Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.20,27-40 (19/11/2022)
Nu kwamen er naar Jezus enige van de sadduceeën, die [als religieuze stroming voor wie enkel de eerste vijf boeken van de Schrift bepalend waren] tegenspreken dat er een opstanding [uit de dood] bestaat. Ze vroegen hem: “Meester, Mozes heeft voor ons geschreven: Als iemands broer sterft en die had een vrouw maar bleef kinderloos, dan moet zijn broer diens vrouw huwen en nakomelingen verwekken voor zijn broer. [Deut.25,5-10]
Nu waren er zeven broers. De eerste huwde en stierf kinderloos. De tweede huwde haar, en de derde en zo lieten alle zeven geen kinderen na toen ze stierven. Het laatst stierf ook de vrouw. Die vrouw nu, bij de opstanding, van wie van hen wordt zij de vrouw, want alle zeven hebben haar toch als vrouw gehad?”
Jezus antwoordde hen: “De kinderen van deze tijd huwen en worden ten huwelijk gegeven, maar wie waardig geacht worden deel te hebben aan díe tijd van de opstanding uit de dood, huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven. Want ze kunnen ook niet meer sterven, want ze zijn aan engelen gelijk. Ze zijn kinderen van God nu ze kinderen van de opstanding zijn.
Dát de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes aangeduid bij de [Godsontmoeting bij de brandende] braamstruik, wanneer hij God noemt: de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. [Ex.3,6] God is toch geen God van doden, maar van levenden? Ja, voor hem leven allen!”
Enige schriftgeleerden antwoordden daarop: “Meester, dat heb je goed gezegd”, en ze durfden hem niets meer te vragen.
(We hadden dit Evangelie ook op zondag 6 november. Het commentaar van toen blijft het overwegen waard!)
We ontmoeten ze iedere dag, Sadduceeën van vandaag, mensen die niet geloven dat er na de dood nog iets te beleven valt. Nochtans is de dood ontegensprekelijk verbonden met het leven. Als G-d ons uit Liefde tot leven gewekt heeft, dan is het ondenkbaar dat hij ons nadien in het niets zou laten vallen. Voor G-d zullen we altijd leven, eeuwig. Er ís dus leven na de dood, weliswaar geen voortzetting van het aardse leven. In de eeuwigheid bestaat er geen ‘nu’ en ‘later’. Leven in eeuwigheid is tijdloos leven IN zijn liefde. Het is leven van een andere categorie. De dood hoort inderdaad ontegensprekelijk bij het leven, maar nog veel meer hoort het leven bij de dood. Laten wij voor het leven na de dood geen kopie maken van het leven hier, maar laat het leven hier op aarde een kopie zijn van het leven dat ons te wachten staat, een leven waar alles spreekt van de Liefde, van Ik-zal-er-zijn.
Lc.4,24-30 (13/03/2023)
Daarop zei hij: “Zeker, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad.
Naar waarheid zeg ik jullie: In de dagen van [de profeet] Elia waren er veel weduwen in Israël toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef zodat er grote hongersnood kwam over heel het land. Toch werd Elia naar geen van hen gezonden [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17] maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël].
En ten tijde van de profeet Elisa waren er veel melaatsen in Israël. Toch werd geen enkele van hen gereinigd maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
Allen die in de samenkomst [synagoge] waren en dit hoorden raakten overvol woede. Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad. Ze dreven hem naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem van de steilte te gooien. Maar hij ging midden tussen hen door en trok weg.
Jezus komt met goedheid en de dringende uitnodiging goed te zijn voor elkaar. Ingewikkeld of schandalig kun je die boodschap moeilijk noemen. Maar toch wordt hij verworpen. Mensen beantwoorden goedheid niet altijd met goedheid. Dat lijkt nogal ‘des mensen’ te zijn. Jezus wijst er op dat ook in het Oude Testament de profeten daartegen opkwamen. Ook wijst hij er op dat degene die er wél ontvankelijk voor waren ‘vreemdelingen’ waren.
Ook dat lijkt ‘des mensen’ te zijn! Als ik rondom mij kijk, op zoek naar mensen die goedheid wél met goedheid beantwoorden, dan zullen dat niet altijd degenen zijn van wie ik het verwacht! Als ik mijn ogen en mijn hart sluit voor de/het vreemde, dan zal ik hun goedheid en ontvankelijkheid niet eens gezien hebben.
Ten slotte ook nog even hierop wijzen: wie tegen het ‘des mensen’ ingaat door Jezus’ goedheid wél te proberen navolgen, zal per definitie als ‘vreemd’ overkomen in zijn/haar omgeving. Ben ik bereid mij onder de ‘vreemdelingen’ te scharen?
Lc.10,38-42 (10/10/2023)
38 Terwijl ze verder trokken [naar Jeruzalem],
gebeurde het eens dat hij in een dorp kwam
waar een zekere vrouw die Marta heette
hem in haar huis ontving.
39 Ze had ook een zus die Maria heette.
Deze ging bij Jezus neerzitten
en luisterde naar zijn woorden.
40 Marta werd rondgetrokken door het vele bedienen.
Ze kwam er even bij staan en zei:
“Heer, doet het jou niets
dat mijn zus mij alleen laat met het bedienen?
Zeg dan toch tegen haar dat ze met mij meehelpt.”
41 Jezus antwoordde haar:
“Marta, Marta, wat ben je bezorgd
en laat je je verontrusten door zoveel dingen.
42 Nodig is één te zijn.
Maria heeft voor dit goed gekozen
en het zal haar niet ontnomen worden.”
Het is duidelijk dat Marta niets liever wil dan Jezus zo goed mogelijk ontvangen, maar eigenlijk wil ze ook – net als haar zus – de tijd krijgen om naar hem te luisteren. Dit zorgt voor een zekere onrust en ongenoegen in haar. Zo herkenbaar! Wie verlangt er niet naar om stil te vallen en de tijd te krijgen om te luisteren naar wat diep in je leeft aan verlangen? Er is echter nog zoveel te doen. Er liggen nog zoveel onafgewerkte zaken te wachten die ‘dringend’ moeten gebeuren. We worden er moe van. We voelen een zekere tweespalt tussen wat we doen en dat wat we diep van binnen altijd hebben willen doen.
Voor Jezus is het duidelijk: zorg dat je één bent. Hij nodigt uit, om de tijd te nemen en te reflecteren, stil te vallen en diep in jezelf te luisteren naar wat daar leeft aan diep verlangen en dan van daaruit ‘gewoon’ te doen wat moet gedaan. De ene keer zal het wat meer actie zijn, de andere keer zoek je misschien de stilte op. Allemaal goed, zegt Jezus, als de actie maar vertrekt vanuit dat diepe verlangen, dan zal je één zijn en zal het Go(e)d zijn!
Lc.1,26-38 (20/12/2024)
26 In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27 naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
met een man die Jozef heette,
uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
28 De engel kwam bij haar binnen en zei:
“Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29 Zij echter was erg in de war van deze woorden
en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30 De boodschapper zei tegen haar:
“Wees niet bang, Maria,
jij hebt genade gevonden bij God.
31 Kijk! Je zult zwanger worden
en een zoon baren
en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32 Hij zal groot zijn
en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
en God de Heer zal aan hem geven
de troon van zijn vader David.
33 Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
tot in eeuwigheid
en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34 Nu zei Maria tegen de boodschapper:
“Hoe zal dat gebeuren,
aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35 De boodschapper antwoordde haar:
“Heilige geest zal over jou komen,
de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
heilig genoemd worden, zoon van God.
36 Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand,
hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37 Want bij God is geen woord krachteloos.”
38 Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer.
Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
De engel Gabriël heeft drukke tijden – de boodschapper G-ds heeft drukke tijden. Hij(?) moet mensen aanspreken en uitnodigen om mee te werken aan die ‘bereiding van de weg van de Heer’. G-ds komst is immers op til, maar wil dat werkelijk vruchtbaar worden voor de wereld en de mensen, dan moet er ook een ‘plaats’ zijn waar Hij ontvangen wordt. Zelf zal Hij immers zo klein en kwetsbaar komen, dat het nauwelijks zal opvallen. Alleen mensenharten die wíllen openstaan en zien, zullen Hem ontwaren!
Ook vandaag heeft een boodschapper G-ds drukke tijden. Hij of zij (!) moet mensen aanspreken en uitnodigen om mee te werken aan de ‘bereiding van de weg van de Heer’. G-ds komst ís immers op til!, maar wil dat werkelijk vruchtbaar worden voor de wereld en de mensen, dan moet er ook een ‘plaats’ zijn waar Hij ontvangen wordt. Zelf zal Hij immer zo klein en kwetsbaar komen, dat het nauwelijks zal opvallen. Alleen mensenharten die wíllen openstaan en zien, zullen Hem ontwaren!
Zowel boodschapper zijn als ontvanger, kan míjn rol zijn in de komst van de Heer.
Lc.12,35-38 (21/10/2025)
35 “Laat jullie lendenen omgord zijn
[klaar voor het werk]
en jullie lampen brandend
[waakzaam op wat komt].
36 Wees als mensen die hun heer,
die terugkomt van een feest,
verwachten en onmiddellijk open doen
wanneer hij aanklopt.
37 Gezegend de dienaars die de heer wakende vindt
wanneer hij thuiskomt.
Zeker, zeg ik jullie:
Híj zal zich omgorden,
hen aan tafel uitnodigen en hen bedienen.
38 Ja, zelfs als hij pas komt midden in de nacht,
of misschien pas aan het einde van de nacht,
gezegend de dienaars die hij zó vindt.”
De rollen lijken te worden omgedraaid. Het feestmaal waar de Heer zelf mocht van genieten, wil hij doorgeven aan zijn dienaars! G-d staat klaar met zijn gave. Maar het is duidelijk niet de bedoeling dat wij passief afwachten en niets meer hoeven te doen. Wij moeten er werk van maken om dat te ontvangen feestmaal te ‘bereiden’ en waakzaam zijn. Hij klopt telkens weer aan onze deur. Zijn wij ‘bereid: wíllen we het en zijn we er klaar voor – hebben we ons er klaar voor gemaakt? We moeten dus keuzes maken: tijd nemen om ons klaar te maken en ons met heel ons wezen te richten op wie of wat er komt. Het vraagt engagement. Het is leven met een open blik op de wereld en op je medemens.
Dit, en héél het Evangelie, is een oproep om wakkere en alerte mensen te worden om het gelaat van G-d te zien oplichten in het gelaat van je medemens. Het is immers daar, in de mens tegenover jou, dat hij telkens weer aanklopt. Zal je open doen? Ben je ‘bereid’?
Lc.1,67-79 (24/12/2020)
Zacharias werd vervuld van heilige geest en sprak profetisch uit:
“Gezegend de Heer, de God van Israël,
want hij heeft omgezien naar zijn volk
en het verlossing bereid.
Hij heeft voor ons een bevrijdende kracht gewekt
uit het huis van David, zijn Dienaar,
zoals hij het van oudsher had gezegd
bij monde van zijn heilige profeten:
Bevrijding van onze weerstrevers
en uit de handen van al wie ons haten
– en zo tederheid te tonen over onze vaders
en indachtig te zijn zijn heilig verbond,
de eed die hij aan Abraham had gezworen –
zodat wij onbevreesd hem zouden dienen,
gered uit de handen van onze weerstrevers,
in heiligheid en integriteit voor zijn aangezicht,
al de dagen van ons leven.
En ook jij, jongetje,
zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd.
Want je zult voor de Heer uitgaan
om zijn wegen te bereiden;
om zijn volk bekend te maken met zijn bevrijding
in de vergeving van hun zonden,
door de innige tederheid van onze God
waarmee hij naar ons heeft omgezien
– stralend licht uit den hoge,
dat verschijnen zal
aan al wie zitten in duisternis
en schaduw van de dood –;
en om onze voeten te richten
op een weg van vrede.”
Zacharias, integere priester als hij was (zie Lc.1,5 tekst van 19 dec.), ziet in dit ene punt van het heden
(de geboorte van zijn zoontje, “God is genadig”) het scharnier tussen verleden en toekomst.
Hoe klein en ‘gewoon-menselijk’ zo’n ene punt ook is, wie ‘integer priesterlijk’ kijkt, ziet erin de getuige
– vast en zeker – van iets groots en Goddelijks.
‘Integer priesterlijk’, dat gaat over:
waarachtig geworteld staan in een levende traditie die G-d ‘verwoordt’ = zegt én doet;
erover zingen, in liederen en gebaren die doorgegeven worden en ‘blijven plakken’;
met open ogen (en oren) in het leven staan en zien wat broedt, en durven aanwijzen;
en zegenen, de mensen die je gegeven zijn = goede woorden over hen uitspreken, die tegelijk een levensopdracht zijn;
oude woorden zó uitspreken dat ze fonkelend nieuwe toekomst zijn.
Kleine Johannes, gezegend ben je. Er wordt jou een grote taak toegedicht, maar je ‘integer priesterlijke’ vader (én moeder)
zullen jou de weg wijzen, die jij aan anderen zult wijzen … tot ze uitkomen bij de Messias.