Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.19,3-12 (18/08/2023)
3 Er kwamen farizeeën naar hem om hem te testen en ze vroegen:
“Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen om elke reden?”
4 Hij antwoordde hun:
“Hebben jullie niet gelezen
dat de schepper vanaf de oorsprong
hen mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? [Gen.1,27]
5 Hij zegt: Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten
en zich binden aan zijn vrouw [Gen.2,24]
en deze twee zullen één lichaam worden,
6 zodat zij niet meer twee, maar één zijn.
Wat God dus heeft samengebracht, moet een mens niet scheiden.”
7 Ze vroegen hem nu:
“Waarom heeft Mozes dan opgedragen
een scheidingsakte te geven en haar weg te sturen?” [Deut.24,1]
8 Hij zei:
“Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian]
heeft Mozes toegestaan je vrouw weg te sturen.
In oorsprong was dit echter niet zo.
9 Ik zeg jullie echter:
Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt, begaat overspel
– behalve om reden van hoererij –
en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
10 Zijn leerlingen zeiden hem nu:
“Als het zo staat met man en vrouw, kun je beter niet trouwen!”
11 Maar hij zei hen:
“Niet iedereen kan deze woorden plaatsen,
maar wel wie het gegeven is.
12 Er zijn mensen die niet kunnen trouwen,
omdat ze zo geboren zijn,
en er zijn er die niet kunnen trouwen
omdat ze door mensen tot een huwelijk niet in staat zijn gemaakt.
Maar er zijn ook mensen die zelf van een huwelijk afzien
omwille van het koningschap der hemelen.
Wie dit een plaats kan geven,
moet dit een plaats geven.
We vinden dit een erg lastig Evangelie. Het lijkt niet meer te passen bij onze tijd. Wat hebben godsdiensten toch altijd met die huwelijksmoraal?! Waarom menen ze telkens daar per se allerlei te moeten over zeggen?
Godsdiensten hebben vooreerst te maken met … mensen; en – als het ook maar een beetje goed zit – ook met G-d. Ze zijn er net om die samen te brengen. Maar mensen zijn mensen, een dierlijke soort die zich opgewerkt heeft en van daaruit meent boven alles verheven te zijn. Wie echter de geschiedenis bekijkt, zal rap zien hoe álle tijden door menselijke relaties enerzijds grote chaos – ‘los-bandigheid’ (lees dit letterlijk, niet in zijn veroordelende zin) – waren en anderzijds men daar met allerlei middelen wat structuur probeerde in te brengen. Meestal mocht men al tevreden zijn als die structuur er tenminste uiterlijk een beetje was. Wat er ‘achter de schermen’ gebeurde …
Godsdiensten gaan met díe mensen om – meer nog, worden door díe mensen georganiseerd – en vragen zich af of die ‘los-bandigheid’ de mens geluk brengt in goddelijke zin. Kan een mens G-ds Liefde vinden, als hij niet de veilige geborgenheid van menselijke relaties vindt?
Hóe die precies moeten georganiseerd worden, is wellicht een vraag die elke tijdsperiode opnieuw moet uitzoeken (hopelijk mee gebaseerd op de ‘leerschool’ van het verleden), maar dát ze georganiseerd moeten worden om heilzaam te zijn, dat wisten ze in Jezus’ tijd (en lang daarvoor, én lang daarna) al …
Mt.22,1-14 (22/08/2024)
1 Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten]
opnieuw een gelijkenis:
2 “Het koninkrijk der hemelen is als een koning
die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon.
3 Hij zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest, maar zij wilden niet komen.
4 Opnieuw zond hij andere dienaren, met de woorden:
“Zeg tot de genodigden:
Mijn maaltijd is bereid,
mijn ossen en mestvee zijn geslacht,
alles is bereid.
Kom toch naar het bruiloftsfeest!”
5 Maar zij trokken er zich niets van aan en gingen weg,
de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel.
6 Nog anderen grepen de dienaren vast
en mishandelden en doodde hen.
7 Toen de koning dit hoorde,
ontstak hij in woede.
Hij stuurde zijn troepen
om die moordenaars om te brengen
en hun stad in brand te steken.
8 Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren:
“Het bruiloftsfeest was wel bereid,
maar de genodigden zijn het niet waard geweest [/waren niet bereid].
9 Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad
en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!”
10 De dienaren trokken nu naar die buitenwegen
en verzamelden allen die ze er vonden,
slechten zowel als goeden,
en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.
11 Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten.
Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest
12 en vroeg hem:
“Waarom ben je hier binnengekomen
als je niet gekleed bent voor het feest?”
Hij verstomde …
13 Daarop zei de koning tegen zijn dienaren:
“Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee
en werp je hem eruit,
in de buitenste duisternis.
Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
14 Want velen zijn uitgenodigd,
maar weinigen behouden.”
“Velen zijn uitgenodigd, maar weinigen behouden.” Wie zijn die ‘behoudenen’? Als zo goed als iedereen een uitnodiging krijgt, hoe komt het dan dat sommigen hem horen en anderen niet? Hoe hoor je dat dan?
Ik hoor die uitnodiging het best op de momenten dat ik stil ben, bewust vertraag, of dat ik – bijna letterlijk – tot stilstand kom of gebracht word. Hier bedoel ik niet dat ik in de file sta of ergens lui in m’n zetel zit, maar wel de passieve, niet bewust opgezochte ontvankelijkheid die me overkomt wanneer ik me voel als opgebrand hout. Er is dan niets meer te verteren: ik ben dan leeg. Op die opgebrande momenten kan ik niet anders meer dan open te staan voor wat zich aandient en niet voor wat zich opdringt. Ik ben dan vol-ledig ontvankelijk.
Ik begrijp er niets van. Ik ‘weet’ alleen. Ik ‘weet’ dat als de uitnodiging mij raakt, als ik die uitnodiging opmerkt, dan word ik ge-ken-merkt, dan wordt G-d heel persoonlijk en gaat een verbond met me aan. Zo eenvoudig is het, te gek voor woorden.
De uitnodiging ... zoek ze niet te ver. Ze ligt klaar, klaar om jou te raken, in volledige vrijheid.
Mt.17,10-13 (11/12/2021)
Zijn leerlingen vroegen aan Jezus: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?” Hij antwoordde hen: “Ja, Elia zal eerst komen en alles herstellen. [Mal.3,24]
Maar ik zeg jullie: Elia ís al gekomen, maar ze hebben hem niet herkend en met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de mensenzoon lijden door hen.”
Toen begrepen de leerlingen dat hij hen over Johannes de doper sprak.
Zoals in het Oude Testament beschreven staat (2Kon.2,11), verdwijnt de profeet Elia met een wervelwind van het toneel. Logisch dat men er rotsvast van overtuigd was dat hij zou terugkeren. Profeten komen en gaan. De vraag is of wij ze herkennen. Verloopt het niet vaak met de boodschapper (Johannes de doper) zoals het verloopt met de boodschap (Jezus): ze worden niet (of te laat) herkend en aan de kant geschoven. Men doet z’n eigen zin.
En wat zal ik ermee doen? Kan/wil ik open staan voor de waarheid, ook als die uit onverwachte hoek komt? Of zit ik gevangen in mijn eigen overtuiging, m’n eigen veilige willetje, waardoor ik de G-d van het onverwachte, de verrassing, … niet opmerk?
Misschien brengt deze voorbereidingstijd mij tot inzicht: wie is vandaag – hier en nu – profetisch? En dan is het enige dat mij te doen staat: moedig m’n leven ernaar richten en doen wat moet gedaan.
Mt.22,34-40 (19/08/2022)
Maar toen de Farizeeën hoorden dat hij de Sadduceeën de mond had gesnoerd, kwamen ze bijeen en één van hen, een wetgeleerde, ondervroeg hem: “Meester, wat is het grootste gebod in de wet?”
Jezus antwoordde: “Je zult de heer je God daad-werkelijk liefhebben, met geheel je hart, met geheel je geest en met geheel je verstand. [Deut.6,5] Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: Je zult wie jou nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18] Aan deze twee geboden hangen geheel de wet en de profeten.”
Men vraagt Jezus naar het grootste gebod, en hij noemt uit de Joodse wet nummer 1 en nummer 2. Wat maakt zijn antwoord dan bijzonder? Volgens de Joodse wet komt nummer 2 ná nummer 1; Jezus stelt ze aan elkaar gelijk!
Dat kan een technisch detail lijken, maar strekt veel verder. Het is het antwoord waarom in het Christendom de naastenliefde zó belangrijk is. Alle godsdiensten hebben de naastenliefde hoog staan, maar in het Christendom staat ze helemaal bovenaan.
Dat is omdat wij geloven in een ‘geïncarneerde’ G-d. Dat is een duur woord om te zeggen dat G-d zelf méns wordt. We zien dat uitdrukkelijk en verregaand in Jezus, maar dat gebeurt telkens opnieuw in elke mens (in zekere zin zelfs ook in elk schepsel). G-d legt zijn eigen Geest in elke mens; hij wil daarin wonen, er zijn thuis maken; ermee in de wereld zijn.
Volgens Jezus is het dus ‘ipso facto’ zo dat wie een mens dient, G-ds dienst vervult. Sta er vandaag misschien eens uitdrukkelijk bij stil dat G-d in jóu woont, en dat hij daarlangs bij je naaste wil zijn …
Mt.18,15-20 (11/08/2021)
Als je broer een fout begaat, ga erheen en wijs hem terecht – alleen onder jullie. Als hij naar je luistert, heb je je broer gewonnen. Als hij echter niet luistert, neem dan nog één of twee mensen met je mee – omdat elk woord gestaafd wordt op grond van twee of drie getuigen. [Deut.19,5] Als hij echter ook aan hen geen gehoor geeft, zeg het dan [pas] aan de gemeente [ekklesia/kerk], en als hij ook aan de gemeente geen gehoor geeft, moet hij voor jullie zijn als een heiden en tollenaar [een buitenstaander].
Amen, ik zeg jullie: Wat je zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat je zult vrij maken op de aarde, zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.
Opnieuw zeg ik jullie: Als twee van jullie over wat voor zaak op aarde ook in overeenstemming iets vragen zal mijn Vader in de hemelen het voor hen laten gebeuren. Want waar twee of drie bijeen zijn in mijn naam, daar ben ik middenin hen!”
De traditie is dit gaan noemen: ‘de broederlijke vermaning’ (kan ook zusterlijk natuurlijk). En eigenlijk is het een heel wijs iets. Zo wijs dat we het niet zo vaak doen!
Laten we het maar grif toegeven: in veel gevallen hebben wij over iemands ‘fout/zonde’ (breed te begrijpen) eerder met ánderen gepraat dan met de persoon in kwestie.
Of – in een slechts iets beter geval – we zeggen gewoon niets; we zwijgen maar ‘om de lieve vrede’. Maar in geen van beide gevallen is de persoon daarmee gebaat!
Échte liefde voor iemand – de liefde die Christenen voor hun medemens proberen op te brengen, in naam van G-d – vraagt soms ook de taaie moed te durven spreken,
ook (of wellicht júist) als dat delicaat en moeilijk ligt!
We hebben een grotere verantwoordelijkheid tegenover elkaar dan we graag willen toegeven. Ik kan de weg van een ander niet zelf gaan, maar het kan wel mijn verantwoordelijkheid zijn de ander daarop te wijzen. Mijn verantwoordelijkheid is het de hemel met de aarde te verbinden; mijn verantwoordelijkheid is het vrijheid te bewerken, alvast onder twee of drie …
Mt.23,13-22 (26/08/2024)
13 “Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat je het koningschap der hemelen afsluit voor de mensen.
Want zelf ga je er niet binnen
en wie wel binnengaat, verhinder je het.
14 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat je de huizen van weduwen opslokt
terwijl je naar buitenuit lange gebeden zegt.
15 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat je zee en land rondreist
om een proseliet [bekeerling tot het Jodendom] te maken.
En wanneer hij het geworden is,
maak je hem tot een hellekind, dubbel zo erg als jezelf.
16 Wee jullie, blinde wegwijzers, die zeggen:
zweren bij de tempel, is niets,
maar zweren bij het goud van de tempel, is bindend.
17 Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter,
het goud, of de tempel die het goud heiligt?
18 En nog:
zweren bij het altaar, is niets,
maar zweren bij de gave erop, is bindend.
19 Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter,
de gave, of het altaar die de gave heiligt?
20 Wie dus zweert bij het altaar,
zweert dáárbij én bij alles wat er op ligt.
21 En wie zweert bij de tempel,
zweert dáárbij én bij wie er in woont.
22 En wie zweert bij de hemel,
zweert bij de troon van God en bij wie er op zit.”
Jezus gebruikt zeer krachtig veroordelende woorden tegen de religieuze leiders van zijn tijd. Hij valt hun (en onze?) hypocrisie aan. Hij begint het spuien van zijn kritiek telkens met "Wee jullie”.
Het eerste "Wee jullie..." is gericht tegen hen die obstakels bouwen tussen G-d en mensen i.p.v. bruggen te bouwen.
Het tweede "Wee jullie" is gericht tegen hen die de godsdienst gebruiken om zichzelf te verrijken.
Het derde is een waarschuwingsschot tegen hen die de godsdienst gebruiken om mensen naar hun eigen versplinterde groepen te trekken. Zij zoeken volgelingen voor zichzelf, in plaats van mensen te leiden naar G-d.
Als voorlopig slot uit hij nog kritiek tegen hen die zweren en valse beloften doen.
Voorlopig …, want morgen gaat het door …
Jezus laat niet af om duidelijkheid te creëren: Als je G-d wilt volgen dan is dat altijd en overal, én het is G-d die bepaalt hoe dat is, niet de mens.