Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.19,27-29 (11/08/2023) 

27    Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus:
       “Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten
       en wíj zijn je gevolgd.
       Wat zal er dan voor ons zijn?”
28     Jezus antwoordde aan allen:
       Amen, ik zeg jullie:
       Jullie die mij gevolgd zijn,
       bij het opnieuw geboren worden,
       wanneer de mensenzoon zal zitten op zijn troon van heerlijkheid,
       zullen ook zitten op twaalf tronen,
       oordelend over de twaalf stammen van Israël.”
29    En ieder die zijn huis heeft losgelaten,
       of zijn broers of zussen,
       of zijn vader of moeder
       of zijn vrouw of kinderen,
       of zijn akkers
       omwille van mijn naam,
       zal honderdvoudig ontvangen
       en het volle leven erven.

Elf augustus is de gedenkdag van de H. Clara. Het is zeker de moeite waard om even van het gewone dagelijkse leesrooster af te wijken en het Evangelie te kiezen dat voor haar gedenkdag voorzien werd.
Clara was een vrouw die het aandurfde om zichzelf in alle opzichten tegen te komen. Reeds heel jong maakte ze de keuze om tegen de gewone gang van zaken in te gaan. Radicaal volgde ze haar hart en zocht de armoede op. Het was haar keuze om in alle eenvoud te leven, gastvrij en vol mededogen voor anderen. In verbondenheid met alles en allen – met de goddelijke liefde en met de mensen om haar heen – wees ze mensen de weg naar hun innerlijke krachtbron. Ze leefde vanuit haar kwetsbaarheid waardoor ze meer en meer in haar kracht kwam te staan.
Haar levensverhaal heeft ons vandaag nog veel te bieden. Niet dat wij met z’n allen Clara’s moeten worden, maar misschien mag ze ons wel uitdagen om op onze plek, waar wij ons leven vandaag leiden, ons pure zelf te worden: krachtige mensen die het mooie in zich ontwikkelen en iets kunnen uitstralen in een wereld die beheerst wordt door prestatiedrang en onafhankelijkheidwaan.

Mt.5,1-12a (1/11/2021)

Toen Jezus al die mensen zag, ging hij de berg op en ging zitten.
Zijn leerlingen kwamen om hem heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:

“Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”

“Gezegend zijn jullie wanneer ze je uitschelden en vervolgen en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken omwille van mij. Wees blij en jubel! Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.”

Het woord dat Matteüs gebruikt, hier vertaald met ‘gezegend’, is geen ‘vaststelling’, maar een ‘wens’ – een heel actieve wens! De vertaling van Chouraqui, die dicht bij het Hebreeuws aanleunt, schrijft: en marche! Vooruit, op weg ermee! Ik denk dat dit zeer goed de geest van ‘de zaligsprekingen’ weergeeft. Durf ermee op weg te gaan dan zullen jij en je omgeving ermee gezegend zijn!
Logisch toch dat deze lezing gekozen werd voor het Hoogfeest van Allerheiligen, want het is juist dat waar waarachtige ‘Heiligheid’ over gaat. Niks heldhaftig, niks eigenmachtig, niks spectaculair; … wel nederigheid: leven in de geest van de bedelaar.
Niets héb ik – alles ontváng ik.
Niets betrácht ik – afwachtend en verwachtend leef ik.
Niets schrijf ik op eigen conto – het zijn mensen in naam van G-d die mij voorzien van wat ik nodig heb.
G-d is mijn alles – mag mijn alles worden! Mijn leven, in ontvangende gegevenheid, mag transparant worden: sprekend van Hem – en zoals Hij meestal blijk te zijn, is dat in alle stilte en bescheidenheid …

Mt.19,3-12 (18/08/2023)

3       Er kwamen farizeeën naar hem om hem te testen en ze vroegen:
       “Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen om elke reden?”
4      Hij antwoordde hun:
       “Hebben jullie niet gelezen
       dat de schepper vanaf de oorsprong
       hen mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? [Gen.1,27]
5      Hij zegt: Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten
       en zich binden aan zijn vrouw [Gen.2,24]
       en deze twee zullen één lichaam worden,
6      zodat zij niet meer twee, maar één zijn.
       Wat God dus heeft samengebracht, moet een mens niet scheiden.”
7      Ze vroegen hem nu:
       “Waarom heeft Mozes dan opgedragen
       een scheidingsakte te geven en haar weg te sturen?” [Deut.24,1]
8      Hij zei:
       “Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian]
       heeft Mozes toegestaan je vrouw weg te sturen.
       In oorsprong was dit echter niet zo.
9      Ik zeg jullie echter:
       Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt, begaat overspel
       – behalve om reden van hoererij –
       en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
10     Zijn leerlingen zeiden hem nu:
       “Als het zo staat met man en vrouw, kun je beter niet trouwen!”
11     Maar hij zei hen:
       “Niet iedereen kan deze woorden plaatsen,
       maar wel wie het gegeven is.
12     Er zijn mensen die niet kunnen trouwen,
       omdat ze zo geboren zijn,
       en er zijn er die niet kunnen trouwen
       omdat ze door mensen tot een huwelijk niet in staat zijn gemaakt.
       Maar er zijn ook mensen die zelf van een huwelijk afzien
       omwille van het koningschap der hemelen.
       Wie dit een plaats kan geven,
       moet dit een plaats geven.

We vinden dit een erg lastig Evangelie. Het lijkt niet meer te passen bij onze tijd. Wat hebben godsdiensten toch altijd met die huwelijksmoraal?! Waarom menen ze telkens daar per se allerlei te moeten over zeggen?
Godsdiensten hebben vooreerst te maken met … mensen; en – als het ook maar een beetje goed zit – ook met G-d. Ze zijn er net om die samen te brengen. Maar mensen zijn mensen, een dierlijke soort die zich opgewerkt heeft en van daaruit meent boven alles verheven te zijn. Wie echter de geschiedenis bekijkt, zal rap zien hoe álle tijden door menselijke relaties enerzijds grote chaos – ‘los-bandigheid’ (lees dit letterlijk, niet in zijn veroordelende zin) – waren en anderzijds men daar met allerlei middelen wat structuur probeerde in te brengen. Meestal mocht men al tevreden zijn als die structuur er tenminste uiterlijk een beetje was. Wat er ‘achter de schermen’ gebeurde …
Godsdiensten gaan met díe mensen om – meer nog, worden door díe mensen georganiseerd – en vragen zich af of die ‘los-bandigheid’ de mens geluk brengt in goddelijke zin. Kan een mens G-ds Liefde vinden, als hij niet de veilige geborgenheid van menselijke relaties vindt?
Hóe die precies moeten georganiseerd worden, is wellicht een vraag die elke tijdsperiode opnieuw moet uitzoeken (hopelijk mee gebaseerd op de ‘leerschool’ van het verleden), maar dát ze georganiseerd moeten worden om heilzaam te zijn, dat wisten ze in Jezus’ tijd (en lang daarvoor, én lang daarna) al …

Mt.22,1-14 (22/08/2024)

1      Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten]
       opnieuw een gelijkenis:
2      “Het koninkrijk der hemelen is als een koning
       die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon.
3      Hij zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest, maar zij wilden niet komen.
4      Opnieuw zond hij andere dienaren, met de woorden:
       “Zeg tot de genodigden:
       Mijn maaltijd is bereid,
       mijn ossen en mestvee zijn geslacht,
       alles is bereid.
       Kom toch naar het bruiloftsfeest!”
5      Maar zij trokken er zich niets van aan en gingen weg,
       de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel.
6      Nog anderen grepen de dienaren vast
       en mishandelden en doodde hen.
7      Toen de koning dit hoorde,
       ontstak hij in woede.
       Hij stuurde zijn troepen
       om die moordenaars om te brengen
       en hun stad in brand te steken.
8      Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren:
       “Het bruiloftsfeest was wel bereid,
       maar de genodigden zijn het niet waard geweest [/waren niet bereid].
9      Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad
       en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!”
10    De dienaren trokken nu naar die buitenwegen
       en verzamelden allen die ze er vonden,
       slechten zowel als goeden,
       en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.

11    Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten.
       Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest
12    en vroeg hem:
       “Waarom ben je hier binnengekomen
       als je niet gekleed bent voor het feest?”
       Hij verstomde …
13    Daarop zei de koning tegen zijn dienaren:
       “Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee
       en werp je hem eruit,
       in de buitenste duisternis.
       Daar zal geween zijn en tandengeknars.”

14    Want velen zijn uitgenodigd,
       maar weinigen behouden.”

“Velen zijn uitgenodigd, maar weinigen behouden.” Wie zijn die ‘behoudenen’? Als zo goed als iedereen een uitnodiging krijgt, hoe komt het dan dat sommigen hem horen en anderen niet? Hoe hoor je dat dan?
Ik hoor die uitnodiging het best op de momenten dat ik stil ben, bewust vertraag, of dat ik – bijna letterlijk – tot stilstand kom of gebracht word. Hier bedoel ik niet dat ik in de file sta of ergens lui in m’n zetel zit, maar wel de passieve, niet bewust opgezochte ontvankelijkheid die me overkomt wanneer ik me voel als opgebrand hout. Er is dan niets meer te verteren: ik ben dan leeg. Op die opgebrande momenten kan ik niet anders meer dan open te staan voor wat zich aandient en niet voor wat zich opdringt. Ik ben dan vol-ledig ontvankelijk.
Ik begrijp er niets van. Ik ‘weet’ alleen. Ik ‘weet’ dat als de uitnodiging mij raakt, als ik die uitnodiging opmerkt, dan word ik ge-ken-merkt, dan wordt G-d heel persoonlijk en gaat een verbond met me aan. Zo eenvoudig is het, te gek voor woorden.
De uitnodiging ... zoek ze niet te ver. Ze ligt klaar, klaar om jou te raken, in volledige vrijheid.

Mt.17,10-13 (11/12/2021)

Zijn leerlingen vroegen aan Jezus: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?” Hij antwoordde hen: “Ja, Elia zal eerst komen en alles herstellen. [Mal.3,24]
Maar ik zeg jullie: Elia ís al gekomen, maar ze hebben hem niet herkend en met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de mensenzoon lijden door hen.”
Toen begrepen de leerlingen dat hij hen over Johannes de doper sprak.

Zoals in het Oude Testament beschreven staat (2Kon.2,11), verdwijnt de profeet Elia met een wervelwind van het toneel. Logisch dat men er rotsvast van overtuigd was dat hij zou terugkeren. Profeten komen en gaan. De vraag is of wij ze herkennen. Verloopt het niet vaak met de boodschapper (Johannes de doper) zoals het verloopt met de boodschap (Jezus): ze worden niet (of te laat) herkend en aan de kant geschoven. Men doet z’n eigen zin.
En wat zal ik ermee doen? Kan/wil ik open staan voor de waarheid, ook als die uit onverwachte hoek komt? Of zit ik gevangen in mijn eigen overtuiging, m’n eigen veilige willetje, waardoor ik de G-d van het onverwachte, de verrassing, … niet opmerk?
Misschien brengt deze voorbereidingstijd mij tot inzicht: wie is vandaag – hier en nu – profetisch? En dan is het enige dat mij te doen staat: moedig m’n leven ernaar richten en doen wat moet gedaan.

Mt.22,34-40 (19/08/2022)

Maar toen de Farizeeën hoorden dat hij de Sadduceeën de mond had gesnoerd, kwamen ze bijeen en één van hen, een wetgeleerde, ondervroeg hem: “Meester, wat is het grootste gebod in de wet?”
Jezus antwoordde: “Je zult de heer je God daad-werkelijk liefhebben, met geheel je hart, met geheel je geest en met geheel je verstand. [Deut.6,5] Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: Je zult wie jou nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18] Aan deze twee geboden hangen geheel de wet en de profeten.”

Men vraagt Jezus naar het grootste gebod, en hij noemt uit de Joodse wet nummer 1 en nummer 2. Wat maakt zijn antwoord dan bijzonder? Volgens de Joodse wet komt nummer 2 ná nummer 1; Jezus stelt ze aan elkaar gelijk!
Dat kan een technisch detail lijken, maar strekt veel verder. Het is het antwoord waarom in het Christendom de naastenliefde zó belangrijk is. Alle godsdiensten hebben de naastenliefde hoog staan, maar in het Christendom staat ze helemaal bovenaan.
Dat is omdat wij geloven in een ‘geïncarneerde’ G-d. Dat is een duur woord om te zeggen dat G-d zelf méns wordt. We zien dat uitdrukkelijk en verregaand in Jezus, maar dat gebeurt telkens opnieuw in elke mens (in zekere zin zelfs ook in elk schepsel). G-d legt zijn eigen Geest in elke mens; hij wil daarin wonen, er zijn thuis maken; ermee in de wereld zijn.
Volgens Jezus is het dus ‘ipso facto’ zo dat wie een mens dient, G-ds dienst vervult. Sta er vandaag misschien eens uitdrukkelijk bij stil dat G-d in jóu woont, en dat hij daarlangs bij je naaste wil zijn …