Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.16,20-23a (27/05/2022)

Amen, amen, ik zeg jullie: Jullie wenen en weeklagen, terwijl de wereld zich zal verheugen; jullie zullen in pijn zijn, maar je pijn zal tot vreugde worden. Wanneer een vrouw baart, is zij in pijn als haar uur gekomen is, maar wanneer zij het kindje gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de drukkende pijn door de vreugde dat er een mens ter wereld is gekomen.
Ook jullie zullen dus eerst wel pijn voelen, maar ik zal jullie terugzien en dan zal je hart verheugd zijn en die vreugde zal niemand van je kunnen afnemen. Op die dag zul je mij niets meer hoeven te vragen.

Waarom vergeten we het toch altijd weer … “Je pijn zal tot vreugde worden.” De natuur heeft het ‘in haar genen zitten’, de mens – jezelf incluis – heeft het al vele keren ervaren en in allerlei spreuken gegoten: Pijn, van wat voor soort ook, is een doorgang, een ‘pascha’ om het in een Bijbelse term te zeggen. Je gaat daarin (meestal noodgedwongen), je gaat daarin kopje onder, én je staat daaruit op, nieuwgeboren, verrijkt met Léven. Dit is zo’n fundamenteel levensgegeven dat de Bijbel het tot basisthema maakt, van de uittocht-doortocht-intocht tot Jezus’ lijden-dood-verrijzenis.
Waarom vergeten we dat toch altijd weer? Ik geef toe: als we er vóór staan, is het erg moeilijk om te vertrouwen op wat er ná zal volgen. En toch … Jezus ging de weg ons voor, en nodigt ons vriendelijk uit hem daarin te volgen. Het zal een weg van diepe vreugde zijn, gelouterd – en dus puurder gemaakt – door de pijn die het leven soms wel kan opleveren. Pijn is daarom niet minder pijn, maar het vertrouwen voert ons vérder …

Joh.16,12-15 (20/05/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Nog veel heb ik jullie te zeggen, maar jullie kunnen het nu niet verdragen.
Wanneer hij echter komt, de Geest der waarheid, zal hij jullie tot de volle waarheid brengen. Hij zal niet uit zichzelf spreken
maar spreken al wat hij hoort en jullie de komende dingen aankondigen. Hij zal mij verheerlijken omdat hij aan jullie zal verkondigen
wat hij van mij ontvangen heeft. Ik zei dat hij aan jullie zal verkondigen wat hij van mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het mijne is.'

Wat een geluk dat Jezus zijn boodschap voorzag ‘op de groei’! Geen mens (híj was dan ook een God-mens) kan die boodschap zomaar bevatten.
Meer nog, Jezus zegt niet alleen dat we het niet kunnen bevatten, maar ook dat we het niet kunnen verdrágen!
Paulus heeft dat vergeleken met de melk om een kindje te voeden, dat pas geleidelijk kan overgaan op vaster voedsel. (1Kor.3,2-3)
Stevige kost dus, die bevrijdende boodschap van Jezus, die in essentie gaat over de liefde van zijn Vader voor ons, zijn kinderen.
Zíjn liefde is er dus alvast. De ónze moet nog groeien.
Maar wat een geluk dus dat Jezus goed wist wat het is om ‘mens’ te zijn! Daarom voorzag hij voor ons een hulp bij die groei; juister nog: een Helper.
Zijn eigen Geest zou hij ín ons laten wonen, zodat wij steeds van binnenuit verder kunnen uitgroeien tot die ‘volle mensenmaat’ – tot wij, ooit eens,
'bereid’ zijn (dat is: klaargemaakt!) uit te groeien tot de ‘volle Godsmaat’.
Jezus ging ons voor; ín zijn Geest gaan wij mee …

Joh.10,22-30 (10/05/2022)

Toen was er in Jeruzalem het Vernieuwingsfeest. Het was winter. [Gr.: egkania < Hebr.: chanoeka, ook Lichtfeest genoemd, feest van de (her)inwijding van de tempel in 164 v.Chr., 8 dagen gevierd beginnend op 25ste Kislev = december] Jezus wandelde in de tempel, in de zuilengang van Salomo.
De Joden omringden hem en vroegen: “Hoe lang hou je ons leven nog in spanning? Als jij de Gezalfde [Christos/Messiah] bent, zeg het ons dan vrijmoedig.”
Jezus antwoordde hun: “Ik heb het jullie gezegd, maar je gelooft het niet. De werken die ik doe in de naam van mijn Vader, die getuigen voor mij. Maar je gelooft het niet omdat jullie niet van mijn schapen zijn: mijn schapen geven gehoor aan mijn stem. Ik ken ze en zij volgen mij. En ik geef ze volheid van leven, in der eeuwigheid gaan ze niet verloren, en niemand zal ze uit mijn hand roven.
Wat de Vader mij gegeven heeft, is groter dan alles, en niemand is bij machte te roven uit de hand van mijn Vader. En ik en de Vader zijn één.”

Hoeveel krediet krijgt Jezus van mij? Wat moet hij nog allemaal zeggen en doen eer ik hem wil geloven? Ik verwacht wél dat hij míj ruimschoots krediet geeft! Ik verwacht dat hij mij van voedsel voorziet; ik verwacht dat hij mij zoekt als ik verloren loop; ik verwacht dat hij mij teder opneemt als ik zelf uit de kudde wegloop; ik verwacht dat hij mijn blatende stem hoort; ik verwacht dat hij mij groene weidegrond geeft; …
Wat geef ik hem ervoor als antwoord? Aanhankelijkheid of koppigheid? Mijn wederliefde of eigenzinnigheid? Vertrouwen of eigengereidheid?
Wat voor bevrijding – ont-spanning – is het als ik éindelijk mij helemaal aan zijn weg durf toe te vertrouwen! Nee, waar dat ergens uitkomt, weet ik niet. Dat moet ik aan hem overlaten, dat krediet moet ik hem geven (het krediet van de controle over mijn eigen leven). Maar het zal een volheid van leven zijn – in de hand van de Vader – die ik mezelf niet eens kan voorstellen!

Joh.16,20-23a (14/5/2021)

Amen, amen, ik zeg jullie: Jullie wenen en weeklagen, terwijl de wereld zich zal verheugen; jullie zullen in pijn zijn, maar je pijn zal tot vreugde worden. Wanneer een vrouw baart, is zij in pijn als haar uur gekomen is, maar wanneer zij het kindje gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de drukkende pijn door de vreugde dat er een mens ter wereld is gekomen.
Ook jullie zullen dus eerst wel pijn voelen, maar ik zal jullie terugzien en dan zal je hart verheugd zijn en die vreugde zal niemand van je kunnen afnemen. Op die dag zul je mij niets meer hoeven te vragen.

Daar staan ze (we) nu, verweesd, de pijn van het afscheid scherp voelend. De angst er nu alleen voor te staan in een wereld die Jezus’ boodschap niet moet, en de vrees in deze ellende te verstikken kunnen – begrijpelijkerwijze – makkelijk iemand verlammen.
Maar, zegt Jezus, kijk toch eens naar de natuur, de menselijke natuur! Daar zie en weet je toch: ja, het leven brengt pijn met zich mee – en nieuw leven al helemaal! Maar het is de weg naar iets nieuws, iets ‘vreugde-vols’, naar Léven!
Wie de pijn probeert te vermijden, vermijdt het leven!
Wie de moed heeft – op de kracht van de Geest – door de pijn heen te gaan, ontdekt de waarachtige zinvolheid en schoonheid van het leven. En alleen zó kan leven dóórgegeven worden!
Je kunt dit ‘plukken’ uit de natuur. Zó heeft G-d het in zijn Schepping gelegd. Jezus wijst het ons opnieuw aan (want we vergeten het o zo makkelijk): Dit zijn geen loze woorden, nee, het is een belofte!

 

Joh. 14,21-26 (8/05/2023)

21     Wie mijn wijzingen waar maakt,
       die is het die mij daad-werkelijk liefheeft.
       En wie mij daad-werkelijk liefheeft,
       hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben.
       En ik zal hem daad-werkelijk liehebben
       en mijzelf aan hem(/haar) openbaren.
22     Judas, niet die van Keriot, vroeg hem:
       “Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren
       en niet aan de wereld?”
23    Jezus antwoordde hem:
       “Als iemand mij liefheeft,
       zal hij mijn woord be-waren [= vasthouden door waar te maken]
       en mijn Vader zal hem liefhebben,
       en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken.
24    Wie mij niet liefheeft,
       maakt mijn woorden niet waar.
       En het woord dat je hoort, is niet míjn woord,
       maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
25      Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd terwijl ik bij jullie verbleef.
26    Later zal de medestander,
       de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam,
       jullie alles leren
       en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.

In het Evangelie volgens Johannes draait het vaak om de Liefde zo ook vandaag. “Wie mijn wijzingen waar maakt, die is het die mij daad-werkelijk liefheeft” en “Als iemand mij liefheeft, … hem/haar zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben …” Het gaat om een dynamisch gebeuren. Een dynamiek tussen de Vader, de Zoon en de heilige Geest waarin wij betrokken worden. Dit is een fraai staaltje van wat wederzijdse liefde inhoudt: Verlangen om de ander te leren kennen en ondertussen jezelf laten kennen in al je kwetsbaarheid. Voor Jezus gaat de wederzijdsheid zo ver dat hij één wordt, één met de Vader en één met ons mensen (als wij dit toelaten). Maar hij weet ook dat dit menselijk gezien een lastige zaak is (we zien onszelf zo graag). Daarom zendt hij na zijn heengaan een medestander, de heilige Geest. We hoeven het dus niet op eigen kracht te doen, het is immers geen maakbare prestatie. Hij zal ons begeesteren en leren onderscheiden waar het op aan komt, zodat wij in staat zijn om te her-inneren wat Jezus ons heeft voorgezegd en voorgedaan.

Joh.16,20-23a (22/05/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie: jullie zullen wenen en weeklagen terwijl de wereld zich zal verheugen.
Jullie zullen bedroefd zijn, maar jullie droefenis zal in vreugde verkeren. Wanneer de vrouw gaat baren is zij bedroefd omdat haar uur gekomen is;
maar wanneer zij het kindje ter wereld heeft gebracht denkt zij niet meer aan de pijn, van blijdschap dat er een mens ter wereld is gekomen.
Zo zijn ook jullie nu wel bedroefd, maar wanneer ik jullie zal weerzien zal jullie hart zich verheugen en jullie vreugde zal niemand jullie kunnen ontnemen.
Op die dag zullen jullie mij over niets ondervragen. Voorwaar, voorwaar, ik zeg jullie: wat jullie de Vader ook zullen vragen, hij zal het jullie geven in mijn naam.'

“Je droefheid zal in vreugde verkeren.”
Zo’n uitspraak is troostend en lastig tegelijk natuurlijk. Het is mooi dat er ons vreugde aangezegd en belóófd wordt.
Maar het impliceert wel dat er éérst droefenis en lijden is.
Als we deze tekst lezen daags na Hemelvaart, dan ligt het voor de hand dit toe te passen op het verdriet van de leerlingen (wij incluis) om Jezus’ fysieke afscheid.
Verdriet spreekt van liefde, dus daar is op zich niets mis mee. Wél mogen zij (en wij) tegelijk leven in vreugde van de hoop om het weerzien met hem.
Daarnaast lijkt het mij dat deze tekst niet alleen gaat over ‘ooit eens’ (vroeger en later), maar ook over ‘nu’.
Zijn er niet ontelbaar veel momenten in ons leven (wellicht ook vandaag) waar wij onvermijdelijk met droefenis worden beladen?
Even zovele keren mogen wij weten dat óók de vreugde ons deel is! Óveral waar we léven bespeuren – en uit ervaring weten we eigenlijk wel
dat dat óók kan gebeuren middenin de droefenis – is er vreugde: een glimp van Gods Aanwezigheid.