Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.4,5-42 (21/03/2022)
Hij kwam in de Samaritaanse stad Sichar, dicht bij het stuk land dat Jakob aan zijn zoon Jozef gegeven had. [Gen.33,19; 48,22] Daar was ‘de bron van van Jakob’. Jezus was vermoeid van de tocht en ging zitten bij de bron. Het was ongeveer het zesde uur [= op de middag]. Er kwam een Samaritaanse vrouw water putten. Jezus vroeg haar: “Geef mij te drinken”, want zijn leerlingen waren weggegaan naar de stad om eten te kopen. Maar de Samaritaanse vrouw zei hem: “Hoe kun jij, een Jood, te drinken vragen aan mij, een Samaritaanse vrouw?” – want de Joden gaan niet om met Samaritanen.
Jezus antwoordde haar: “Als je in kennis was met wat God schenkt en met wie het is die tegen je zegt ‘geef mij te drinken’, dan had jij het hém gevraagd en had hij je levend water gegeven.”
Nu zei de vrouw hem: “Heer, je hebt niet eens een emmer en de put is diep, vanwaar heb jij dan levend water? Jij bent toch niet groter dan onze vader Jakob die ons de put gegeven heeft en zelf, en ook zijn zonen en zijn vee, eruit gedronken heeft?”
Jezus antwoordde haar: “Ieder die drinkt van dit water, zal opnieuw dorst krijgen, maar wie drinkt van het water dat ik hem zal geven, zal in de tijden geen dorst hebben, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van opwellend water worden tot volheid van leven.”
Nu zei de vrouw hem: “Heer, geef mij van dat water, zodat ik geen dorst [meer] heb en ik niet [meer] hierheen moet komen om te putten.”
Jezus zei haar: “Ga, roep je man en kom hierheen.” De vrouw antwoordde hem: “Ik heb geen man.” Jezus zei haar: “Dat zeg je goed, ik heb geen man, want vijf mannen heb je gehad en die die je nu hebt, is niet die van jou. Het is dus waar wat je zegt.”
De vrouw zei hem: “Heer, ik zie dat je een profeet bent. Onze vaderen hebben aanbeden op deze berg, en jullie zeggen dat Jeruzalem de plaats is waar moet aanbeden worden.” Jezus zei haar: “Vertrouw me, vrouw, er komt een uur waarop je de Vader zult aanbidden noch op deze berg noch in Jeruzalem. Jullie aanbidden zonder te weten wat, wij weten wat we aanbidden, want de bevrijding komt uit de Joden. Maar er komt een uur – dat is nu – dat de waarachtige aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest [pneuma] en waarheid, want de Vader zoekt naar wie hem zó aanbidden. God is geest [pneuma, geestkracht, adem / ruach wellicht kan hier ook vertaald worden: Geest (pneuma) is God] en wie hem aanbidden moeten [dus] in geest [pneuma] en waarheid aanbidden.”
De vrouw zei hem: “Ik weet dat de messias komt, die genoemd wordt christos [gezalfde: Gr.: christos; Hebr.: messiah] en wanneer hij komt, zal hij ons alles verkondigen.”
Nu zei Jezus tegen haar: “Ik ben het, die met je spreekt.”
Op dat moment kwamen zijn leerlingen en zij verbaasden zich dat hij met een vrouw in gesprek was. Niemand echter vroeg: “Wat zoek je?” of “Waarom spreek je met haar?” De vrouw liet haar waterkruik achter en ging terug naar de stad. Ze zei tegen de mensen: “Kom mee kijken naar een mens die alles kon zeggen wat ik heb gedaan. Zou hij misschien de Gezalfde [christos] zijn?”
Ze trokken de stad uit en gingen naar hem toe. In de tussentijd vroegen zijn leerlingen hem: “Rabbi, eet iets!” Maar hij zei hen: “Ik heb voedsel te eten dat jullie niet kennen.” De leerlingen zeiden daarop onder elkaar: “Niemand heeft hem toch te eten gebracht?” Jezus zei hen: “Mijn voedsel is dat ik doe wat de bedoeling is van wie mij gezonden heeft en ik zijn werk volbreng. Zeggen jullie niet: ‘nog vier maanden en de oogst komt’? Kijk, ik zeg jullie: Doe je ogen open en kijk naar de velden: ze staan al wit [=rijp] voor de oogst. De maaier ontvangt zijn loon al en verzamelt vruchten tot volheid van leven, zodat de zaaiende zich tegelijk verheugt met de maaiende. Hierin wordt de spreuk waar: ‘De één zaait, een ander maait.’ Ik heb jullie uitgezonden om te oogsten waar je geen moeite hebt voor gedaan. Anderen hebben die moeite gedaan en jullie zijn daarop ingegaan.”
Uit die stad gingen vele van de Samaritanen in hem geloven omwille van wat de vrouw getuigde: ‘Hij kon alles vertellen wat ik heb gedaan.’ Toen de Samaritanen bij hem waren gekomen, vroegen zij hem daarom bij hen te blijven. Hij bleef daar twee dagen en nog veel meer mensen kwamen tot vertrouwen door zijn woord.
Ze zeiden nu tegen de vrouw: “Wij vertrouwen niet meer [enkel] door jouw spreken, maar wij hebben hem zelf gehoord en wij weten dat deze waarlijk de bevrijder van de wereld is.”
Het Evangelie laat zien hoe water, levend water wordt. Water dat uit de put komt staat tegenover water uit de bron. Letterlijk staan er ook twee verschillende woorden. Put tegenover bron. Stilstaand water tegenover stromend, levend water.
Ze worden het symbool van waar het in dit gesprek in diepere zin om gaat: het stromende water. Het gaat erom dat het in het leven weer stromen gaat, dat er beweging komt, dat grenzen worden overschreden, dat je jezelf overwint door jezelf te leren kennen.
Door de wonderlijke ontmoeting met Jezus begint er van alles in het leven van de vrouw te borrelen, te bewegen. Ze gaat open. In haar leven begint het te stromen, en daarmee zet ze anderen in beweging.
Het is Jezus die onze wereld openlegt. Hij breekt ons bestaan binnen. Doet ons opengaan. Hij spreekt ons aan op onze diepste verlangens – eenheid, gekend worden, verbondenheid. Zouden wij zo voor elkaar als levend, stromend, water kunnen zijn: sprankelend, verfrissend, een bron van eeuwig leven?
Joh.15,9-17 (9/5/2021)
Zoals de Vader mij daad-werkelijk heeft liefgehad, zo heb ik ook jullie daad-werkelijk liefgehad. Verblijf in mijn liefde. Als je mijn Wijzingen be-waart [= behouden door waar te maken], zul je in mijn liefde verblijven, zoals ik ook de Wijzingen van mijn Vader heb be-waard en in zijn liefde verblijf.
Ik heb deze dingen tegen jullie gezegd opdat mijn vreugde in jullie zou verblijven en jullie vreugde vol zou worden!
Dit is mijn Wijzing: Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad. Geen grotere liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren. Jullie zijn mij dierbaar. Doe dan wat ik jullie Wijs.
Ik noem jullie geen dienaren, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar ik heb jullie genoemd dierbaren, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, heb leren kennen aan jullie.
Niet jullie hebben mij uitgekozen, nee, ik heb jullie uitgekozen. Ik heb jullie ingezet om op weg te gaan en vrucht te dragen – vruchten die blijvend zijn – en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, hij het jullie geeft.
Dit is mijn Wijzing voor jullie: Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.
Het Evangelie van vandaag is hetzelfde als die van 6 en 7 mei samen. Je kunt deze commentaren hernemen. Je kunt er ook dit gedicht bij nemen.
Ga nu maar liggen liefste in de tuin,
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
Rutger Kopland
In: Een lege plek om te blijven, 1975
Joh 8, 21-30 (5/04/2022)
Opnieuw zei Jezus tegen de farizeeën en schriftgeleerden: “Ik ga heen en jullie zullen mij zoeken, maar in je zonden zul je sterven. Waar ik heen ga, kunnen jullie niet komen.” De Joden zeiden daarop: “Hij zal toch niet zichzelf doden, omdat hij zegt ‘waar ik heen ga, kunnen jullie niet komen’?” Jezus zei hen: “Jullie zijn uit de beneden-dingen, ik ben uit de boven-dingen; jullie zijn van deze wereld, ik ben niet van deze wereld. Ik heb jullie dus gezegd dat je zult sterven in je zonden, want als je er niet op vertrouwt dat ‘ik-ben’ zul je sterven in je zonden.”
Ze vroegen hem nu: “Wie ben jij dan?” En Jezus zei: “Wat ik van het begin al tegen jullie zei! Veel heb ik over jullie te zeggen en te oordelen. Degene die mij gezonden heeft is waarachtig en wat ik van hem gehoord heb, zeg ik tot de wereld.”
Zij herkenden niet dat hij hen over de Vader sprak. Dus zei Jezus verder: “Wanneer jullie de mensenzoon omhoog zullen hebben geheven, dan zullen jullie herkennen dat ‘ik-ben’ en dat ik niets doe uit mezelf, maar dat ik uitspreek wat mijn Vader mij geleerd heeft. Die mij gezonden heeft, is met mij; de Vader heeft mij niet alleen gelaten, omdat ik altijd doe wat hem lief is.”
Toen hij zo sprak, gingen velen hun vertrouwen stellen in hem.
En het gesprek – ook al lijkt het veeleer een dovemansgesprek – gaat verder: Wie is die Jezus nu eigenlijk? Van waaruit handelt hij en is hij nu G-d of mens? Voor de zoveelste keer probeert Jezus het duidelijk te maken, maar wij mensen begrijpen er niets van. (Als het een troost mag wezen: dat was dus ook zo voor zijn leerlingen en voor de farizeeën.) Maar misschien zit juist daar de knoop. Dit alles is geen kwestie van ratio (verstand), maar van r-el-atie (el = het Hebreeuws voor G-d). G-d komt binnen in onze ratio, in ons verstand, met het verlangen in relatie te gaan, verbinding te maken. En als wij ons durven te verbinden met hem (net zo consequent en radicaal (tot in de wortel = radix) zoals Jezus deed), komen we in een andere wereld terecht, de wereld van de boven-dingen. Daar zal te zien zijn wat het wil zeggen daad-werkelijk doen wat Hem lief is. Het is geen ‘andere’ wereld dan de onze, maar de onze gezien vanuit een ‘ander’ perspectief. Een perspectief dat niet te zien is voor wie het probeert te be-grijpen, wel voor wie het lef (hart) heeft om zich te verbinden!
Joh. 15,12-17 (15/05/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt zoals ik u heb liefgehad.
Geen groter liefde kan iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.
Gij zijt mijn vrienden als gij doet wat ik u gebied. Ik noem u geen dienaars meer want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
maar u heb ik vrienden genoemd, want ik heb u alles meegedeeld wat ik van de Vader heb gehoord.
Niet gij hebt mij uitgekozen maar ik u, en ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vruchten voort te brengen
die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij hem in mijn naam vraagt. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt heeft.'
De Liefde vormt ook vandaag de grondtoon van het Evangelie. Liefde van de Vader voor de Zoon en Liefde van de Zoon voor ieder van ons.
Met daarbij de uitdrukkelijke uitnodiging om te blijven, te zijn, te vertoeven, te wonen in die Liefde. Misschien is dat wel de grootste uitdaging,
het uithouden in die Liefde, tijd nemen om te zijn, om verbonden te blijven met Jezus’ leven. Tijd nemen om zijn doen en laten te leren kennen,
zijn hartslag, zijn passie. Jezelf compleet te laten overdonderen door zijn Liefde. Dat is het vertrekpunt om, wonend in die Liefde, de ander lief hebben, je leven te geven.
Daarbij ook weet hebbend van het feit dat het initiatief hiervoor niet bij jou ligt maar van elders komt. Hij is het die jou graag ziet en jou op weg zet om net als hij liefdevol te leven.
Het is hij die jou met al jouw kwetsuren en onhebbelijkheden graag ziet en zegt: Ik zie je graag zoals je bent, doe jij ook zo met je naaste. Hij nodigt jou uit tot een liefdes-relatie,
tot verbondenheid en vraagt: “Leer mij kennen, meer en meer, en je zal ervaren dat ik jou graag zie. Zo zal je leven verbonden met mij en leven geven, jouw leven.”
Joh 20, 11-18(19/04/2022)
[Nadat Petrus en Johannes het lege graf hadden gezien en weer weggegaan]
Maria [van Magdala] was wenend bij het graf blijven staan. Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe en aanschouwde twee boodschappers [angeloi] die daar zaten in het wit, één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde, daar waar het lichaam van Jezus had gelegen.
Ze zeiden tegen haar: “Vrouw, waarom ween je?” Ze antwoordde hen: “Omdat ze mijn heer hebben weggenomen en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.”
Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf] en aanschouwde Jezus die daar stond, zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei haar: “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?” Menend dat het de tuinman was, zei ze: “Heer, als jij hem weggedragen hebt, zeg me waar je hem hebt neergelegd, zodat ik hem kan halen.”
Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.” Zij keerde om en zei: “Rabboeni!” – wat wil zeggen: mijn meester.
Jezus zei haar: “Hou mij niet vast, want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader. Maar ga naar mijn broers en zeg hen: Ik ga op naar mijn en jullie Vader, naar mijn en jullie God.”
Maria van Magdala ging naar de leerlingen en berichtte hen dat zij de Heer had gezien en dat hij dit tegen haar had gezegd.
Je hebt mensen die de ellende zien en dan weer verder gaan, en anderen die het aandurven om te blijven. Maria is een vrouw die blijft. Zij blijft in haar onmacht staan en aanschouwt. In het trouw blijven bij die onmacht krijgt ze zaken te zien die de anderen niet zagen. De boodschappers nemen haar verdriet au sérieux. Ze mag haar verhaal doen, de vragen die leven mogen klinken en worden écht gehoord. Dit mogen doen, doet haar omkeren weg van het graf (dat wat doods is of lijkt). Neen, niet alles is daarmee opgeklaard, het verdriet is er nog. Het scenario herhaalt zich. In het schouwen ziet Maria opnieuw een man. Opnieuw wordt haar verdriet au sérieux genomen. Opnieuw mag haar verhaal klinken. En langzaam maar zeker mag de Liefde tot haar doordringen. Ze wordt erdoor aangesproken wat haar opnieuw doet omkeren. Stap voor stap lukt het haar om los te laten, in zichzelf ruimte te creëren voor het nieuwe en komt ze opnieuw in beweging.
Zo mogen ook wij Paasmensen worden: vol Liefde onze mede-mensen tegemoet gaan en hen laten ervaren dat het de Liefde is die mensen steeds weer in beweging brengt en doet Léven voorbij de dood!
Joh.15,12-17 (7/5/2021)
Dit is mijn Wijzing: Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad. Geen grotere liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren. Jullie zijn mij dierbaar. Doe dan wat ik jullie Wijs.
Ik noem jullie geen dienaren, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar ik heb jullie genoemd dierbaren, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, heb leren kennen aan jullie.
Niet jullie hebben mij uitgekozen, nee, ik heb jullie uitgekozen. Ik heb jullie ingezet om op weg te gaan en vrucht te dragen – vruchten die blijvend zijn – en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, hij het jullie geeft.
Dit is mijn Wijzing voor jullie: Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.
Jezus roept op om ons toe te vertrouwen aan de Liefde, de liefde waarmee Jezus zelf ons daad-werkelijk heeft liefgehad. Het zal dus niet meer voldoende zijn om te zeggen dat liefde betekent dat je kiest voor de zachte waarden. Aan die Liefde gaat iets vooraf, nl. een lege ruimte, de openheid waarin de ander aanwezig mag komen. Daar begint die Liefde, in die open ruimte, in dat moment van stilte, die passieve, kijkende, luisterende aanwezigheid waarin de ander mag binnentreden en zich welkom mag weten.
Zo had Jezus lief. Open en ontvankelijk gericht op G-d, heeft hij zijn Liefde be-waard (waargemaakt). Zo was hij in staat om in diepe betrokkenheid open te staan voor ieder die hij op zijn weg tegenkwam (vriend, vreemde, verrader, …). Zo werd elke ontmoeting een ont-moet-en, een liefdevol gebeuren waardoor beiden veranderen.
Misschien ligt daar wel het eigene van ons geloof: de oproep om zo met elkaar om te gaan, dat in ónze ontvankelijke openheid anderen iets ondervinden dat hun leven verandert. zo schenken we Goddelijk (vol) Léven aan elkaar!