Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.4,12-17.23-25 (6/01/2025)
12 Toen Jezus hoorde dat Johannes was overgeleverd,
week hij uit naar Galilea.
13 Hij verliet Nazaret
en kwam wonen in Kafarnaüm aan het meer,
in het gebied van Zebulon en Naftali,
14 opdat vervuld zou worden
wat door de profeet Jesaja werd gesproken:
15 Land van Zebulon en Naftali,
aan de weg naar het meer
en aan de overkant van de Jordaan,
Galilea van de [niet-Joodse] volken:
16 Het volk dat in duisternis zat,
heeft een groot licht gezien;
en voor wie wonen in de schaduw van de dood
is een licht opgegaan. [Jes.8,23 – 9,1]
17 Van toen af begon Jezus te verkondigen:
“Keer om/ver-ander,
want het koningschap der hemelen is dichtbij gekomen.”
23 Jezus trok rond in heel Galilea.
Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge]
en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koningschap,
en hij genas elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
24 Het gerucht over hem ging rond tot in heel Syrië
en ze brachten bij hem
allen die het moeilijk hadden,
door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren,
die gedemoniseerd of maanziek waren
en verlamden,
en hij genas hen.
25 Er volgde hem een hele menigte
uit Galilea, uit Dekapolis [het hellenistische tienstedengebied]
uit Jeruzalem, uit Judea en van over de Jordaan.
Blijkbaar trad Jezus eerst op in Juda, het zuidelijke deel van het land, waar Jeruzalem, het religieuze centrum, lag, en waar ook Johannes doopte langs de Jordaan. Maar als Johannes gevangen genomen wordt, en niet zo lang daarna onthoofd, keert Jezus terug naar zijn meer afgelegen geboortestreek Galilea. Het dorpje Nazareth is dan blijkbaar toch te klein om zijn boodschap te kunnen brengen; hij vestigt zich in het handelsstadje Kafarnaüm aan het grote meer, en van daar trekt hij rond in heel Galilea.
‘Zijn uur’ om zich over te leveren aan de handen van de mensen, zoals het Johannesevangelie zal zeggen, is nog niet gekomen. Eérst wil hij onder de mensen vertoeven. Hij wil hun vreugde en leed delen én het daar middenin verkondigen dat G-d nabij is! Hij wil mensen laten zíen dat in wat voor duisternis ook, er licht opgaat vanwege G-d. Hij wil mensen helen, zodat ze weer Léven.
Veel getimmerd – zoals hij in zijn jonge leven had geleerd en uitgeoefend – zal hij niet meer hebben gedaan, of het ware aan de weg …
Mt.7,6.12-14 (27/06/2023)
6 Geef het heilige niet aan de honden,
en werp je parels niet voor de varkens
[honden en varkens werden als onrein gezien],
opdat zij ze niet met hun poten vertrappen,
zich tegen je keren en je verscheuren.
12 Dus alles wat je zou willen
dat mensen voor jou doen,
doe dat voor hen.
Dat is wet en profeten!
13 Ga binnen door de nauwe poort,
want breed is de poort
en ruim de weg
die leidt naar de ondergang
en velen gaan daarlangs naar binnen.
14 Maar nauw is de poort
en smal de weg
die leidt naar het leven,
en weinigen vinden haar.
Drie afzonderlijke wijsheidsspreuken. We blijven alleen even staan bij de eerste, omdat … we er nooit bij stilstaan. Integendeel, we gaan er ‘met opzet’ aan voorbij omdat het de in onze tijd een beetje ongemakkelijke – ‘politiek niet correcte’ – boodschap verkondigt dat niet zomaar iedereen eraan toe is om het ultieme van het geloofsgebeuren te begrijpen, zelfs niet te aanhoren!
Dat is een gewaagde uitspraak. Maar Jezus doet ze! En misschien moet dat ook ons wel aan het denken zetten over hoe we met ons Christelijk verhaal in deze niet-christelijke tijden omgaan.
Bemerk daarbij natuurlijk wel, dat Jezus – overtuigd zijnde van déze waarheid – ondertussen niet vermeed om met ‘honden en varkens’ om te gaan! Integendeel: hij zoekt ze op, gaat ermee in gesprek, raakt ze aan(!), heelt ze, … en nodigt ze uit, …
Maar het diepe geheim over zijn relatie met zijn G-d, stamelt hij alleen uit tegenover zijn leerlingen; en zijn allerdiepste geheim … blijft gehuld in de stilte van zijn gebed. Alleen wie ‘op kousenvoeten’ dáárin binnentreedt, zal ‘iets’ van dat heilige ontwaren …
Mt.9,18-26 (10/07/2023)
18 Hij was nog niet uitgesproken, of kijk:
er kwam een overste [van de synagoge] naar hem,
boog voor hem neer en zei:
“Mijn dochter is zojuist gestorven,
maar kom, leg haar je hand op
en ze zal leven.”
19 Jezus veerde op [werd klaarwakker] en volgde hem,
samen met zijn leerlingen.
20 En kijk, er was een vrouw
die al twaalf jaar aan bloedverlies leed
die hem langs achteren naderde
en de zoom van zijn mantel aanraakte.
21 Want ze dacht:
“Zelfs als ik alleen maar zijn mantel aanraak,
zal ik bevrijd worden.”
22 Maar Jezus draaide zich om en zag haar:
“Wees gerust dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.”
En vanaf dat uur was de vrouw bevrijd.
23 Nu kwam Jezus in het huis van de overste.
Hij zag de fluitspelers en de vele getroebleerde mensen
24 en zei hen: Ga weg [maak plaats],
want het meisje is niet gestorven, maar slaapt.”
Maar ze lachten hem uit.
25 Toen de menigte dan buitengedreven was, ging hij binnen.
Hij nam haar hand vast en het meisje stond op [werd wakker].
26 Het verhaal hierover ging rond in heel de streek.
We kennen dit verhaal beter in de langere Lucasversie (Lc.8,40-56). Hier lijkt het ‘gecondenseerd’, waardoor enkele trekken er nog scherper uit komen: Het kind van de overste ís al gestorven wanneer hij zijn vraag stelt. En toch stelt hij heel zijn vertrouwen op Jezus. Hij gaat er simpelweg van uit dat Jezus levenskracht heeft – Lévenskracht.
En dat blijkt ook te kloppen. Letterlijk staat er dat Jezus ‘klaarwakker’ werd toen de overste met zijn vraag kwam. De confrontatie met de dood maakt Jezus blijkbaar springlevend. Het maakt in hem iets wakker waar hij wel moet op reageren. Zijn boodschap over een Lévende G-d zou niets betekenen als hij die mensen nu niet nabij zou zijn.
Kan ik het rotsvaste vertrouwen van die vader opbrengen, en geloven in G-ds rotsvaste Aanwezigheid, ook midden al wat dood lijkt in mijn en andermans leven?
Mt. 6,7-15 (28/02/2023)
Als je bidt, babbel er dan niet op los, zoals veel volkeren doen. Zij denken dat ze door hun veelheid aan woorden verhoord zullen worden.
Doe hen niet na! Je Vader weet wat je nodig hebt nog voor je het hem vraagt.
Bid als volgt:
Onze Vader in de hemelen,
geheiligd worde jouw Naam,
kome jouw koningschap,
gebeure jouw bedoeling
op aarde zoals in de hemel
Geef ons vandaag
ons nodige brood
en vergeef ons onze schulden
zoals ook wij onze schuldenaren vergeven,
en lever ons niet over aan de aanvechtingen,
maar verlos ons van het kwade.
Want als je de mensen hun misstappen vergeeft,
vergeeft je hemelse Vader ook jou;
maar als je aan de mensen hun misstappen niet vergeeft,
vergeeft je hemelse Vader ook jou niet.
Je zou je de vraag kunnen stellen wat voor zin het heeft te bidden als G-d toch al weet wat je wil zeggen!
Maar misschien is G-d wel als zo’n wijze vader (of moeder, of ook wel andere belangrijke mensen die werkelijke groei bevorderen) die inderdaad misschien wel weet wat er in de ander leeft, maar die ander alle tijd en ruimte geeft om dat zelf te ontdekken?
Misschien heeft hij inderdaad wel ‘brood’ voor ons klaarliggen, maar weet hij dat het nuttig is te ‘werken voor ons dagelijks brood’?
Misschien weet hij dat een hart dat vergeeft, meer ruimte heeft om vergeving te ontvangen?
Bidden is dus uitermate zinvol – misschien wel het meest zinvolle wat een mens in zijn leven kan doen! In die vertrouwvolle – en daarom geheel vrije – conversatie met G-d vinden wij de beschutting om ons eigen leven te ont-dekken in het licht van G-ds liefde. Het is ‘G-ds koninkrijk’ in het klein, maar dat is zó vervullend dat het zal overlopen naar de mensen om mij heen. En zo “gebeure G-ds bedoeling” …
Mt. 6,1-6.16-18 (22/02/2023) - Aswoensdag
Hoed je ervoor je integriteit [gerechtigheid] niet te doen voor de mensen, zodat je zou gezien zijn door hen. Want dan vind je geen vergoeding bij je Vader in de hemel.
Wanneer je dus [een daad van] tederheid doet, bazuin dat dan niet voor je uit zoals de huichelaars [hypocritai, voorbij het oordeel] doen in de plaatsen van samenkomst [synagoge] en op straat om door de mensen geëerd te worden.
Zeker, ik zeg jullie: Ze hebben hun loon al!
Maar als jij [een daad van] tederheid doet, moet je linkerhand niet weten wat je rechter doet, zodat je [daad van] tederheid in het verborgene blijft. En je Vader die in het verborgene ziet, zal je vergoeden.
En wanneer je bidt, wees dan niet zoals de huichelaars. Zij houden ervan te staan bidden in de plaatsen van samenkomst en op de hoeken van de straten om zich te tonen aan de mensen.
Zeker, ik zeg jullie: Ze hebben hun loon al!
Maar als jij bidt, ga dan in je binnenkamer, sluit de deur en bid tot je Vader die in het verborgene is. En je Vader die in het verborgene ziet, zal je vergoeden.
En wanneer je vast, zet dan geen somber gezicht, zoals de huichelaars. Zij maken hun gezicht ontoonbaar om de mensen te tonen dat ze vasten.
Zeker, ik zeg jullie: Ze hebben hun loon al!
Maar als jij vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht om je niet als vastende te tonen aan de mensen, maar aan je Vader in het verborgene.
En je Vader die in het verborgene ziet, zal je vergoeden.
Vasten gaat over loskomen van allerlei zaken waar wij aan vast zitten. Je kunt dat doen vanuit een of ander fysieke of psycho-hygiënische doelstelling, zoals vandaag wel weer hip is, maar het religieuze vasten ligt een stap verder. Die ‘binnenwereldse’ doelstellingen kunnen wel nuttig zijn, en zelfs een aanloop, maar de eigenlijke doelstelling van het religieuze vasten dat Jezus hier aanprijst, is onze verbinding met G-d te verstevigen.
Daarom zegt hij dat we onze vastenpraktijken (aalmoezen: een daad van tederheid!, bidden en vasten in de engere betekenis van minder en juister eten) wel moeten dóen, maar niet ‘voor het oog van de mensen’. Onze enige gerichtheid zou G-d moeten zijn!
We krijgen weer 40 dagen (+ 6 zondagen) om ons opnieuw te oriënteren richting G-d. Wat zal ik ermee doen? Ze (opnieuw?) gebruiken om ‘aan mezelf te werken’, of mijn hart werkelijk be-keren naar G-d toe?
Mt.5,38-42 (19/06/2023)
38 “Jullie hebben gehoord dat er gezegd is:
Een oog voor een oog, een tand voor een tand. [Ex.21,24]
39 Ik echter zeg jullie:
Bied geen weerstand tegen wie jou kwaad doet,
maar als iemand jou op je rechterwang slaat,
keer ook de andere naar hem toe.
40 En als iemand je voor het gerecht wil dagen
en je onderkleding afnemen,
laat hem ook je bovenkleding.
41 En als iemand je opeist één mijl met hem mee te gaan,
ga er twee met hem mee.
42 Geef aan wie jou iets vraagt,
en keer je niet af van wie iets wil lenen van jou.”
“Als iemand je op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de linkerwang toe.” Is dit idealistisch of realistisch?
Het gaat hier over een stap verder gaan, de spreekwoordelijke tweede mijl, d.w.z. niet doen wat je eerste impuls is, nl. terugslaan of terugschelden. Nee, het is de poging dat funeste mechanisme van geweld en tegengeweld, van escalatie, om te keren.
Juist het onverwachte gebaar is dan ontwapenend.
De andere wang – de tweede mijl – toekeren, is niet meegaan in de dynamiek van het conflict, maar de-escaleren, nuanceren en zelfkritisch durven zijn. Dat is niet naïef. Dat is misschien wel goed-gelovig.
Gelukkig blijven Jezus’ prikkelende, stekelige, irritante woorden mij uitdagen. En neen ik kom er niet zomaar uit, maar ik kom er ook niet zomaar onder-uit, ze dagen me uit! Maar tegelijk beloven ze ook iets, nl. dat het kán, dat wij mensen daartoe in staat zijn en dat mensen andere mensen kunnen worden.
Of is dat ook idealistisch?