Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc. 1,67-80 (24/12/2022)
Zijn vader Zacharias werd vervuld van heilige geest en sprak profetisch uit:
“Gezegend de Heer, de God van Israël,
want hij heeft daad-werkelijk omgezien naar zijn volk
en het verlossing bereid.
Hij heeft voor ons een bevrijdende kracht gewekt
uit het huis van David, zijn Dienaar,
zoals hij het van oudsher had gezegd
bij monde van zijn heilige profeten:
Bevrijding van onze weerstrevers
en uit de handen van al wie ons haten
– en zo tederheid te tonen over onze vaders
en indachtig te zijn zijn heilig verbond,
de eed die hij aan Abraham had gezworen –
zodat wij onbevreesd hem zouden dienen,
gered uit de handen van onze weerstrevers,
in heiligheid en integriteit voor zijn aangezicht,
al de dagen van ons leven.
En ook jij, jongetje,
zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd.
Want je zult voor de Heer uitgaan
om zijn wegen te bereiden;
om zijn volk bekend te maken met zijn bevrijding
in de vergeving van hun zonden,
door de innige tederheid van onze God
waarmee hij daad-werkelijk naar ons heeft omgezien
– stralend licht uit den hoge,
dat verschijnen zal
aan al wie zitten in duisternis
en schaduw van de dood –;
en om onze voeten te richten
op een weg van vrede.”
Het jongetje groeide op en werd gesterkt in de geest.
Hij verbleef op eenzame plaatsen
tot de dag dat hij zich aan Israël bekend maakte.
Zouden (groot)vaders (en (groot)moeders) vandaag bij de geboorte van hun (klein)kind dergelijke grootse woorden durven uitspreken, al was het maar in de stilte van hun hart? We mogen het hopen!
Want wordt niet in élk kind G-ds Genade tastbaar? Is élk kind niet een omzien van G-d naar zijn volk? Is élke nieuwe geboorte niet de geboorte van nieuwe hoop? Is élk kind niet de aanwezigheid van G-ds tederheid?
Als wij in het komende jaar weer eens aan een wiegje staan, laat ons dan ook maar ‘profetische woorden’ over het jongetje of meisje uitspreken. ‘Profetische woorden’ zijn geen voorspellingen of waarzeggerij, maar wel een zegenwens waarmee G-ds geestkracht werkzaam wil worden in het leven van dit kind. Élk kind kan immers in zijn eigen unieke levensloop – als het ‘in die geest’ leeft – “de wegen bereiden voor de Heer” en “de voeten richten naar vrede”.
Lc.15,1-3.11-32 (11/03/2023)
Wie echter dichterbij kwamen om inderdaad te luisteren, waren allemaal ‘tollenaars en zondaars’ [uitschot in andermans ogen]. De farizeeën en schriftgeleerden morden daarover: “Die daar verwelkomt zondaars en eet met hen!” Daarom vertelde Jezus [drie] gelijkenissen tegen hen:
“Iemand had twee zonen.
De jongste zei tegen de vader: “Vader, geef mij het deel van het vermogen dat mij toekomt.” En de vader verdeelde zijn bezit onder hen. Niet veel later zamelde de jongste alles bijeen en trok naar een ver land. Daar vergooide hij zijn vermogen met een reddeloos [asotèr / on-be-vrij-d] leven.
Toen hij nu alles uitgegeven had, kwam er een zware hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden. Hij ging op zoek en klampte zich vast aan een stedeling, die hem naar zijn velden stuurde om varkens te hoeden. Hij wou zelfs zijn buik vullen met de schillen die de varkens aten, maar niemand gaf ze hem.
Daar kwam hij tot zichzelf en zei: “Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, terwijl ik hier om kom van de honger?! Ik zal opstaan, naar mijn vader gaan en hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden. Maak mij tot één van je dagloners.” En hij stónd op en ging naar zijn vader.
Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem al en raakte ten diepste bewogen. Hij snelde op hem af, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk.
Nu zei de zoon tegen hem: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Breng snel het voornaamste [= mijn] feestgewaad
en bekleed hem ermee, geef hem een ring [= familie-zegelring] aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten [= zodat hij als vrij man kan gaan waar hij wil]. Breng het vetgemeste kalf en slacht het. Laten we een feestmaal houden en blij zijn, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!”
En ze begonnen feest te vieren.
Nu was zijn oudste zoon op het veld. Toen hij aankwam en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van zijn knechten/jongens en ondervroeg hem wat dat allemaal was. Die zei nu tegen hem: “Je broer is teruggekomen en je vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
Hij werd woedend en wilde onder geen beding binnenkomen. Daarom kwam de vader naar buiten hem tegemoet en probeerde hem over te halen. Maar hij antwoordde zijn vader: “Kijk! Al zoveel jaren sta ik jou ten dienste en nooit heb ik een gebod van jou overtreden, en aan míj heb je nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren. En nu die zoon van jou, die je vermogen heeft verbrast met hoeren, teruggekomen is, slacht je voor hém het vetgemeste kalf.”
Maar nu zei hij tegen hem: “Mijn kind, jíj bent altijd bij mij, en al wat van mij is, is van jou. Maar er moet feest en blijheid zijn, want die broer van jou was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!””
Jezus schetst hier – heel gewaagd – een beeld van ‘de zonde van de getrouwen’. Het is geen concrete lijst van fouten, maar wel een bepaalde verborgen mentaliteit: ze dienen G-d uit plicht, misschien zelfs uit overtuiging, … maar zonder voeling met G-d zelf, met als gevolg dat ze niet meer zien wat G-d voor hen in petto heeft.
Hij vertelt over twee zonen die elk hun eigen weg gaan. Wanneer de jongste thuiskomt en door de vader feestelijk onthaald wordt, breekt er iets bij de oudste. Menselijk gezien is dat best te begrijpen. “Waarom plotsklaps die vergeving van de jongste? Waarom ben ik dan heel mijn leven (zo strikt) gehoorzaam geweest aan mijn vader?”, denkt hij.
Het verwijt van de oudste is zuur: “Je hebt me nooit ..., terwijl die zoon van u …”.
Hij eist een rechtvaardige beloning. Het antwoord van zijn vader wil hij niet horen. Het lijkt hem een troostprijs. Hij had toch met heel veel ijver zijn vader gediend ...
Misschien ontbrak hem de ervaring van de vader zelf, zijn liefde voor hem.
Wat zijn vader hem werkelijk wilde leren ging aan hem, in al zijn ijver, voorbij: leven en werken, zo vrij als een kind.
Lc.2,15-20 (25/12/2020)
Toen de boodschappers weer van hen weg waren naar de hemel, zeiden de mensen – de herders – tegen elkaar:
“Laten we doortrekken tot in Betlehem, laten we gaan kijken naar het woord dat daar gebeurde, zoals de Heer ons heeft bekend gemaakt.”
Zo haastten zij zich en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kindje, liggend in een voedertrog.
Toen ze dit zagen, maakten zij alom bekend het woord dat hun over dit kindje was gezegd.
Al wie het hoorde, verwonderde zich over wat de herders tegen hen zeiden.
Maria bewaarde al deze woorden en bracht ze samen en overwoog ze in haar hart.
De herders keerden terug, God verheerlijkend en prijzend voor alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.
De herders ‘toentertijd’ waren niet bijster geacht. Toch worden ze in het Evangelie uitdrukkelijk “mensen” genoemd
– en is het zelfs aan hén dat eerst en voor allen (zowel ‘vóór’ als ‘voor’) G-ds geboorte wordt bekend gemaakt.
Misschien worden mensen ook vandaag pas écht mens (mens in wie G-ds geboorte mag aangekondigd worden) als ze ook wat ‘herder’ worden?
‘Herder zijn’ is durven op weg gaan, niet al te bang van een windvlaag of wat kou; dóórtrekken,
ook als je wellicht al moe bent en liever zou slapen; ‘zien vanuit de buik’: een kind in een voederbak is genoeg om G-d zijn plaats te geven.
(Herder zijn is helaas ook: er bij nemen dat ‘de wereld’ dit allemaal niet zal achten.)
Herders zijn geen mensen van veel of grote woorden, maar “het woord dat daar gebeurde” hebben ze wél aangevoeld.
Het is het scheppingswoord, het woord dat doet wat het zegt, het woord van een nieuw begin, het woord dat leven wekt – Léven ís.
De lastige omstandigheden van vandaag dwingen ons (nodigen ons uit?) het allemaal heel eenvoudig te houden – zo eenvoudig als de herders?
We wensen het je toe!
(een uitvoerigere en ‘diepergravende’ Kerstboodschap vind je in onze rubriek Leven: Kerstdag 2020. Wat valt er te vieren?)
EEN ZALIGE HOOGDAG VAN KERSTMIS!
Lc.6,43-49 (11/09/2021)
"Want een goede boom brengt geen rotte vruchten voort,
en een rotte boom geen goede vruchten.
Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten.
Want van doornstruiken verzamelt men geen vijgen
en van braamstruiken oogst men geen druiven.
Een goed mens brengt goede vruchten voort uit de schat van zijn goede hart;
een verdwaasd mens brengt dwaze vruchten voort uit de schat van zijn verdwaasd hart.
Want waar het hart van vol is, spreekt de mond.
Wat roep je mij “Heer, Heer!” en doe je niet wat ik zeg?
Ieder die naar mij komt en mijn woorden hoort en doet – ik zal je tonen op wie hij gelijkt:
Hij is als iemand die een huis bouwt en het fundament graaft, uitdiept en grondvest op een rots. Er kwam een overstroming en de rivier beukte tegen dat huis, maar die was niet bij machte het te doen wankelen, want het was gefundeerd op de rots.
Maar wie ze gehoord heeft en níet doet, is als iemand die een huis bouwt los op de grond, zonder fundament. De rivier beukte tegen dat huis en het stortte onmiddellijk in. Het werd een puinhoop.”
De evangelist Lucas kan blijkbaar maar niet stoppen met een hele resem ‘evidenties’ van Jezus aan te halen. Zou dat zijn omdat de mensen van toen geen haar anders waren dan de mensen van nu: Snel zeggen ‘ja, ja’ (of ‘heer, heer’), maar verder hun eigen gangetje gaan?
Voor de bezinning op dit stuk ‘bevrijdende boodschap’ (!) kan ik je eigenlijk alleen uitnodigen – uitdagen – die heel traag, zin voor zin tot je door te laten dringen. Tot in je ‘verstand’ zal niet moeilijk zijn. Volgens kortzichtige wetenschap zou dat dan ook meteen vanuit je hersenen de nodige impulsen moeten geven naar je handen. De praktijk leert wel beter. Er is eerst nog de moeilijk weg nodig naar je hart!
woorden die alleen ons verstand bereiken, zullen nooit bevrijdend zijn. Alleen wanneer ze ons hart bereiken, zullen ze onze handen in beweging zetten om een huis te bouwen op waarachtige fundamenten. En herken je hierin de Heer-lijke paradox: hoe vast-er je fundamenten, hoe vrij-er je wordt!
Lc.9,43b-45 (25/09/2021)
Allen stonden verwonderd over alles wat hij deed [na de genezing van een bezeten jongen], maar Jezus zei tot zijn leerlingen: “Knopen jullie dit goed in je oren: De mensenzoon moet overgeleverd worden in de handen van de mensen.”
Maar zij begrepen deze woorden niet – ze waren verborgen, zodat zij ze niet bevatten – en durfden er hem niet naar vragen.
Het is niet zo moeilijk om met Jezus hoog op te lopen als je je blind staart op zijn wonderen. Maar Jezus waarschuwt er hier – weer eens – voor dat dat maar de helft van zijn boodschap is. En die heb je niet zonder de andere helft: die van de last en het lijden die ‘moeten’ ten deel vallen aan wie consequent zijn weg gaan. Misschien hebben de mensen die afgehaakt zijn van het Christendom wegens ‘niet te doen’ wel meer gelijk dan wie dweept met een wonderdoener?!
Natuurlijk is dat een moeilijk te bevatten gegeven dat we ook niet zo graag onder de ogen zien. En als wij er niet durven naar vragen, als wij het niet als Christenen onder elkaar durven te sprake brengen wat dat zou kunnen betekenen, dan zullen we ófwel maar halve Christenen blijven, ófwel afdruipen dus.
Wie daarentegen ten volle leerling van Jezus wil zijn … weet wat hem/haar te wachten staat … Dat is alleen ‘te doen’ als wij als leerlingen elkaar daarin steunen en op weg helpen, en er dus ook met elkaar over spreken!
Lc.12,8-12 (16/10/2021)
Ik zeg jullie [ging Jezus verder tegen zijn leerlingen]: Ieder die zich tegenover de mensen zal uitspreken als één met mij, als één met hem zal de mensenzoon zich uitspreken tegenover de engelen van God. Maar wie tegenover de mensen mij zal verloochenen, zal verloochend worden tegenover de engelen van God.
Ieder die iets kwalijks zegt over de mensenzoon, het zal hem vergeven worden; maar wie godslasterlijk spreekt over de heilige Geest-Adem, hem zal het niet vergeven worden.
Wanneer ze jullie voorleiden in de synagoge, voor overheden en machthebbers, wees dan niet bezorgd hoe of wat je als verdediging moet aanvoeren of wat je moet zeggen. Want de heilige Geest-Adem zal jullie, juist in dat uur, leren wat nodig is te zeggen.
Jezus gaat verder met zijn gesprek. Hij probeert zijn leerlingen iets te vertellen over één-heid, over een diepe, intense éénheid tussen G-d en de mens (ja ook jij). Het is een leven-gevende éénheid, een intimiteit, waarvan Jezus de verbindende schakel wil zijn, zodat wij die éénheid tot in de diepte zouden kunnen beleven. Maar een medaille heeft twee zijden: hoe mooi die éénheid ook kan zijn, zo broos en kwetsbaar is ze ook. Verloochening zal alle verbinding verbreken, met de bijhorende pijn en kwetsuren tot gevolg.
En toch, in die éénheid is er ontzaglijk veel ruimte voor vergeving, zolang het niet raakt aan de goddelijke Geest. Jezus zet zichzelf helemaal aan de kant: het gaat niet om laster over mij, zegt hij, dat zal vergeven worden, maar raak niet aan de Geest-Adem, dat is aan G-d zelf! Dat is godslasterlijk en snijdt diep, onvergeeflijk diep.
Als je op cruciale momenten twijfelt, het niet meer gezegd krijgt (of durft) of het niet meer weet, wees dan niet bezorgd (dat vervreemdt en werkt verlammend). Die éénheid is immers geen mensenwerk, zij komt van elders. En ook dan zal de Geest er zijn…