Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc. 6,6-11 (7/09/2020)
Op een sabbat ging Jezus naar de synagoge, waar hij onderricht gaf.
Daar was ook iemand met een verschrompelde rechterhand.
De schriftgeleerden en Farizeeën letten op hem om te zien of hij op sabbat iemand zou genezen,
want dan zouden ze hem op grond daarvan kunnen aanklagen.
Maar hij kende hun gedachtegang en zei tegen de man met de verschrompelde hand:
“Sta op en kom in het midden staan.” Dat deed de man.
Tegen de Farizeeën en schriftgeleerden zei hij: “Ik vraag jullie of men op sabbat goed mag doen of kwaad,
of men een leven mag redden of verloren laten gaan?”
Nadat hij hen een voor een had aangekeken, zei hij tegen de man: “Strek je hand uit.”
Dat deed hij en er kwam weer leven in zijn hand.
De schriftgeleerden en Farizeeën raakten vervuld van onzinnigheid en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen.
“Ze raakten vervuld van onzinnigheid”, zo staat er letterlijk te lezen – meestal vertaald met ‘buiten zinnen (van woede)’. Dat is ook wat er feitelijk gebeurt!
Zelfs binnen hun eigen gedachtegang (die Jezus natuurlijk door heeft), klopt hun reactie niet. Op sabbat mag men niet werken, dus ook niet iemand genezen.
Maar Jezus ‘doet’ eigenlijk niets! (’t Is te zeggen: hij onderricht – ook ín het gebeuren met de zieke – en dat mag wél.)
Het kan geen toeval zijn dat Lucas twee keer schrijft: “Jezus zégt” en “de man dééd”.
Geen speld tussen te krijgen – eigenlijk. Oók niet tussen zijn onderricht: “Mag je op sabbat goed doen of kwaad?”
Vanwaar dan hun ‘vervuld worden van onzinnigheid’?
We hoorden het al dikwijls: vreemd genoeg, maar goedheid roept kwaadheid op bij wie niet de eenvoud maar de eigen complexen voorop laat staan.
Voor de schriftgeleerden en Farizeeën ging het eigenlijk allemaal om ‘gezag hebben’ (lees: ‘macht’) (waar ze ook onderling elkaar over betwistten).
En dan komt daar die Jezus, die zich in geen ‘kamp’ laat steken, zomaar onder hun neus (!) dat gezag ondermijnen …
Wat zou Jezus’ gedachtegang zijn geweest …?
Lc. 6,20-26 (09/09/2020)
Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: 'Zalig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God.
Zalig jullie die honger hebben, want je zult verzadigd worden. Zalig wie nu huilt, want je zult lachen.
Zalig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen.
Wees verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap, want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de hemel.
Vergeet niet dat hun voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben behandeld. maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad.
Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult hongeren. Wee jullie die nu lachen, want je zult treuren en uilen.
Wee jullie wanneer alle mensen lovend over je spreken, want hun voorouders hebben de valse profeten op dezelfde wijze behandeld.
Zalig(!), deze woorden voeren naar de meest eenvoudige essentie – dat wat allerminst zalig wordt geprezen door onze maatschappij.
Ze zetten me in beweging (‘en marche’ zo wordt het vertaald door Chouraqui), naar hen die aan de rand staan – de ‘rafelrandmensen’.
Daar is het te doen! Daar, te midden van die ‘loosers’, in de armoede, de honger, het verdriet en de haat,
daar krijgt het mysterie van het Rijk der hemelen concreet vorm – oh wee als het draait om rijkdom, verzadiging, lof en aanzien.
(Oeps … draait het niet juist allemaal daarom in onze wereld?).
Wat een tegenstelling!
Meer dan tweeduizend jaar theologie en heel wat wetenschappelijk studiewerk hebben we achter ons, maar de zaligen – die van het evangelie –
wijzen ons waar het op aankomt. Kijk naar de wereld vanuit óns perspectief. Je zal verwonderd zijn! Maar wees gewaarschuwd, want zo naar de wereld kijken,
heeft consequenties! Het zal jou uit je comfortzone halen, de juiste verhouding duidelijk maken en je doen beseffen: Wie anders zal de hemel dragen?
Lc. 6,27-38 (10/09/2020)
'Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten,
zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen.
Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt, ook je onderkleed niet.
Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt.
Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben?
Want ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. En is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie?
Ook de zondaars handelen zo. En is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten?
Ook zondaars lenen geld aan zondaars in de verwachting alles terug te krijgen.
Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond,
en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is.
Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is. Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden.
Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. Geef, dan zal je gegeven worden;
een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en onvervolle maat zal je worden toebedeeld.
Want de maat die je voor anderen gebruikt zal ook voor jullie worden gebruikt.'
Mag het ietsje meer zijn? Ietsje meer Liefde?
Wat zou er gebeuren als we in onze tegenstander een medemens ontdekken en voor hem bidden?
Als we met elkaar in relatie gaan vanuit het ‘weten’ dat ik en hij als mens bemind worden?
Dan wordt de radicaliteit van de liefde zichtbaar: ‘de maat van de liefde, is liefde zonder maat!’
Mag het ietsje meer zijn? Ietsje meer Verbondenheid?
Wat zou er gebeuren als de Verbondenheid met de Bron van Léven model mag worden voor onze verbondenheid met elkaar?
Als we daadwerkelijk daarvoor kiezen? Dan wordt het mogelijk om in te gaan tegen vernietigende krachten (geweld, haat, afgunst …).
Dan kan er bewust geïnvesteerd worden in krachten die liefde uitstralen.
Ja, graag, dat ietsje meer! Want dát – liefdevol en Verbonden Léven – zal hét verschil maken en ruimte creëren voor G-d.
Lc.6,36-38 (1/3/2021)
Word mede-lijdend
zoals ook jullie Vader mede-lijdend is.
Oordeel niet
en je zult niet geoordeeld worden.
Veroordeel niet
en je zult niet veroordeeld worden.
Spreek vrij
en je zult vrijgesproken worden.
Geef
en er zal je gegeven worden.
Een goeie maat zullen ze je in de schoot werpen,
geschud, aangestampt en overlopend.
Want met de maat waarmee jullie meten,
zul je ook gemeten worden.
Ken je het fenomeen ‘geef-challenge’? Je wordt er uitgedaagd om elke dag iets weg te geven.
Het mag van alles zijn: cadeautjes, een boek dat je gelezen hebt, dingen die reeds maanden in je kast liggen
en die je toch niet meer gebruikt enz. Mooi toch? Ja! Nochtans gaat het hier niet over die (materiele) orde van geven.
Maar misschien mag het ook tijd, aandacht en leven zijn dat je geeft. En dan wordt het interessant
want dan gaat het niet langer over jezelf, over wat jij teveel hebt. Dan is het de ander die je g(l)even mag bepalen
en laat jij je door de ander bewegen. H/zij mag je tot in het diepst van je zijn (tot in je ingewanden) raken
zodat je gaat mee-lijden en het oordelen en veroordelen achterwegen laat.
Dan wordt de maat van G-ds volmaakte omgang met de mens de toetssteen voor de maat die wij gebruiken in de omgang met de ander: dan zal er gegeven worden een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat! Dus niet een beetje…maar een overvloed!
Lc. 6,39-42 (11/09/2020)
In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor: 'Kan soms de ene blinde de andere leiden? Vallen dan niet beiden in de kuil? De leerling staat niet boven zijn meester; maar zal hij ten volle gevormd zijn als hij gelijk is zijn meester. Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog? Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: 'Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt?' Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog; dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit.'
De balk en de splinter. Ze hebben níets aan actualiteit ingeboet. Dit zegt heel veel over ons mens-zijn –
hoe hardnekkig en halsstarrig we zijn. En net nu worden we geappelleerd om Jezus go(e)d-zijn te erkennen.
Hem als leraar te aanvaarden. Kijkend vanuit zijn perspectief vraag ik me af waarom ik zo fel reageer op misstappen van een ander?
Brengen ze misschien de eigen misstappen aan het licht? Diegene die ik nu net vakkundig had weggestopt?
Heeft de splinter van de ander méér te maken met mijn balk dan ik zelf zou willen toegeven?
Ooit hoorde ik: ‘Als je met je vinger verwijtend naar een ander wijst, weet dan dat er tenminste drie vingers verscholen naar je zelf terugwijzen.’
Maar naar de ander wijzen gaat zóveel gemakkelijker dan te kijken naar mezelf. Het zijn toch de anderen – en in de wereld van vandaag
zijn er heel wat kandidaten om dat in te vullen – die fout bezig zijn!
Nochtans … alleen, als ik me onder de meester durf te zetten, als ik leef vanuit de goddelijke eenvoud van waaruit Jezus (voor)leefde,
zal ik de juiste volgorde kiezen nl. eerst zelfkritiek en dan … Liefde.
Lc. 6,43-49 (12/09/2020)
Jezus zei tot de menigte: ’Er is geen mooie boom die zieke vrucht draagt, en evenmin een zieke boom die mooie vrucht draagt.
Want iedere boom is herkenbaar aan zijn eigen vrucht. Van een doornstruik plukt men geen vijgen en van een braamstruik oogst men geen druiven.
Een goed mens haalt uit de voorraad van zijn goede hart het goede tevoorschijn, en een slecht mens uit zijn slechte hart het slechte;
want waar iemands hart vol van is, daarvan spreekt zijn mond.
Waarom roepen jullie Heer! Heer! tegen mij en doen jullie niet wat ik zeg? Iedereen die bij mij komt, mij hoort en doet wat ik zeg –
ik zal jullie laten zien op wie zo iemand lijkt. Hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en de fundering op de rots legde.
Toen kwam er een overstroming en de rivier beukte tegen het huis, maar kon het niet aan het wankelen brengen, want het was goed gebouwd.
Maar wie hoort en niet doet, lijkt op iemand die een huis zomaar op de grond bouwde, zonder fundering:
de rivier beukte ertegen en meteen stortte het in, en dat huis werd één grote ruïne.’
De vlakterede van Lucas eindigt met een lastige uitdaging aan ons adres.
Er zijn daar op die vlakte – en in de boot op het meer – heel wat woorden gesproken. Vele verhalen en gelijkenissen werden er verteld.
De vraag is: wat ga ík daar nu mee doen?
Voeg ik de daad bij het woord? Maak ik, in mijn leven, de keuze om écht te horen (naar zijn woorden) én waarachtig te handelen (vanuit de schat van goedheid).
Of blijven het mooie, vrijblijvende verhaaltjes? Aan ieder van ons de keuze.
De scheidingslijn ligt ergens midden tussen ‘horen en niet doen’ en ‘horen en doen’.
Maar zijn Woorden laten doordringen tot in je handelen, gaat niet zomaar. Daarvoor is een stevig fundament nodig.
Een diep verankerd fundament of een fundamenteel G-dsvertrouwen. Dat geeft je de nodige draagkracht en weerbaarheid.
Vanuit dat vertrouwen zullen Jezus woorden verinnerlijkt, herkauwd en doorleefd kunnen worden. Daar mag je zeker van zijn!
Jezus zelf heeft het immers voorgeleefd, waargemaakt. Hij heeft de Woorden gemaakt tot een doorleefde realiteit.