot een hellekind, dubbel zo erg als jezelf.
Wee jullie, blinde wegwijzers, die zeggen:
zweren bij de tempel, is niets,
maar zweren bij het goed van de tempel, is bindend.
Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter, het goud, of de tempel die het goud heiligt?
En nog:
zweren bij het altaar, is niets,
maar zweren bij de gave erop, is bindend.
Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter, de gave, of het altaar die de gave heiligt?
Wie dus zweert bij het altaar, zweert dáárbij én bij alles wat er op ligt.
En wie zweert bij de tempel, zweert dáárbij én bij wie er in woont.
En wie zweert bij de hemel, zweert bij de troon van God en bij wie er op zit.”

Opnieuw daagt Jezus de schriftgeleerden en de farizeeën uit. Hij wil hen (en ook ons) doen reflecteren over hoe zij zich gedragen in het concrete leven. Hij daagt hen uit te kijken naar wat er gaande is in hun ‘binnenste’: hoe ze omgaan met G-d, met hun geloof en met religieuze handelingen en toespraken. Hij legt bloot dat G-d en geloof niet dienen om je eigen daden, houdingen en standpunten te rechtvaardigen; hij voert een pleidooi voor echtheid en oprechtheid. Anderen leiden naar G-d, doe je niet met mooie woorden alleen, niet met uiterlijk vertoon, maar vanuit Liefde, vanuit het wezenlijke. Wee jullie die je leven laten beheersen door regels, wetten en oordelen! Je houdt mensen die willen door dringen tot het wezenlijke tegen.
Zijn oproep klinkt nog steeds even luid! Wat met onze woorden en daden? Zijn ze ingegeven door een overdreven bekommernis om ‘waarheid’ en rechtlijnigheid, of door rechtvaardigheid, barmhartigheid en liefde?

Mt. 23,27-32 (25/08/2021)

Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars, omdat jullie zijn als witgekalkte graven, die aan de buitenkant wel mooi schijnen, maar aan de binnenkant vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid. Zo schijnen ook jullie aan de buitenkant rechtvaardig voor de mensen, maar aan de binnenkant zijn jullie vol van ondermaats oordeel en wetteloosheid.
Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars, omdat jullie graven voor de profeten bouwen en de gedenkplaatsen van de rechtvaardigen versiert, en zegt: ‘Als wij hadden geleefd in de dagen van onze vaderen, dan zouden wij niet medeplichtig zijn aan het bloed van de profeten.’ Zo getuig je over jezelf dat je kinderen bent van wie de profeten vermoordden en maken ook jullie de maat van jullie vaderen vol.

Jezus geeft weer eens stevig af tegen ‘de schriftgeleerden en farizeeën’. Dat beeld kennen we van hem – maar al te goed: we laten het, meer dan we meestal willen toegeven, graag gebeuren. Zo blijft Jezus’ kritiek op ánderen gericht en kunnen we onszelf buiten schot houden.
Maar is dat terecht? Of doen we hiermee nu net zoáls die ‘schriftgeleerden en farizeeën’?
Wie waren ze? We stellen ze graag voor als personen ‘ergens hoog boven het volk’. Van sommigen in hun hiërarchie zal dat zo geweest zijn, maar de meesten van hen waren gewone burgers. We komen ze tegen in ongeveer alle steden en dorpen waar Jezus ook komt. Wél waren het mensen die het heel ernstig namen met hun geloof en daar ook veel voor deden.
Worden ze dan toch niet wat herkenbaar voor ons?
Zullen wíj dan Jezus’ verwachtingen ten aanzien van óns inlossen? Zullen wij dan, als wij zéggen gelovig te zijn, daar consequent in zijn? Of zullen wij ook ondermaats blijven?
Weer een nieuwe dag ons gegeven om het te proberen …