Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.11,1-13 (24/07/2022)
Eens was Jezus ergens aan het bidden. Toen hij opgehouden was, vroeg een van zijn leerlingen: “Heer, leer ons bidden, zoals Johannes dat ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”
Hij zei hen: “Telkens wanneer jullie bidden, zeg dan:
Vader,
laat geheiligd worden jouw naam,
laat komen jouw koninkrijk.
Geef elke dag weer
ons brood voor de komende dag,
en vergeef ons onze verwijdering [zonde]
– zelf vergeven wij ieder die ons iets schuldig is –
en laat ons niet ingaan op beproeving.”
En Jezus ging verder.
“Stel, je hebt een vriend
en midden in de nacht ga je naar hem toe en vraagt:
“Vriend, leen mij drie broden,
want een andere vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen
en ik heb niets om hem voor te zetten.”
Zou die dan van binnenuit antwoorden:
“Doe mij die moeite niet aan!
De deur is al gesloten
en mijn kinderen en ik zijn al in bed,
ik kan niet opstaan om ze je te geven.”?
Ik zeg jullie:
Zelfs al zou hij niet opstaan en het hem geven
omdat het zijn vriend is,
dan nog zou de onbeschaamdheid hem oproepen
en zal hij hem geven zoveel als hij nodig heeft.
Ik druk jullie op je hart:
Vraag en je zult krijgen,
zoek en je zult vinden,
klop en er zal je worden opengedaan.
Want iedere vragende ontvangt,
iedere zoekende vindt,
voor iedere kloppende zal er opengedaan worden!
Welke vader onder jullie zal,
als je zoon om brood vraagt,
hem een steen geven?
Als hij om vis vraagt,
geef je hem toch geen slang?
Als hij om een ei vraagt,
geef je hem toch geen schorpioen?
Als jullie dan – ook al zijn jullie slecht –
goede gaven weet te geven aan jullie kinderen,
hoeveel te meer zal de hemelse Vader
heilige Geest geven
aan wie hem daarom vragen?!”
Omdat het zondag is, springen we van Matteüs even over naar het Lucasevangelie. Maar toch komen we weer in een vergelijking terecht. Jezus gebruikt ze veel – open ik even zovele keren mijn oren en mijn hart?
In die wereld ‘in het verlengde van G-d’ mag er blijkbaar ferm aangeklopt worden! Ik aan G-d’s oor – en hij aan het mijne? Genegenheid en waarachtige betrokkenheid opent immers deuren.
We mogen echter niet uit het oog verliezen dat Jezus deze gelijkenis niet zomaar voor om het even wat gebruikt, maar in de context van bidden. Wie ín die liefdesrelatie met G-d gaat staan, díe mag alles vragen en voor díe zal de deur altijd open gaan. Als ik zelf ‘buiten’ blijf staan, hoe kan G-d dan ‘binnen’ komen? Als ik geen daad-werkelijke verbinding met Jezus aanga, hoe kan hij dan een rol spelen in mijn leven? Aan je geliefde kun je toch meer vragen dan aan zomaar iemand?!
Bid dus … in zijn Geest …
Lc.2,22-(31-)40 (2/02/2024)
22 Toen de dagen van hun reiniging vervuld waren
[40 dagen na de geboorte],
brachten zij hem naar Jeruzalem
– volgens de wet van Mozes [Lev.12,1-8] –
om hem voor te stellen aan de Heer.
23 – Zoals geschreven staat in de wet van de Heer [Ex.13,2-15]:
Al het eerstgeborene van het mannelijk geslacht
aan de Heer worden toegewijd. –
24 en om – volgens de wet van de Heer –
de offerande te brengen:
een koppel tortels of twee jonge duiven.
[= zoals voor armen was bepaald]
25 Kijk!
In Jeruzalem woonde iemand die Simeon heette.
Hij was een rechtvaardige en een toegewijd gelovige man
die uitzag naar de vervulling voor Israël [de messias]
en de heilige Geest was met hem.
26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard
dat hij niet zou sterven
voor hij de gezalfde[christos/messiah] van de Heer
zou hebben gezien.
27 In die geest kwam hij naar de tempel
en toen zijn ouders de boreling Jezus binnenbrachten
om de gewoonten van de wet aan hem te voltrekken,
28 ontving ook hij het in zijn armen.
Hij loofde God en zei:
29 “Nu maak jij je dienaar vrij, in vrede, meester
– volgens jouw woord.
30 Want mijn ogen hebben jouw bevrijding [soteria] gezien
31 die jij bereid hebt voor alle volken:
32 een licht, tot verlichting van de volken
en tot heerlijkheid van jouw volk Israël.”
33 Zijn vader en moeder stonden verwonderd
over wat er van hem werd gezegd.
34 Simeon zegende hen
en zei tegen Maria:
“Kijk! Deze ligt hier
tot val en opstanding van velen
en tot teken dat weersproken wordt,
35 zodat de innerlijke overwegingen van velen
aan het licht zullen komen.
– En ook je eigen ziel
zal door een zwaard worden doorboord.”
36 Er was ook een profetes: Hanna,
dochter van Fanuël, van de stam van Aser.
Ze was hoogbejaard:
na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
37 Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar.
Nooit ging ze weg van de tempel
en ze diende de Heer nacht en dacht
met vasten en gebed.
38 Juist op dat moment kwam zij er bij staan.
Antwoordend, loofde zij God
en sprak over hem
tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
39 Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht,
keerden ze terug naar Galilea,
naar hun stad, Nazaret.
40 Het kindje groeide op en werd gesterkt,
het werd vervuld van wijsheid
en de genade van God was met hem.
We staan even stil bij die eenvoudige, maar boeiende figuur van Simeon. zijn gebed – bekend in z’n Latijnse woorden ‘Nunc dimittis’ – wordt in de getijden elke avond bij de dagsluiting gebeden. Het is een gebed van overgave, maar geen overgave in het ijle, maar in een dankbare vervulling.
We kunnen nu denken dat dat voor hem makkelijk was. Als je een mooie leeftijd bereikt en de vervulling van je leven onder ogen mag zien, dan lijkt het niet zo moeilijk om dankbaar te zijn. Maar dan vergeten we dat dit mooie orgelpunt er maar komt na een heel leven.
Die ‘vervulling’ aan het eind ‘zag’ hij in een kleine baby. Daar was dus eigenlijk niet zoveel te zien! Maar hij had léren kijken. Hij had zich in zijn leven láten vervullen door de Geest en hij had zich láten drijven door die Geest. Het is dan pas – doorheen dat levenslange groeiproces – dat hij kan zeggen: nu is alles Go(e)d, nu ‘zie’ ik G-ds Heil.
Misschien kunnen wij samen met hem bidden …
(met een voor de gelegenheid wat poëtischer vertaling:)
Nu maak Jij vrij je dienaar, Heer,
jouw Woord getrouw geef Jij hem vrede.
Nu mogen mijn ogen aanschouwen
het Heil dat Jij hebt bereid voor jouw mensen,
het Licht dat heel jouw volk doet stralen.
Lc.4,14-22a (7/1/2021)
In de kracht [dynamiek] van de geest keerde Jezus terug [van zijn verblijf in de woestijn] naar Galilea.
Dat nieuws verspreidde zich door de hele streek. Hij gaf onderricht in hun huizen van samenkomst [synagoge]
en hij werd door allen geroemd.
Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid. Zoals hij gewoon was, ging hij op de dag van de sabbat
binnen in het huis van samenkomst. Hij stond op om voor te lezen en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja.
Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat:
De geest van de Heer is over mij gekomen – hij heeft mij gezalfd, om de bevrijdende boodschap te verkondigen aan wie zich arm weten.
Hij heeft mij gezonden om wie gebroken is te genezen, om wie gevangen zit vrijlating te melden,
om wie blind is het zicht terug te geven, om wie verdrukt wordt te bevrijden; om af te kondigen een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
Hij rolde het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in het huis van samenkomst
waren aandachtig op hem gericht. Hij begon nu tegen hen te spreken:
“Vandaag is voor jullie oren dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”
Allen vielen hem bij en verwonderden zich over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen, en ze zeiden: “Is dat niet de zoon van Jozef?”
Dit hele gebeuren wordt nogal in detail en met een zekere plechtigheid verhaald – terwijl het in feite maar heel kort duurt.
Ongetwijfeld doet Lucas dat juist om aan te geven dat het, hoe klein het ook lijkt, wél een grote gewichtigheid heeft!
Die tekst van de profeet Jesaja werd al zo’n 500 jaar voorgelezen. Jezus zelf had hem ook al talloze keren gehoord
– misschien zelf voorgelezen. Hij was daar tenslotte waar hij was opgegroeid en dus zo’n 30 jaar had geleefd.
(Er staat ook letterlijk: “Zoals hij gewoon was …”) Wat maakt die ene keer dan nu het verschil, dat Lucas er zo plechtig over doet?
Het is dat ene, kleine woordje “vandaag”!
Om het even welke tekst of gebeurtenis wordt radicaal anders als ik die ‘vandaag’ tot vervulling laat komen.
Je moet het alleen ‘gezien hebben’ dat ‘vandaag’ er het moment voor is. Jezus hád het gezien, doordat zijn ‘oog helder was’ (zie commentaar gisteren).
Hij kwam immers net terug van zijn gebedstijd in de eenzaamheid.
Zal ík zien wat ik ‘vandaag’ tot vervulling moet roepen?
Lc. 8,4-15 (18/09/2021)
Mensen uit allerlei steden kwam op hem af, zodat zich een grote menigte verzamelde. Hij vertelde hen een gelijkenis:
Een zaaier ging uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een deel op de weg. Het werd vertrapt en de vogels aten het op. Een ander deel viel op rotsige grond. Toen het begon te groeien verdorde het omdat het onvoldoende water had. Weer een ander deel viel tussen de dorens. Die groeiden mee op en verstikten het opkomende graan. Maar een deel viel in goede aarde en toen het volgroeid was bracht het buitengewoon veel vrucht voort.
Hierna riep Jezus uit: “Wie oren heeft om te horen, laat hij luisteren!”
Zijn leerlingen vroegen hem nu: “Wat bedoelt deze gelijkenis?”
Hij antwoordde: “Jullie, die leerling willen zijn, is het gegeven de verborgenheden van het koninkrijk van God te leren kennen. Tot de anderen spreek ik in gelijkenissen omdat zij ziende niet zien en horende niet verstaan.
Dit bedoelt nu deze gelijkenis: Het zaad is het woord van God. Die langs de weg zijn zij die het horen. Maar dan komt de tweedrachtzaaier en neemt het woord weg uit hun hart, zodat ze niet tot innerlijk vertrouwen zouden komen en behoed worden. Die op rotsige grond zijn zij die, wanneer zij het horen, het woord met vreugde ontvangen, maar geen wortel hebben. Voor een tijdje staan ze in dat vertrouwen, maar in een tijd van beproeving, nemen zij er afstand van. Die tussen de dorens vallen zijn zij die het horen, maar gaandeweg verstrikt raken in de zorgen of de rijkdom en genietingen van het leven en daardoor niet voldragen raken. Die in goede aarde vallen zijn zij die het woord horen en het behouden in een goed hart en daardoor duurzaam vrucht dragen.”
Er is blijkbaar een verschil tussen zij die leerling willen zijn, en zij die op hem afkomen om te horen. Aan elk van hen wordt de gelijkenis verteld, maar het koninkrijk van God leren kennen, is alleen gegeven aan hen die leerling willen zijn: “Wie oren heeft om te horen, laat hij luisteren!” Horen alleen is dus niet voldoende er moet ook geluisterd worden en dat kan op verschillende manieren.
Je kan luisteren met je oren, dan hoor je een verhaaltje maar denkt er waarschijnlijk het jouwe van. Je kan ook luisteren met je verstand, dan ga je het ganse verhaal rationeel ontleden en openleggen. Ten slotte kan je ook luisteren met je hart, open, ontvankelijk en gericht op G-d. Het is dit ‘luisteren met het hart’ dat niet aan iedereen gegund is, alleen aan wie leerling wil zijn. Al luisterend wordt voor hen een tipje van de sluier opgelicht. Het geheimenis van een G-d die zich eindeloos uitstrooit, meedeelt, aanbiedt, wordt stap voor stap ontsloten. Een G-d die niet op zoek gaat naar vruchtbare grond maar onvoorwaardelijk geeft en doet leven, vol vertrouwen en vruchtbaar.
Lc. 4,16-30 (31/08/2020)
In die tijd kwam Jezus in Nazaret, waar Hij was grootgebracht,
ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.
Ze reikten Hem de boekrol van de profeet Jesaja aan. Hij opende de rol en vond de plaats waar geschreven stond:
De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft.
Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken,
en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.
Daarop rolde Hij het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten.
In de synagoge waren aller ogen gespannen op hem gevestigd. Toen begon Hij hen toe te spreken: 'Het Schriftwoord
dat je zojuist gehoord hebt, is thans in vervulling gegaan.' Allen bevestigden Hem hun instemming en verbaasden zich,
dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden. Ze zeiden: 'Is dat dan niet de zoon van Jozef?'
Hij zei hun: 'Natuurlijk zult ge Mij dit spreekwoord voorhouden: Geneesheer, genees jezelf.
Doe al wat, maar wij hoorden, in Kafarnaum gebeurd is, nu ook hier in jouw vaderstad.'
Maar Hij gaf er dit antwoord op: Voorwaar, Ik zeg je: geen profeet is heilzaam voor zijn eigen vaderstad.
En het is waar wat Ik je zeg: in de tijd van Elia immers, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten bleef
en een grote hongersnood uitbrak over het hele land, waren er veel weduwen in Israel; toch werd Elia tot niemand
van hen gezonden, behalve tot een weduwe in Sarepta in het gebied van Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er vele melaatsen in Israel;
toch werd niemand van hen gereinigd, behalve de Syrier Naaman.'
Toen ze dit hoorden, werden allen die in de synagoge waren, woedend. Ze sprongen overeind, joegen Hem de stad uit
en dreven Hem voort tot aan de steile rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem daar in de afgrond te storten.
Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.
De spanning stijgt ten top wanneer Jezus het woord neemt. Ze kennen hem van kindsbeen af. Hij weet wat er bij hen leeft.
Terwijl hij spreekt zien zij het voor hun ogen gebeuren: geen zieken meer, vrijheid, armoede die verdwijnt … enz.
Hij spreekt hen toe, bevestigt wat er geschreven staat en getuigt vol vuur over dat wat hem te doen staat.
Ze verstaan het – denken ze – maar wat een opdoffer als hij hen waarschuwt dat het níet zo zal lopen.
Dat de geschiedenis telkens weer uitwijst dat het zo níet werkt, dat je in eigen kring, werk, woonplaats, … geen ruimte zal krijgen. Woede alom!
Wij mensen zijn blijkbaar nog geen haar veranderd! Dit is o zo herkenbaar (vanuit beide perspectieven).
Hoe vrij en ontvankelijk ben je voor nieuwe of andere ideeën – hoe levengevend deze ook zouden kunnen zijn?
Hoeveel ruimte krijg je zelf om jouw ideeën en dromen te realiseren? Wat als ze verworpen worden?
Wat als mensen zich tegen jou keren? Ben je dan nog zo vrij en overtuigd om midden tussen hen door te gaan,
die vertrouwde plek te verlaten zonder je overtuiging, je droom te verliezen!
Lc.8,16-18 (20/09/2021)
Niemand die een lamp aansteekt, bedekt haar of zet haar onder een bed,
maar hij plaatst haar op een staander, zodat al wie binnenkomt het licht ziet.
Want niets is verborgen dat niet zichtbaar zal worden;
niets is geheim dat niet bekend en openbaar zal worden.
Kijk dus uit hoe jullie luisteren!
Want wie [de houding van de leerling] heeft,
hem zal [de kennis van Gods koninkrijk] gegeven worden.
En wie niet [de houding van de leerling] heeft,
hem zal zelfs nog ontnomen worden
wat hij dacht [aan kennis over Gods koninkrijk] te hebben.
Jezus volgen, dat kan blijkbaar niet in het verborgene: je zet een lamp toch niet zomaar willekeurig ergens neer en al zeker niet daar waar je ze niet ziet. Je zet ze op die plek waar ze het duister verdrijft en waar ze de ruimte (van leven) verlicht.
Dat klinkt heel logisch met ander woorden: Laat het koningschap nu maar oplichten.
Kijk dus uit! Zie, hoor en voel hoeveel go(e)d er gebeurt tussen mensen, in relaties.
Let, op wat je hoort.
Let, op de manier waarop je luistert,
Laat je eigen beperkte menselijke logica los. Laat los dat wat je hebt, en treedt binnen in de goddelijke logica.
Zo zal wat je hebt intenser worden en zichtbaar. Het zal jou doen leven en leven geven aan anderen