Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh. 10,11-18 (1/05/2023)

11     "Ik ben de goede herder.
        De goed  e herder zet zijn leven in voor de schapen.
12     Maar de huurling,
       die geen echte herder is en wiens eigen schapen het niet zijn,
       ziet de wolf komen
       en laat de schapen achter en vlucht.
       De wolf rooft ze en verstrooit de schapen.
13    Hij is immers een huurling,
       de schapen gaan hem niet ter harte.
14    Ik ben de goede herder.
       Ik beken de mijne
        [bijbels kennen = (h)erkennen, bekennen, in kennis zijn met een intieme relatie]
       en de mijne bekennen mij,
15    zoals de Vader mij bekent
       en ik ook de Vader beken;
       zo zet ik mijn leven in voor de schapen.
16    Maar ik heb ook nog andere schapen,
       die niet uit deze binnenhof zijn.
       Ook die moet ik leiden
       en zij zullen gehoor geven aan mijn stem.
       Dan zal het worden: één kudde, één herder.
17    Hierom heeft de Vader mij daad-werkelijk lief:
       ik zet mijn leven in,
       zodat ik het (op)nieuw krijg.
18    Niemand neemt het van mij af,
       maar ik geef het uit mezelf.
       Ik heb de volmacht het te geven
       en de volmacht het terug te nemen.
       Deze wijzing heb ik van mijn Vader ontvangen.”

De messiaanse herder, degene die brug/poort wil zijn tussen G-d en mens (en dat doet Jezus dus, maar kunnen wij ook elk op onze plaats doen), moet ‘bekend’ zijn met beide zijden. En ook aan die beide zijden is dat ‘kennen’ dubbel: Ik mag weten dat ik ‘bekend’ bén, dat is: gekend en geliefd – zoáls ik ben! En ik moet/mag mij geven aan die liefde, zodat ik ook de ander leer kennen als hoe die echt is, nl. liefde! En dat dus zowel aan de zijde van G-d als aan de zijde van de mensen! (Denk maar even door op de vier elementen, het voert je ver!)
Ik schrijf teveel uitroeptekens en teveel dubbele woorden, maar dat is omdat er geen uitdrukkingen sterk genoeg zijn om de volheid van dat leven ‘in de schaapskooi’ te verwoorden. Je leven inzetten/geven maakt dat je zelf en je omgeving het (op)nieuw krijgt. We hébben alvast een Herder die het zó voor ons doet – omdat hij ons ‘bekent’ = weet wie ik ben én van mij houdt!

Joh.6,52-59 (23/4/2021)

In die dagen geraakten de Joden met elkaar in twist en zeiden: 'Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?' Jezus sprak daarop tot hen: 'Voorwaar, voorwaar, Ik zeg jullie: als je het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, heb je het leven niet in jou. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.' Dit zei Jezus bij zijn onderricht in de synagoge van Kafarnaüm.

Hier gaat Jezus voor sommigen een grens over en dat brengt onderling spanningen met zich mee. Wat hier wordt gezegd gaat voor hen te ver. Dit kunnen (willen) ze niet meer verstaan.
Voor Jezus is het nochtans heel helder. Het is éénvoudig, zegt hij. Het gaat gewoon over relatie, liefde en verbondenheid.
Het gaat over leven, een leven dat vertrekt en eindigt bij de verbondenheid met de Vader, zegt hij. Over een liefdesrelatie die verbindt, één maakt, leven geeft. Zo een relatie reikt veel verder dan woorden. Liefde, verbondenheid moet je niet analyseren. Neen die moet je proeven. Sterker nog eten: En al etende die liefde eigen maken en één worden met wie je eet.
Hij geeft zijn vlees en bloed. Hij geeft zijn leven en vraagt ons om hem te eten, toe te laten en te verteren zodat hij in ons kan gebeuren van binnenuit.
Word wie je eet, eet wie je wordt! Dan zal zijn Liefde ook jou voeden, omvormen van binnenuit en leven geven, ‘eeuwig leven’ (‘vol leven’). Dan zal je leven, opgegeten, en weten dat je leeft!

Joh.15,12-17 (20/05/2022)

Dit is mijn Wijzing: Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad. Geen grotere liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren. Jullie zijn mij dierbaar. Doe dan wat ik jullie Wijs.
Ik noem jullie geen dienaren, want de dienaar weet niet wat zijn heer doet, maar ik heb jullie genoemd dierbaren, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, heb leren kennen aan jullie.
Niet jullie hebben mij uitgekozen, nee, ik heb jullie uitgekozen. Ik heb jullie ingezet om op weg te gaan en vrucht te dragen – vruchten die blijvend zijn – en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam, hij het jullie geeft.
Dit is mijn Wijzing voor jullie: Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.

Dienaren of dierbaren … that’s the question … Welk van de twee zou een heer voor zijn knecht kiezen? Of welke mijn baas over mij? Of in de omgekeerde richting: Welk van de twee zou ik kiezen voor mijn ondergeschikte, of voor mijn buur, of een of andere ambtenaar waar ik vandaag mee van doen heb aan het loket waar ik moet zijn, of de mensen van de vereniging waar ik bestuurslid van ben …?
Jezus kiest, voor dat stelletje ongeregeld dat zich wel graag zijn leerling noemt maar er verder niet altijd zo veel van begrijpt of waar-maakt, voor het tweede! Zijn ‘geheim’ om dat te kunnen doen is de Liefde!
Wie mensen graag ziet – heel concreet, niet als vage slogan – kan hen niet reduceren tot verlengstukken van zichzelf. Wie in de ander een dierbare ziet, wordt eerder zelf dienaar van de ander.
Zó stelt Jezus zich op t.o.v. ons! Zo graag ziet hij ons! Zo kiest hij ons uit om zíjn liefde in de wereld uit te dragen! Als ik vandaag dan mensen tegenkom – Gods lievelingen – hoeveel dienaren en hoeveel dierbaren zullen daar dan tussen zitten? Aan mij de kéuze!

Joh.17,20-26 (2/06/2022)

Niet alleen voor hen bid ik,
maar ook voor wie door hún woord
nog zullen vertrouwen in mij;
opdat allen één zijn, Vader,
zoals Jij in mij
en ik in Jou;
opdat ook zij in ons één zijn;
opdat de wereld zou geloven
dat Jij mij hebt gezonden.
En ik heb de grootsheid die Jij mij gegeven hebt
ook aan hen gegeven;
opdat zij één zijn
zoals wij één zijn;
ik in hen
en Jij in mij
opdat zij voltooid zouden zijn tot één;
en opdat de wereld erkent
dat Jij mij gezonden hebt
en hen daad-werkelijk hebt liefgehad
zoals Jij mij hebt liefgehad.
Vader,
diegene die Jij mij gegeven hebt,
het is mijn bedoeling
dat ook zij zijn waar ik ben
samen met mij;
opdat zij aanschouwen mijn grootsheid
die Jij mij gegeven hebt
omdat Je mij hebt liefgehad
nog vóór de grondvesting van de wereld.
Integere Vader,
de wereld heeft Jou niet erkend,
maar ik heb Jou erkend
en dezen hebben erkend
dat Jij mij gezonden hebt;
en ik heb hen Jouw naam bekend gemaakt
en zal die blijven bekend maken
opdat de daad-werkelijke liefde
waarmee Jij mij hebt liefgehad
ook in hen is
en ik in hen.

En Jezus’ gebed gaat door. Hij bidt voor ieder van ons. Hij spreekt over een ‘gekregen’ grootsheid. Jezus’ grootsheid gaat niet over eigen prestaties, het gaat niet over de beste of de machtigste zijn. Het is G-d die je groot maakt en dat heeft alles te maken met eenheid en Liefde.
Jezus ziet de mens als één. Eén met zichzelf, één met de ander, één met de wereld, één met G-d! Eén worden met jezelf en in eenheid leven gaat over harmonie, elkaar aanvullen.
Zou dat het doel en de betekenis van ons leven kunnen zijn, nl. deze eenheid be-Léven en G-d in de wereld aanwezig brengen door één te worden met hem?
Zo wordt alles en allen verbonden door de werkelijke – goddelijke – liefde. G-d’s liefde ‘heel-t’ ons! Omwille van die goddelijke liefde heeft Jezus elk van ons lief en bidt hij dat ook wij elkaar zouden liefhebben. Hij wil niets liever dan G-ds onvoorwaardelijke liefde door te geven. Aan ons om ze aan te nemen en te leven vanuit die liefde en haar daad-werkelijk waar te maken zodat ook hij in ons kan zijn.

Joh. 6,60-69 (02/5/2020)

In die tijd zeiden velen van zijn leerlingen: 'Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie is nog in staat naar hem te luisteren?'
Maar Jezus die uit zichzelf wist dat zijn leerlingen daarover morden, vroeg hen: 'Neemt gij daar aanstoot aan?
Als gij dan de Mensenzoon ziet opstijgen naar waar hij vroeger was...? Het is de geest die levend maakt, het vlees is van geen nut.
De woorden die ik tot u gesproken heb zijn geest en leven. Maar er zijn er onder u die geen geloof hebben.'
Jezus wist inderdaad van het begin af aan wie het waren die niet geloofden en wie hem zou overleveren.
Hij voegde er aan toe: 'Daarom heb ik u gezegd dat niemand tot mij kan komen als het hem niet door de Vader gegeven is.'
Tengevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap. Waarop Jezus aan de twaalf vroeg:
'Wilt ook gij soms weggaan?' Simon Petrus antwoordde hem: 'Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven
en wij geloven en weten dat gij de Heilige Gods zijt.'

Het enthousiasme van de broodvermenigvuldiging was geluwd. Het zakte nog dieper na zijn woorden over ‘je leven geven’, ‘hem eten’ en ‘in verbondenheid leven met de Vader’.
Van al die toehoorders bleven er niet veel meer over. Werd het te warm onder hun voeten? Werd het te confronterend?
Toegegeven, Jezus’ manier van leven stond in fel contrast met de keiharde politiek. Even fel als dat vandaag het geval is.
Het was dus ongetwijfeld voor hen allemaal moeilijk te verstaan en dus geen evidente keuze. Zij hadden tenslotte andere verwachtingen, net als wij vandaag: materiële zekerheid, economische vooruitgang, eigenbelang,...
Maar Jezus’ boodschap is er net één van alles of niets, van nederigheid, zachtmoedigheid en trouw. Trouw, niet aan enige menselijke macht, maar aan God zelf.
Om dat te kunnen leven en daarin stand te houden, hebben we voedsel nodig en, zoals Petrus het zegt, ‘Woorden van eeuwig leven’.
Deze Woorden schudden ons wakker en roepen ons op. Ze bemoedigen ons en doen ons verbonden leven, zodat wij een keuze kunnen maken: blijven of weggaan?

 

Joh. 3,31-36 (20/04/2023)

31   “Wie van boven komt, is boven allen.
      Wie uit de aarde is, is uit de aarde en spreekt uit de aarde.
      Wie uit de hemel komt, is boven allen.
32    Wat hij gezien en gehoord heeft,
      daar getuigt hij van.
      Maar niemand neemt zijn getuigenis aan.
33       Wie zijn getuigenis wél aanneemt,
      bezegelt daarmee dat God waarachtig ís.
34      Want wie God gezonden heeft,
      spreekt de woorden van God,
      want God geeft de geest-adem [pneuma/ruach] zonder maat.
35      De Vader heeft de Zoon lief
      en heeft hem alles in handen gegeven.
36     Wie zijn vertrouwen stelt in de Zoon,
      heeft het volle leven,
      maar wie geen gehoor heeft aan de Zoon,
      zal het leven niet zien
      – maar Gods genegenheid blijft op hem.”

Omhoog en/of omlaag leven, het zijn twee levensrichtingen waarvoor je kan kiezen: Leef je naar beneden gericht, naar de grond toe, of leef je naar omhoog, naar G-d toe? Jezus getuigt met heel zijn doen en laten van een leven omhoog, gericht naar G-d. Hij maakt de verbinding tussen hemel en aarde. In hem schittert de kern van een onvoorwaardelijke liefdesband, en zo geeft hij zijn leven aan wie zich ook in die band laat opnemen. Hij gaf zich weg, helemaal, tot het uiterste toe.
Leren vertrouwen en instappen in dat liefdesavontuur met G-d doet je opnieuw geboren worden, als een ander mens, een mens van omhoog. Dat doe je niet op een-twee-drie, het is een levenslang proces dat ook wij kunnen aangaan: Stap voor stap goddelijke woorden leren spreken en een mens worden naar zijn beeld en gelijkenis: de hemel op aarde.