Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.14,27-31a (12/05/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Vrede laat ik u na; mijn vrede geef ik u. Niet zoals de wereld die geeft geef ik haar u.
Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden. Gij hebt mij horen zeggen: ik ga heen maar ik keer tot u terug.
Als gij mij zoudt liefhebben zoudt gij er blij om zijn dat ik naar de Vader ga want de Vader is groter dan ik.
Nu, eer het gebeurt, zeg ik het u, opdat gij wanneer het gebeurt zult geloven. Veel zal ik niet meer met u spreken
want de vorst van de wereld is op komst. Weliswaar vermag hij niets tegen mij, maar de wereld moet weten dat ik de Vader liefheb
en dat ik handel zoals hij mij bevolen heeft.'
Als je een definitie moet geven van ‘vrede’, zul je wellicht eerst uitkomen op ‘afwezigheid van oorlog’. Dat is op zich natuurlijk juist, maar gaat alleen over een úiterlijke vrede.
Jezus zegt: “Niet zoals de wereld vrede geeft, geef ik die aan jullie.” De vrede die Jezus bedoelt, is een ínnerlijke vrede, waar de ‘oorlogen’ die in ons binnenste woeden,
tegen allerlei mensen en situaties rondom ons én ook tegen onszelf, éindelijk neergelegd worden.
“Laat je hart niet verontrust worden.” Niets uit die wereld kan je deren, als je leeft in Verbinding met de Vader, want “de wereld vermag niets tegen hem”.
Allemaal goed en wel, denk je wellicht, maar hoe dóe je dat?
De vrede van Jezus start bij te-vrede-nheid. Dit is geen defaitistische houding van je maar neerleggen bij alles. Neen, het is een ‘actief over je heen laten komen’ van Gods liefde.
Moeilijke situaties zullen moeilijk blijven; soms dienen ze ook te veranderen (met de kracht van de liefde lukt dat overigens beter dan ‘in oorlog’).
Maar levend in Gods liefde mogen wij in álle omstandigheden te-vrede-n zijn!
Joh. 3,16-21 (19/04/2023)
[Jezus ging verder tegen Nicodemus:]
16 Want zó lief heeft God de wereld,
dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
17 Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
om die wereld te vonnissen,
maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18 Wie vertrouwend ín hem is,
wordt niet gevonnist,
maar wie niet vertrouwt,
is al gevonnist,
omdat hij niet heeft vertrouwd
in de naam van de eniggeboren zoon van God.
19 En dit is het vonnis:
Het licht is in de wereld gekomen,
maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht,
want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend].
20 Want ieder die kwaad doet,
haat het licht; hij vermijdt het licht,
zodat zijn daden niet aan de dag komen.
21 Maar wie waarheid doet,
zoekt het licht op,
zodat openbaar wordt
dat zijn daden in God zijn verricht.”
G-d heeft de wereld lief, de wereld zoals die ís en waarin dus het beste én het slehctste waartoe mensen in staat zijn, aanwezig is. G-d heeft díe wonderlijke, onbegrijpelijke en tegenstrijdige wereld lief. G-d heeft elke mens lief … Alleen al deze vaststelling zou voldoende moeten zijn om van te leven. Er is niets anders nodig.
Zou ons (samen)leven er niet totaal anders uitzien als we écht, ten diepste toe, zouden aanvaarden dat de ander ‘oneindig wordt bemind?’ De vraag is of we het écht, ten diepste toe, durven te doorleven?
We hoeven maar naar Jezus te kijken om vast te stellen dat het waar is: leven vanuit de wederzijdsheid van geven en ontvangen, brengt licht in de wereld. Het volle leven is te zien daar waar mensen leven vanuit het besef: “G-d houdt van elke mens! Vertrouw en leef vanuit G-ds liefde.”
Uit liefde gaf G-d zijn eigen Zoon, zijn Woord, om ons de weg te wijzen naar het wáre leven. In Jezus laat G-d zien hoe wij, mensen, kunnen leven om van de wereld zoals die ís een bewoonbare wereld te maken.
Joh.14,27-31a (4/5/2021)
Vrede laat ik jullie na. Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft.
Ik geef haar jullie, laat je hart dus niet verontrust raken en wees niet bang!
Je heb gehoord dat ik jullie zei: Ik ga heen en kom naar jullie terug. Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben, zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga, want de Vader is groter dan ik. En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt, opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.
Veel zal ik met jullie niet meer kunnen bespreken, want de heerser van deze wereld komt. Hij heeft geen macht over mij, maar zo zal de wereld leren kennen dat ik de Vader liefheb en handel zoals de Vader mij gewezen heeft.
Jezus geeft ons vrede! Er staat niet: ‘zal’ … of ‘zou’ …, neen, het staat er in de bevestigende zin: Hij gééft het. Punt uit. Dus zou het vervolg even bevestigend mogen zijn: “Laat je hart dus niet verontrust worden en wees niet bang!”
Als we toch soms verontrust of bang zijn (wat we als mens natuurlijk doen), dan is het omdat we ons nog teveel laten leiden door ‘de wereld’. De vrede die ‘de wereld’ biedt, is een vrij oppervlakkige, zó er wel of weer niet, bij de minste zucht (van buiten mij of van binnenin mij) weer verbroken. Dat komt omdat de aan- of afwezigheid van de wereldse vrede meestal afgemeten wordt aan materiële dingen (welvaart – wat iets anders is dan welzijn).
Jezus’ vrede is daarentegen verre van oppervlakkig, maar juist een diep innerlijk gebeuren. Ze hangt helemaal samen met het leven-IN-vertrouwen! Dat is niet afhankelijk van al of niet aanwezige materiële dingen of bepaalde situaties. Nee, als we leven-IN-vertrouwen, te-vrede-n zijn, dan is élke situatie ons gegeven als een kans tot ontmoeting met de a/Ander!
Jezus gééft ons dus díe vrede. Ik heb ze maar op te nemen en er dankbaar om te zijn …
Joh. 15,1-8 (23/07/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer.
Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, snijdt Hij af; en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij,
opdat zij meer vrucht mag dragen. Jullie zijt al rein dank zij het woord dat Ik tot jullie gesproken heb.
Blijft in Mij, zoals Ik in jou. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf,
maar alleen als zij blijft aan de wijnstok, zo jij evenmin, als jij niet blijft in Mij.
Ik ben de wijnstok, jullie de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht,
want los van Mij kunnuen jullie niets. Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als de rank en verdort;
men brengt ze bij elkaar, gooit ze in het vuur, en ze verbranden.
Als jij in Mij blijft en mijn woorden in jou blijven, vraagt dan wat je wilt en je zult het krijgen.
Hierdoor wordt mijn Vader verheerlijkt, dat jij rijke vruchten draagt; zo zal jij mijn leerlingen zijn.
“Ik ben de wijnstok, zegt Jezus, en jullie zijn de ranken.” Jezus verbeeldt zichzelf als stam,
de kern of het levenselixer dat stroomt en leven geeft. Een leven dat mij toestroomt, in verbinding brengt met Hem.
Zo wordt mij duidelijk dat ik of beter dat mijn diepste kern niet mij toebehoort. Neen, het komt me toe, stroomt in mij.
Mijn diepste wezen is ‘toebehoren’, ‘verbondenheid’, ‘relatie’. Ook al steek ik veel tijd en energie in het ontplooien van mezelf,
en ook al pronken wij zo graag met onze hard bevochten autonomie en zijn we vaak overtuigd van de maakbaarheid van ons leven,
toch ben ik in mijn diepste kern ‘van een Ander’. En ik word pas mens, ik word pas ik, als ik mij durf over te geven
en mij laat doorstromen met een leven dat gegeven wordt.
Echt leven wordt dan: ademen, bewonderen, ontvangen, genieten van al wat mij onverwacht en onverdiend wordt gegeven.
Echt leven zal ik maar als ik me durf toe te vertrouwen, durf te verbinden met die stroom van Léven.
Joh.16,23b-28 (28/05/2022)
Amen, amen, ik zeg jullie: Al wat je de Vader vraagt [je verlangen uitspreken] in mijn naam, zal hij je geven. Tot nu toe hebben jullie niets gevraagd in mijn naam! Verlang, en je zult ontvangen, opdat je vreugde vervuld wordt.
Ik heb in beelden tegen jullie gesproken, maar er komt een uur waarop ik niet meer in beelden zal spreken, maar vrijmoedig jullie over de Vader zal verkondigen.
Op die dag zul je in mijn naam verlangend vragen – ik hoef dat niet meer te doen voor jullie, want de Vader houdt zelf van jullie omdat jullie van mij hebben gehouden en hebben geloofd dat ik van de Vader ben uitgegaan.
Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; nu verlaat ik de wereld weer en ga naar de Vader.”
Gaan wij met ons verlangen naar G-d toe? Verlangen we trouwens wel iets? – Verlangen is iets anders dan willen! – En hebben we de moed om dat verlangen te verlengen, het ‘op te rekken’ zodat het de tijd krijgt zich uit te zuiveren en het ‘antwoord’ te laten zien – en ík de tijd krijg dat ‘antwoord’ ook te léren zien?
“Verlang, en je zult ontvangen,” zegt Jezus. Laat ons dus éindelijk beginnen te verlangen!
Laat ons dus ons hart ‘oprekken’ tot bij G-d. Laat onze liefde éindelijk zo groot worden als de zijne, zodat het ruimer wordt dan alleen mijn eigen ikje graag te zien. Laat ons dus zó naar de Vader toegroeien dat wij zonen – en dochters uiteraard – worden. Dan zullen wij ‘van de Vader uitgaan’ naar de wereld en daar G-ds liefde waar-maken, … en vaststellen dat ons verlangen al ontvangen ís!