Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.20,2-8 (27/12/2023)

2      Ze [Maria van Magdala] liep dus snel naar Simon Petrus
       en ‘de andere leerling’ – degene die Jezus erg genegen was –
       en zei hen:
       “Men heeft de heer uit het graf weggenomen
       en we weten niet waar ze hem hebben gebracht!”
3      Petrus en ‘de andere leerling’ gingen dus mee naar buiten,
       naar het graf.
4      De twee liepen samen,
       maar ‘de andere leerling’ liep wat sneller vooruit dan Petrus
       en kwam zo als eerste bij het graf.
5      Voorover bukkend, zag hij de linnen doeken liggen,
       maar ging niet naar binnen.
6      Nu kwam ook Simon Petrus gevolgd
       en ging wel binnen in het graf.
       En hij aanschouwde de linnen doeken die daar lagen.
     De zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt,
       lag niet bij de doeken,
       maar afzonderlijk opgevouwen op één plaats.
     Nu ging ook ‘de andere leerling’,
       die als eerste bij het graf was,
       naar binnen.
       Hij zag en vertrouwde.

Nog maar twee dagen geleden vierden we Kerstmis, de geboorte van Jezus, en vandaag wordt ons al het verrijzenisverhaal voorgeschoteld. Kerstmis en Pasen, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je moet ‘zien en vertrouwen’ – net zoals ‘de andere leerling’ om zowel het Kerst- als het Paasgebeuren te kunnen peilen. Vandaag lezen we hoe er door onbeduidende mensen (hier een vrouw en met kerst de herders) een onbegrijpelijke, maar vreugdevolle boodschap gebracht wordt waardoor ‘de andere leerling’ in beweging komt. Hij loopt vooruit met Petrus in zijn kielzog.
Mogen onbeduidende mensen met hun vreugdevolle boodschappen mij in beweging brengen, ook al versta ik er geen snars van en ook al lijkt het onmogelijk wat er gezegd wordt?
Eens bij het graf gekomen hoefde ‘de andere leerling’ niet eens naar binnen te gaan om te weten dat Jezus was opgestaan. Hij zag en vertrouwde. Dat de Heer verrezen is, is immers niet ‘te zien’; dat die baby de Messias is, is niet ‘te zien’ en toch gebeurt het!
Kerstdag wordt pas Kerstdag (Pasen wordt pas Pasen) als wij ‘zien en vertrouwen’ …

Joh. 14, 15-21 (17/05/2020)

 In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Als gij mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden.
Dan zal de Vader op mijn gebed u een andere helper geven om voor altijd bij u te blijven:
de Geest van de waarheid voor wie de wereld niet ontvankelijk is omdat zij hem niet ziet en niet kent.
Gij kent hem, want hij blijft bij u en zal in u zijn.' Ik zal u niet verweesd achterlaten: Ik keer tot u terug.
Nog een korte tijd en de wereld ziet mij niet meer; gij echter zult mij zien, want ik leef en ook gij zult leven.
Op die dag zult gij weten, dat ik in mijn Vader ben en gij in mij en ik in u. Wie mijn geboden onderhoudt, die hij heeft ontvangen,
hij is het die mij liefheeft. En wie mij liefheeft, zal door mijn Vader bemind worden; ook ik zal hem beminnen en ik zal mij aan hem openbaren.'

Vorige zondag hoorden we Jezus zeggen dat hij de weg, de waarheid en het leven is. Vandaag wordt ons gegarandeerd dat hij de Vader zal vragen
om de Geest van waarheid te zenden, zijn Geest dus, een Helper die blijft. Maar niet aan iedereen, want er is een probleem.
De wereld is namelijk niet gericht op deze waarheid. Ze staat er zelfs helemaal niet voor open. Toen niet en nu nog steeds niet.
Kijk maar even rond (coronatijden of niet). Het is duidelijk dat onze maatschappij niet kiest voor verbondenheid, niet voor een liefde die leven geeft,
niet voor een liefde die gericht is weg van jezelf naar de a(A)nder toe. Deze maatschappij zal dus de Geest niet zien, niet kennen.
Maar hij wordt wél gegeven, die Geest, aan éénieder die de sprong waagt en zich verbindt met G-d’s Liefde. En die Geest zal je helpen om verder te groeien in Liefde,
Verbondenheid zodat je gaandeweg (de weg die Jezus is) Christus zal kunnen ontwaren in je dagelijkse leven.

Joh.3,16-18 (4/06/2023)

16    Want zó lief heeft God de wereld,
       dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
       opdat al wie vertrouwende ín hem is,
       niet verloren gaat,
       maar het volle leven heeft.
17    Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
       om die wereld te vonnissen,
       maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18    Wie vertrouwend ín hem is,
       wordt niet gevonnist,
       maar wie niet vertrouwt,
       is al gevonnist,
       omdat hij niet heeft vertrouwd
       in de naam van de eniggeboren zoon van God.

Vanaf de 5de eeuw reeds gebruikte men het beeld van de goddelijke dans om iets uit te drukken van het wezenlijke van de ‘Drie-eenheid’ (perichorese).
In zijn diepste wezen is G-d gemeenschap, liefde en wederkerigheid. Hij is geen onbewogen, onveranderlijke, in zichzelf gekeerde godheid. Hij is een op de ander gerichte, zichzelf-gevende liefde. G-ds Liefde wil ons opnemen, optillen, en meenemen in zíjn Liefdesavontuur. Ten diepste gaat het in ons leven dus om relaties, om liefde, om het vinden van die liefde, en het gevonden worden door die Liefde.
“Zozeer heeft God de wereld liefgehad … zodat niemand verloren zou gaan.”
Het is G-d zelf die als wervelend gebeuren ieder van ons uitnodigt en wil meetrekken in zíjn leven – dat dan Léven wordt.
Als het waar is dat Léven een goddelijke dans is, de dans van de drie-eenheid, dan is meedansen het allerbelangrijkste wat er is, meedansen om te leven in die Liefde en ervan te genieten.
Dus: trek alvast je dansschoenen aan en laat je verleiden!

Joh.14,21-26  (11/05/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: 'Wie mijn geboden onderhoudt die hij heeft ontvangen, hij is het die mij liefheeft.
En wie mij liefheeft zal door mijn Vader bemind worden; ook ik zal hem beminnen en zal mij aan hem openbaren.'
Judas - niet Iskariot - zei tot hem: 'Heer, hoe komt het dat gij uzelf aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?'
Jezus gaf hem ten antwoord: 'Als iemand mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben
en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen. Wie mij niet liefheeft onderhoudt mijn woorden niet;
het woord dat gij hoort is niet van mij maar van de Vader die mij gezonden heeft. Dit zeg ik u terwijl ik nog bij u ben,
maar de helper, de heilige Geest die de Vader in mijn naam zal zenden, hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat ik u gezegd heb.'

De evangelist Johannes hamert vandaag op een principe dat eigenlijk oer-Joods is, terwijl hij toch schrijft al zo’n kleine honderd jaar na Jezus.
Blijkbaar is het principe even goed oer-Christelijk. Het gaat om de innige en niet te verbreken band tussen de liefde tot God en het onderhouden van de geboden.
Wie alleen maar zijn liefde tot God uitdrukt in mooie woorden, zonder daar concrete daden aan te koppelen, noemt Johannes in zijn brieven zelfs een leugenaar!
Die onverbreekbare band tussen de liefde en de geboden is er, omdat ze beide slechts één en dezelfde oorsprong hebben:
namelijk God zelf, wiens ‘woord’ ook nooit zomaar een vrijblijvend woord is, maar telkens een krachtig scheppingswoord:
Zijn liefde brengt alles tot bestaan; “Hij spreekt en het is!”.
Als wij díe liefde dan zo in ons scheppend werkzaam laten zijn, dan kan het niet anders dan dat onze wederwoorden van liefde tot Hem ook overvloeien in wederdaden van liefde.
En de geboden zijn daar een betrouwbare en concrete leidraad voor.

 

Joh. 13,21-33.36-38 (4/04/2023)

Toen Jezus dit zei, raakte zijn innerlijk sterk beroerd en hij getuigde: “Amen, amen, ik zeg jullie: Eén van jullie zal mij uitleveren.” De leerlingen keken naar elkaar in vertwijfeling over wie hij dit zei. Eén van zijn leerlingen – de leerling die Jezus liefhad – lag aan zijn borstzijde. Simon Petrus wenkte hem om hem te vragen wie het was over wie hij dit zei. Hij leunde dus tegen Jezus’ borst en vroeg: “Heer, wie is het?” Jezus antwoordde: “Het is degene aan wie ik het stuk brood zal geven dat ik zal indopen.” En hij doopte het stuk brood in en gaf het aan Simon van Keriot. En na dit stuk brood ging de tegenstander [satan] in hem. Jezus zei: “Wat je te doen hebt, doe dat snel.” Niemand van de aanliggenden begreep wat hij zei. Sommigen dachten dat Jezus hem opdroeg te kopen wat nodig was voor het feest of dat hij iets aan de armen moest geven, omdat Judas de geldbeurs had. Nadat hij het stuk brood tot zich had genomen, ging hij onmiddellijk weg. Het was nacht.
Toen hij was weggegaan, zei Jezus: “Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht, en in hem de grootheid van God. Als Gods grootheid in hem aan het licht komt, zal God ook hem in die grootheid laten delen, en wel onmiddellijk. Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie. Je zult mij zoeken, maar zoals ik al zei tegen de Joden ‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’, zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
Simon Petrus vroeg hem: “Heer, waar ga je heen?” Jezus antwoordde hem: “Waar ik heen ga, kun je mij nu niet volgen. Later zul je mij volgen.” Petrus zei opnieuw: “Heer, waarom kan ik je nu niet volgen? Mijn leven wil ik voor je geven!” Jezus antwoordde: “Jij wil je leven voor
mij geven? Amen, amen, ik zeg je: Nog voor een haan kraait, zul je mij driemaal verloochend hebben.”

“Het was nacht.” En in de nacht gebeuren duistere dingen: verraad, verwerping, kruisiging, verloochening, … een leven dat ten einde lijkt te lopen en niemand die er om geeft of toch zijn nek voor wil uitsteken, godsverduistering, zinsverbijstering, geen uitzicht meer, …
Maar in de nacht gebeurt blijkbaar meer. Jezus zegt: “Nu komt de grootsheid van G-d aan het licht.” – aan het lícht nog wel! Blijkbaar gebeurt er in die diepste verborgenheid iets wat bijná onzichtbaar is, maar wel gebeurt. Uit het donker wordt licht geboren dat straks pas ten volle zal gloren, maar nu al aanvoelbaar is voor wie peilt tot goddelijke diepte.
Jezus heeft het in zijn eigen leven ten diepste door-leefd. Als volgeling van hem zou ik datzelfde spoor kunnen gaan: niet bang zijn van duisternis – welke soort ook, in mijn eigen leven en dat van anderen; er niet van weglopen, maar net ‘peilend zien’ waar middenin die duisternis licht geboren wordt; en door-leven … tot de Dageraad …

Joh.14,21-26 (3/5/2021) 

Wie mijn wijzingen be-waar-t [= vasthouden door waar te maken], die is het die mij daad-werkelijk liefheeft. En wie mij daad-werkelijk liefheeft, hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben. En ik zal hem daad-werkelijk liehebben en mijzelf aan hem openbaren.
Judas, niet die van Keriot, vroeg hem: “Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren en niet aan de wereld?”
Jezus antwoordde hem: “Als iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord be-waren en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken. Wie mij niet liefheeft, maakt mijn woorden niet waar. En het woord dat je hoort, is niet míjn woord, maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd terwijl ik bij jullie verbleef. Later zal de medestander, de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam, jullie alles leren en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.

Dat de klassieke tweedeling actief-contemplatief geenszins als een tegenstelling mag begrepen worden, wordt in deze aanwijzingen van Jezus voor zijn leerlingen heel duidelijk.
De meest innige verbondenheid die iemand met G-d kan hebben, gaat over een liefde die daad-werkelijk is. Niet voor niets staat het woord zo nadrukkelijk geschreven. Geen vroom gezweef, maar een dynamische, uitstromende liefde. Ruusbroec zei: doorstromende liefde: G-ds liefde ontvangen en door je heen laten stromen tot bij de ander. Jezus was ‘een suver conduut’, de puurste ‘doorstroming’ van de goddelijke liefde naar de mensen – en zijn wijzing (‘gebod’ klinkt eigenlijk teveel als een ‘moeten’, terwijl het een liefdesuitnodiging is) aan zijn leerlingen is dezelfde weg op te gaan.
Hetzelfde geldt voor het ‘bewaren van zijn woord’. Dat kan nogal ‘conservatief’/passief klinken. Maar het woord ‘bewaren’ zelf draagt veel meer in zich: Je behoudt het niet door het alleen maar te bemediteren! Alleen wie het waar máákt, behoudt het.
Zó, in de daad-werkelijke liefde en het be-waren van het woord, verblijft G-d ín ons!