Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.24,42-51 (31/08/2023)
42 “Wees dus wakker
omdat je niet weet op welke dag je Heer komt.
43 Maar dit weet je wél:
Als de heer des huizes had geweten
op welk uur van de nacht de dief kwam,
was hij wakker gebleven
en had niet laten inbreken in zijn huis.
44 Wees ook jullie dus bereid,
want de mensenzoon komt
op een uur waarop je het niet verwacht.”
45 “Wie is dan de vertrouwende en verstandige dienaar
die de heer over zijn huispersoneel heeft aangesteld
om hen op de gepaste tijden voedsel te geven?
46 Gezegend [makarios = ‘zalig’, zoals in de ‘zaligsprekingen’] de dienaar die dáármee bezig is
als zijn heer thuiskomt.
47 Amen, ik zeg jullie:
Hij zal hem aanstellen over al wat hem toebehoort.
48 Maar als een slechte dienaar in zijn hart zegt:
‘Mijn heer neemt nogal de tijd …’,
49 en hij begint zijn mededienaars te slaan
en er op los te leven,
50 dan zal de heer van die dienaar komen
op een dag dat hij het niet verwacht
en op een uur dat hij niet kent.
51 En hij zal hem opsplitsen
en een deel van hem bij de ondermaatse oordelaars stellen.
Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
Zouden de opstellers van het leesrooster van het dagelijks Evangelie met opzet dít stuk over ‘wakker zijn’ hier geplaatst hebben, nu we weer aan het begin van een nieuw schooljaar/werkjaar staan? Ik weet het niet, maar in elk geval kan het geen kwaad om het opnieuw op ons gehoorbeen te laten hameren. Zomertijden, of andere omstandigheden die ons wat doen afglijden naar de gemakzuchtigere kant van het leven, zullen er ‘bij tijd en wijle’ wel eens zijn (ze horen er blijkbaar ook bij), maar mogen niet de permanente staat van ons leven worden.
Jezus spreekt daarover. Het is een verhaal, dus mogen we de beelden niet letterlijk begrijpen, maar de betekenis is niet mis te verstaan: met luiaards en slechte dienaars loopt het niet goed af! Eigenlijk is het ook logisch: wie maar ten dele zijn dienaarschap vervult, zal ook maar ten dele het ‘volle leven’ vinden. Het ‘andere deel’ – het deel waarmee wij tot de ‘hypocrieten’ behoren, kán geen deel hebben aan dat volle leven dat G-d ons wél toewenst.
Een nieuw jaar dus om ons opnieuw te laten wakker schudden en onze bereidheid in alerte krachtdadigheid om te zetten …
Mt.16,13-19 (22/02/2022)
Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël]. Hij vroeg aan zijn leerlingen: “Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
Ze antwoordden: “Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia, en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
Nu zei hij tegen hen: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
Simon Petrus antwoordde: “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah], de zoon van de levende God!”
Jezus zei nu tegen hem: “Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona], want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou, maar mijn Vader in de hemelen. En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent, en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn. En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen. Wat je zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat je zult vrij maken op de aarde, zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
Wie is die Petrus eigenlijk? Uit de evangelies krijg ik de indruk dat hij een spontaan (beetje rebels) karakter had. Een doodgewone man met z’n fouten – net als wij. Hij kijkt z’n klein-menselijkheid in de ogen en komt tot inzicht. Hij durft het aan zich te laten leiden door Jezus. Hij geeft zich aan hem over in alle bescheidenheid en liefde. Het is overduidelijk, hij heeft zielsveel van Jezus gehouden. Het moet dan ook een ontroerend moment geweest zijn daar in Caesarea. Jezus en Petrus tegenover elkaar, elkaar aankijkend met de ogen van G-d, en dan spreken ze elkaar aan met de naam die hen door G-d werd ingegeven. Jezus wordt Christus, Simon Petrus (rots). Een nieuwe naam met een levensopdracht: rots zijn voor zijn Gemeenschap, voor de Kerk.
Zalig toch, gezonden worden om werk te maken van een Kerk die het aandurft om kwetsbaar te zijn en de eigen klein-menselijkheid in de ogen durft te kijken. Meebouwen aan een Kerk die juist daar te vinden is, bij de gewonde mens en die haar eigen wonden, haar eigen klein-menselijkheid niet verloochent. Het is een goddelijke opdracht.
Mt.19,3-12 (13/08/2021)
Er kwamen farizeeën naar hem om hem te testen en ze vroegen: “Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen om elke reden?” Hij antwoordde hun: “Hebben jullie niet gelezen dat de schepper vanaf de oorsprong hen mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? [Gen.1,27] Hij zegt: Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich binden aan zijn vrouw [Gen.2,24] en deze twee zullen één lichaam worden, zodat zij niet meer twee, maar één zijn. Wat God dus heeft samengebracht, moet een mens niet scheiden.”
Ze vroegen hem nu: “Waarom heeft Mozes dan opgedragen een scheidingsakte te geven en haar weg te sturen?” [Deut.24,1]
Hij zei: “Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian] heeft Mozes toegestaan je vrouw weg te sturen. In oorsprong was dit echter niet zo.
Ik zeg jullie echter: Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt, begaat overspel – behalve om reden van hoererij – en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
Zijn leerlingen zeiden hem nu: “Als het zo staat met man en vrouw, kun je beter niet trouwen!” Maar hij zei hen: “Niet iedereen kan deze woorden plaatsen, maar wel wie het gegeven is.
Er zijn mensen die niet kunnen trouwen, omdat ze zo geboren zijn, en er zijn er die niet kunnen trouwen omdat ze door mensen tot een huwelijk niet in staat zijn gemaakt. Maar er zijn ook mensen die zelf van een huwelijk afzien omwille van het koningschap der hemelen. Wie dit een plaats kan geven, moet dit een plaats geven.
Christenen hebben het huwelijk altijd hoog in het vaandel gehouden, ook – of juist – tegen de gangbare gewoonten in: onder de Joden was er blijkbaar wel enige marge; in het degenererende Rome des te meer. Dat lag duidelijk in de lijn van Jezus’ boodschap over ‘het koningschap der hemelen’.
Niet dat Jezus het – vaak gescleroseerde – hart van de mens niet kende! De innerlijke gesteltenis van mensen beroerde hem zo ‘tot in zijn ingewanden’ dat barmhartigheid steeds zijn houding was wanneer hij klein(e)mense(lijkhede)n ontmoette.
Maar waar het over de eigenlijke betekenis en waarde gaat, gaat Jezus voor deze huwelijkszaken, net zoals voor andere (zie de Bergrede) naar de radix, de wortel, en spreekt hij dus ‘radicaal’: het Verbond tussen man en vrouw is een ‘heilig teken’ (= sacra mentum) van de Ene.
Zó hoog schat hij het huwelijk zelfs in, dat het een heel bijzonder teken van ‘het koningschap der hemelen’ kan worden, van dit huwelijk af te zien; níet omdat het te moeilijk zou zijn of je er niet bekwaam toe bent, maar puur omwille van G-d.
Mt.24,42-51 (29/08/2024)
42 “Wees dus wakker
omdat je niet weet op welke dag je Heer komt.
43 Maar dit weet je wél:
Als de heer des huizes had geweten
op welk uur van de nacht de dief kwam,
was hij wakker gebleven
en had niet laten inbreken in zijn huis.
44 Wees ook jullie dus bereid,
want de mensenzoon komt
op een uur waarop je het niet verwacht.”
45 “Wie is dan de vertrouwende en verstandige dienaar
die de heer over zijn huispersoneel heeft aangesteld
om hen op de gepaste tijden voedsel te geven?
46 Gezegend [makarios = ‘zalig’, zoals in de ‘zaligsprekingen’] de dienaar die dáármee bezig is
als zijn heer thuiskomt.
47 Amen, ik zeg jullie:
Hij zal hem aanstellen over al wat hem toebehoort.
48 Maar als een slechte dienaar in zijn hart zegt:
‘Mijn heer neemt nogal de tijd …’,
49 en hij begint zijn mededienaars te slaan
en er op los te leven,
50 dan zal de heer van die dienaar komen
op een dag dat hij het niet verwacht
en op een uur dat hij niet kent.
51 En hij zal hem opsplitsen
en een deel van hem bij de ondermaatse oordelaars stellen.
Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
We maken een sprong in vergelijking met de vorige dagen, waar Jezus uitvoer tegen ‘de ondermaatse oordelaars onder de farizeeën en schriftgeleerden’. Ook deze waarschuwingen moeten we durven lezen als tegen ons gericht, maar vandaag wordt het explicieter. Nu heeft Jezus het rechtstreeks tegen wie volgeling van hem wil zijn. Die kan niet zomaar meelopen met de meute, die moet waakzaam zijn.
Zijn Christenen vandaag niet teveel ingedommeld? Daar kunnen vele redenen voor zijn – misschien zelfs goede; maar het blijkt nooit het pad te zijn van de waarachtige Godsontmoeting. In de twee parabeltjes die Jezus hier vertelt gaat het er telkens om om wakker, paraat, te zijn. Ook vandaag is het helemaal niet zo duidelijk zichtbaar waar en hoe de Heer zich laat zien. Makkelijk ontstaat het idee dat G-d zich in onze tijd en onze wereld níet laat zien. Maar waarom zou dat? “Zijn Woord geldt voor alle generaties” (Ps.90,1). Zou het niet veeleer zo zijn dat wij niet wakker genoeg zijn om het te zíen dat hij er wel degelijk is?
Mt.19,16-22 (16/08/2021)
Kijk! Er kwam iemand naar hem toe die vroeg: “Goede meester, wat voor goeds moet ik doen om het volle leven te hebben?”
Maar Jezus zei hem: “Wat noem je mij goed? – niemand is goed behalve één: God. Maar als het je bedoeling is het volle leven binnen te gaan, neem dan de wijzingen in acht.”
Hij vroeg hem: “Welke?”
Jezus zei: “Je zult niet doden, je zult geen overspel begaan, je zult niet stelen, je zult niet vals getuigen, eer je vader en je moeder, en heb de mens naast je daad-werkelijk lief als jezelf.”
De jongeman [adolescent] zei hem: “Al deze dingen heb ik in acht genomen van zodra ik ze leerde kennen. Waarin schiet ik nog tekort?”
Jezus zei hem: “Als het je bedoeling is het doel te bereiken: ga, verkoop wat je hebt en geef het aan wie tekort heeft. Zo zul je een schat hebben in de hemelen, en kom dan: volg mij!”
Toen de jongeman dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg – hij had veel bezittingen …
In eerste instantie lijkt het alsof het volle leven, zowel voor de jonge man als voor Jezus, een zaak is van in acht neming van enkele wijzingen (checklist afvinken). Maar de jonge man mist iets. Hij heeft al heel zijn leven die wijzingen in acht genomen en toch brengen ze hem niet naar het volle leven … Zou er meer zijn? Ja, zegt Jezus: “Als het je bedoeling is het doel te bereiken: ga, verkoop wat je hebt en geef het aan wie tekort heeft … Kom daarna terug en volg mij.”
Dit antwoord is radicaal. Het vergt moed om al je bezittingen te verkopen. Het is nog straffer. Het gaat niet louter over bezit maar over een levensvisie: wie veel heeft, kijkt immers met het perspectief van een rijke naar de wereld. En dat perspectief bepaalt je gerichtheid en bepaalt dus ook op welke manier jij je naaste denkt lief te moeten hebben.
Wil je iets van het volle leven begrijpen, zegt Jezus, dan zul je eerst de ervaring van de armen moeten delen, je moet alles loslaten, ook je hele systeem van waarden en normen. Pas dan, als je dat gedaan hebt, zal je vrij zijn om een ander perspectief aan te nemen.
Een perspectiefwissel om u tegen te zeggen … voor de jonge man lijkt het een stapje te ver … en voor ons?
Mt.25,1-13 (9/08/2023)
1 Dan zal het koninkrijk der hemelen te vergelijken zijn
met tien meisjes die hun lampen namen
en er op uit trokken, de bruidegom tegemoet.
2 Vijf van hen waren dwaas,
de vijf andere wijs.
3 De dwaze namen wel hun lampen mee,
maar geen olie,
4 terwijl de wijzen samen met hun lampen
ook olie in hun kruiken meenamen.
5 Toen nu de bruidegom op zich liet wachten,
vielen ze allen in slaap.
6 Maar midden in de nacht klonk er geroep:
“Kijk! De bruidegom komt!
Trek hem tegemoet.”
7 Toen stonden alle meisjes op
en brachten hun lampen in orde.
8 De dwazen zeiden tegen de wijzen:
“Geef ons van jullie olie,
want onze lampen gaan uit.”
9 Maar de wijzen antwoordden:
“Best niet, er zal immers niet voldoende zijn
voor ons en jullie samen.
Ga liever naar de verkopers
en koop er voor jezelf.”
10 Terwijl ze weg waren om olie te kopen,
kwam de bruidegom aan,
en wie bereid was [klaargemaakt én bereidwillig]
ging met hem naar binnen naar het bruiloftsfeest
en de deur werd gesloten.
11 Later kwamen ook de andere meisjes aan
en zeiden: “Heer, heer, doe open voor ons!”
12 Maar hij antwoordde:
“Ik zeg jullie naar waarheid:
Ik ken jullie niet.”
13 Wees dus wakker!
Want je kent dag noch uur.
Dit is een parabel - met z’n verhalende scherpstellingen – over wijsheid en dwaasheid en over al dan niet gekend zijn.
Het begint bij verlangen en uitkijken naar, maar wat als het wachten blijft duren en het donker wordt? Wat als de nacht valt? Herkenbaar? Je leeft met een zeker verlangen, vol verwachting gericht op een vol-leven … en dan is er die stugge realiteit, die blijft aanhouden en gevolgd wordt door de avond, de nacht, soms stikdonker, vol leegte en gemis. Het vermoeden van volheid dreigt te worden opgegeven.
Om hier door te komen is er wijsheid nodig – wijsheid als leren luisteren naar wat heilig is en wat niet, onderscheiden waar G-d zijn sporen trekt en waar niet – want die wijsheid (olie) houdt de lamp brandend. En dat is niet te delen. Het is ieders persoonlijke verantwoordelijkheid, het gaat over een levenshouding, een bewust leven gespitst op wat er zich aandient. Aan ons de keuze om al dan niet lerend – dat is met een open geest en hart – in het leven te staan. In die open, alert wakkere levenshouding zal je gekend zijn.