Lc.11,37-41 (12/10/2021)
Nadat Jezus zo sprak, vroeg een farizeeër of hij bij hem wou komen eten. Hij kwam het huis binnen en ging meteen aanliggen. De Farizeeër merkte dit op en verwonderde zich dat hij vóór de maaltijd niet eerst zich [de handen] waste [zoals een door de farizeeën opgelegde regel het stelde].
Maar de heer zei tot hem: “En jullie dan?! Jullie Farizeeën reinigen wel de buitenkant van beker en bord, maar jullie binnenkant is vol hebzucht en slechtheid! Stukken onverstand! Heeft hij die de buitenkant maakte ook niet de binnenkant gemaakt? Geef dus liever de binnenkant in barmhartigheid, dan zul je zien dat alles rein is.”
Jezus vaart nogal uit over iets wat toch maar een detail lijkt. Het was nu eenmaal de gewoonte om de handen te wassen eer aan tafel te gaan. Eigenlijk een hygiënische maatregel, waar dan een religieus tintje werd aan gegeven (gebeurt nu ook nog, alleen heet dat religieus tintje nu wetenschap).
Kan Jezus daar wat tegen hebben?
In het Evangelie wordt voldoende duidelijk dat Jezus helemaal niet tégen zijn eigen geloof optreedt. Integendeel: hij wil het in z’n oorspronkelijkheid – radicaliteit – beleefd zien. Daarom roept hij de mensen op tot ‘bekering’, ommekeer, terug naar de oorsprong dus. En daar hoort óók bij dat de innerlijke beleving in eenklank is met de uiterlijke vormgeving daarvan.
Een geloof dat zich niet laat zien in uiterlijk gedrag, is alleen maar vroom gepraat. Gods-dienst móet zich vertalen in vormen en structuren. Maar wie denkt er te zijn door alleen maar het uiterlijk gedrag na te doen, die mist de kern van de zaak.
Als het niet klopt aan de bínnenkant, dan windt Jezus zich op. (Als het wel klopt aan de binnenkant, volgt de buitenkant vanzelf.) Zou hij zich over mijn leven op te winden hebben?
Lc.11,27-28 (15/08/2024)
27 Toen hij zo aan het spreken was,
verhief een vrouw uit de menigte haar stem
en zei hem:
“Zalig de schoot die jouw gedragen heeft
en de borsten waaraan jij hebt gedronken!”
28 Jezus antwoordde:
“Ja, sterker nog:
Zalig wie luisteren naar Gods woord
en het be-waren!”
Twee uitspraken die allebei geldig zijn voor Maria, wiens hoogfeest wij vandaag vieren. De eerste gaat over fysiek moederschap; de tweede eerder over een symbolisch moederschap (dat zich wel concreet ver-daad-werkelijkt).
In sommige vertalingen lijkt het wel of Jezus het eerste verwerpt, of toch minstens duidelijk ondergeschikt maakt aan het tweede. Maar dat staat er niet! Jezus bevestigt wel degelijk ook het fysieke moederschap, maar voegt er dan inderdaad iets aan toe. Waarom zou hij ze ook uit elkaar halen? In zijn eigen moeder zag hij voortdurend hoe dat fysieke en dat symbolische moederschap ook feitelijk konden samengaan.
Daarom wordt Maria ook zo terecht een voorbeeld voor alle moeders – en mutatis mutandis ook voor alle Christenen. Daarom wordt ze ook zo ‘de hemel in geprezen’ – door álle Christenen (alleen hebben de Rooms-Katholieken er (pas in 1950!) een dogma van gemaakt). Daarom mag het vandaag dus feest zijn, voor Maria én voor de moeders!
Lc.16,19-31 (25/09/2022)
Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven. Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!” Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”
Er is een rijke (zonder naam) die in zijn eigen bubbel leeft. Wat er om hem heen gebeurt, ziet hij niet. En er is een arme (genaamd Lazarus) die vergeefs naar de restjes van de rijke verlangt. Dan sterft de arme en draaien de rollen zich om. De arme wordt geborgen in de schoot van Abraham en deze voert voor de arme nu het woord. De rijke krijgt een mooie begrafenis maar wordt dan geworpen in de ellende. Hij moet zelf zijn woord voeren, maar het brengt hem niet verder. Hem wordt een onoverkomelijke grens aangeduid. En als hij dan uiteindelijk verder kijkt dan zijn eigen hachje en om zijn broers bekommerd raakt, wordt hem duidelijk gemaakt waar het ten diepste op aan komt: luisteren en omkeren.
Het gaat er niet om dat de verschillen worden opgeheven, maar wel
- dat er weet is van de ander, begrip en respect voor elkaar.
- dat mensen elkaar zien, zich omkeren naar, en inleven in de ander.
- dat er geluisterd wordt over en weer en men zich naar elkaar keert.
Zelfs over de dood heen kan het verhaal dan verder gaan opdat ook anderen luisteren en omkeren.
Lc.12,8-12 (21/10/2023)
8 Ik zeg jullie
[ging Jezus verder tegen zijn leerlingen]:
Ieder die zich tegenover de mensen
zal uitspreken als één met mij,
als één met hem zal de mensenzoon zich uitspreken
tegenover de engelen van God.
9 Maar wie tegenover de mensen
mij zal verloochenen,
zal verloochend worden
tegenover de engelen van God.
10 Ieder die iets kwalijks zegt over de mensenzoon,
het zal hem vergeven worden;
maar wie godslasterlijk spreekt over de heilige Geest-Adem,
hem zal het niet vergeven worden.
11 Wanneer ze jullie voorleiden
in de synagoge, voor overheden en machthebbers,
wees dan niet bezorgd
hoe of wat je als verdediging moet aanvoeren
of wat je moet zeggen.
12 Want de heilige Geest-Adem zal jullie,
juist in dat uur,
leren wat nodig is te zeggen.
Jezus gaat verder met zijn gesprek. Hij probeert zijn leerlingen iets te vertellen over één-heid, over een diepe, intense éénheid tussen G-d en de mens (ja ook jij). Het is een leven-gevende éénheid, een intimiteit, waarvan Jezus de verbindende schakel wil zijn, zodat wij die éénheid tot in de diepte zouden kunnen beleven. Maar een medaille heeft twee zijden: hoe mooi die éénheid ook kan zijn, zo broos en kwetsbaar is ze ook. Verloochening zal alle verbinding verbreken, met de bijhorende pijn en kwetsuren tot gevolg.
En toch, in die éénheid is er ontzaglijk veel ruimte voor vergeving, zolang het niet raakt aan de goddelijke Geest. Jezus zet zichzelf helemaal aan de kant: laster over mij doet er niet toe, zegt hij, dat zal vergeven worden, maar raak niet aan de Geest-Adem, dat is aan G-d zelf! Dat is godslasterlijk en snijdt diep, onvergeeflijk diep.
Als je op cruciale momenten twijfelt, het niet meer gezegd krijgt (of durft) of het niet meer weet, wees dan niet bezorgd (dat vervreemdt en werkt verlammend). Die éénheid is immers geen mensenwerk, zij komt van elders. En ook dan zal de Geest er zijn…
Lc.14,12-14 (31/10/2022)
En tegen degene die hem had uitgenodigd, zei Jezus: “Wanneer je een gastmaal inricht, nodig dan niet je vrienden of broers uit, ook niet je verwanten of rijke buren, want zij kunnen op hun beurt jou uitnodigen en zo krijg je terugbetaling.
Maar als je een gastmaal inricht, nodig dan armen, gebrekkigen, lammen en blinden uit. Gezegend zul je zijn!, want zij hebben niets om je terug te geven. Het zal je teruggegeven worden in de opstanding van de rechtvaardigen.
We krijgen hier het vervolg van zaterdag, waar Jezus het tegen zijn mede-gasten had over eenvoud en nederigheid. Hier gaat hij verder tegen zijn gastheer en heeft het over eenvoud en gulheid, gratuiteit.
Geef, zomaar, zonder berekening, zonder verwachting van terugkrijgen, zelfs zonder verwachting van dank.
Om het ‘effect’ daarvan te kennen, is het nutteloos dat ik dat hier beschrijf. Het valt in geen 1000 lettertekens te beschrijven, zelfs niet in 100.000! Je kunt het alleen leren kennen door het te doen …

