Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.21,23-27 (12/12/2022)
Jezus kwam in de tempel en gaf er onderricht. De hogepriesters en oudsten van het volk vroegen: “Met welke bevoegdheid doe jij deze dingen, en wie heeft jou deze bevoegdheid gegeven?”
Jezus antwoordde hen: “Ik zal jullie ook een vraag stellen. Als je mij daarop antwoordt,
kan ik jullie zeggen met welke bevoegdheid ik deze dingen doe. De doop van Johannes, vanwaar was die, van de hemel uit, of van de mensen uit?”
Zij overlegden nu onder elkaar: “Als we zeggen ‘van de hemel uit’, zal hij ons zeggen: waarom heb je hem dan niet geloofd?; als we echter zeggen ‘van de mensen uit’, zijn we bang voor het volk, want zij houden Johannes voor een profeet.” Ze gaven Jezus dus als antwoord: “We weten het niet.”
Daarop zei Jezus ook tegen hen: “Dan kan ik jullie ook niet zeggen met welke bevoegdheid ik deze dingen doe.”
Verblindheid is een tragisch fenomeen. Je sluit je ogen voor iets wat je wel degelijk wél ziet – anders hoefde je er je ogen niet voor te sluiten. Je kíest ervoor níet te zien wat er te zien ís!
Verblindheid is iets waar ‘de hogepriesters en oudsten’ wel meer blijk van geven in het Evangelie, maar in welk spel Jezus nooit meegaat. Hun verblindheid bestaat erin vastgelopen te zijn in het eigen grote gelijk, waardoor er geen ruimte was voor het zien van de nieuwheid die Jezus brengt.
Als wij zeggen en menen Jezus wél ruimte te willen geven in ons leven, dan is het van belang de verblindheid die ook in ons leven bestaat te proberen ontdekken. Dat vraagt veel! Want per definitie zien we de verblindheid van onszelf niet goed en moeten we dus de durf hebben andere mensen naar ons leven mee te laten kijken. En wat we dan zullen zien zal ‘in onze eigen ogen’ niet zo mooi lijken. Dat kan erg lastig zijn, maar het grote geschenk ervan is: deze eerlijkheid brengt ons tot waarachtig gesprek met Jezus!
Mt.13,44-52 (30/07/2023)
44 “Opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een schat die verborgen is in een akker.
Iemand vindt hem en verbergt hem weer,
om vol blijdschap alles te gaan verkopen wat hij heeft
om die akker te kopen.”
45 “En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een koopman op zoek naar mooie parels.
46 Als hij één uitzonderlijk waardevolle vindt,
gaat hij alles verkopen wat hij heeft
en koopt die ene parel.”
47 “En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
48 Als het vol is, trekt men het op de oever,
men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
de slechte werpen ze weg.
49 Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden.
De engelen zullen er op uittrekken
en zij zullen de slechten [verdwaasden]
van de rechtvaardigen [integeren] scheiden
50 en hen in de vuuroven werpen.
Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”
51 Jezus vroeg hen nu:
“Hebben jullie dit alles begrepen?”
“Ja”, antwoorden zij.
52 Nu zei hij:
“Zo lijkt iedere schriftgeleerde
die leerling is geworden in het koningschap der hemelen
op een huisvader
die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”
Met deze parabels wordt de parabelrede afgesloten. Als je de tekst van het 13° hoofdstuk van Matteüs in zijn geheel neemt, dan licht er een mooie visie op over het rijk der hemelen.
Eerst vertelt Jezus over een zaaier die overal zaait, daarmee zegt hij hoe G-d is. G-d biedt overal en in alle omstandigheden zijn liefde aan. Ook als er maar een klein gedeelte van het zaad in goede aarde valt, is dat voldoende opdat het geheel geheiligd wordt. De ontdekking van dit aanbod, zo vervolgt de redevoering, is als het bij toeval vinden van een schat bij het omspitten van een akker of het ontdekken van een kostbare parel. De onverwachte en onverdiende vondst geeft zoveel vreugde dat men alles loslaat om dat ene te begroeten. En zegt Jezus, die vreugde is de basis om te verdragen dat goede en slechte vissen samenleven in dat ene net.
Zo zouden wij moeten kunnen leven, als onbezorgde, eenvoudige mensen, die gelukkig zijn om dat overrompelende aanbod van G-d, mensen die het in grote verdraagzaamheid aan deze milde G-d overlaten om te oordelen.
Mt.17,14-20 (12/08/2023)
14 Toen ze bij de menigte kwamen,
kwam iemand naar Jezus toe
en viel voor hem op de knieën:
15 “Heb erbarmen met mijn zoon,
want hij is maanziek en lijdt kwaad:
soms valt hij in het vuur, soms in het water …!
16 Ik heb hem bij jouw leerlingen gebracht,
maar zij waren niet bij machte hem te genezen.”
17 Jezus antwoordde nu:
“O generatie zonder vertrouwen en op de verkeerde weg,
tot wanneer moet ik nog bij jullie zijn,
tot wanneer moet ik jullie nog verdragen!?
Breng hem hier bij mij.”
18 En hij sprak de demon dwingend toe
en hij ging van hem weg.
Vanaf dat uur was de jongen genezen.
19 Toen de leerlingen alleen waren bij Jezus, vroegen ze:
“Waarom konden wij die niet uitdrijven?”
20 Hij zei: “Omwille van jullie niet-vertrouwen.
Amen, ik zeg jullie:
Als je een vertrouwen hebt als een mosterdzaadje,
kun je tegen deze berg zeggen
‘verplaats je van hier naar daar’
en hij zal zich verplaatsen.
Niets zal onmogelijk zijn voor jullie.”
Zoals vaker bij een genezing, speelt ‘geloof’ een cruciale rol. Het opmerkelijke is hier dat het niet gaat over het geloof van de omstaanders of de betrokkenen, maar wel over het ‘niet-vertrouwen’ van de leerlingen. Aangrijpend is hun vraag: “Waarom konden wij het niet?” Het doet Jezus pijn te merken dat er nog maar zo weinig geloof gegroeid is in zijn leerlingen. Vooral omdat hij beseft dat zijn fysiek leven niet oneindig door kan gaan en dat hij dus de volgende generaties nodig heeft om zijn werk verder te zetten. De vraag wordt dus ook aan ons gericht: Hoe staat het met ons vertrouwen? Durven wij te geloven en erop te vertrouwen dat ook wij die levenskracht (zoals het gelegd werd in elk (mosterd)zaadje) hebben ontvangen, om vrucht te dragen en Léven te geven? De natuur (waarvan wij toch een onderdeel zijn) laat het ons elke keer opnieuw zien, waarom dan nog langer blijven twijfelen en niet-vertrouwen?
Vertrouw dus maar, dan zal ook jij ‘onmogelijke dingen’ doen.
Mt. 8,5-11 (28/11/2022)
Toen Jezus binnenging in Kafarnaüm, kwam er een centurio [honderdman, Romeinse legeroverste] smekend naar hem: “Heer, mijn jongen [kan zijn zoon zijn, of een dierbare knecht] ligt thuis verlamd en lijdt vreselijke pijn.”
Jezus zei hem: “Ik zal hem komen genezen.”
Maar de centurio antwoordde hem: “Heer, ik ben te klein dat je in mijn huis zou komen, maar spreek slechts één woord en mijn jongen zal gezond worden. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot de ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienstknecht ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich en zei tegen wie hem volgden: “Amen, ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof/vertrouwen gevonden! Daarom zeg ik jullie dat velen van oost tot west zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob deel zullen hebben aan het koningschap van de hemelen.
Ik lig thuis verlamd en lijd vreselijke pijn. Mijn ouders zijn radeloos – ik nog meer (denk ik toch), maar daar gaat het nu niet om; ik wil je over mijn vader vertellen. Mijn vader – stel je voor, de geachte en gevreesde – overigens ook wel gehate – Romeinse legerhoofdman hier in Kafarnaüm – mijn vader heeft al zijn statie afgelegd en is toegestapt naar een of andere Joodse rabbi. Die maakt hier wel wat furore onder de Joden, maar bij ons, Romeinen, is het alleen maar reden voor meer misprijzen. Mijn vader is naar die man toegestapt en heeft hem gevraagd – stel je voor: gevráágd! mijn vader vraagt nooit iets, zijn wil is wet – of hij mij wil genezen. Kan dat dan? Kan díe dat dan? Waarom zou dat? Niets heeft geholpen!
Ik snap er niets van, maar het is toch gebeurd! Blijkbaar zat er iets in de houding van mijn vader die in die Joodse rabbi iets los kon maken wat onze krachten te boven gaat. Het gaat over zoiets als vertrouwen en ootmoed – woorden die ik wel ken, maar duidelijk nog moet leren beleven.
Voor nu ben ik al blij dat ik zo’n vader heb.
Kinderen in pijn zúllen zo’n vader hebben, als ik straks zo’n vader voor hen wil zíjn …
Mt.12,1-8 (15/07/2022)
Op zekere sabbat liep Jezus door korenvelden. Zijn leerlingen kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. De farizeeën echter zagen dit en zeiden: “Kijk! Je leerlingen doen iets wat niet mag op sabbat.” Hij antwoordde:
“Hebben jullie geen kennis genomen van wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger kregen? [1Sam.21,1-16] Hoe hij het huis van God binnenging en de uitstallingsbroden opat, die hij noch zijn metgezellen mochten eten, maar alleen de priesters? Of hebben jullie geen kennis genomen van de wet dat de priesters die op sabbat de tempeldienst doen de sabbat ontwijden en [toch] onschuldig zijn? En ik zeg jullie erbij: Hier is iets groters dan de tempel!
Als jullie echter kennis hadden van ‘barmhartigheid [daden van tederheid] wil ik, geen offers’ [Hos.6,6], zouden jullie geen onschuldigen veroordelen. Want de mensenzoon is ook heer van de sabbat.”
Waar gaat het ten diepste om als er over sabbat gesproken wordt? Jezus focust zich niet op wetten en regeltjes maar op de kern van de zaak, nl. G-dgericht leven! Die nieuwe focus is voor hem geen kwestie van vrijblijvendheid (wetten zijn er om het samen-leven in goede banen te leiden) maar van ‘vrijheid’, échte vrijheid. Die ‘vrijheid’ stelt hem in staat om te doen wat hij moet doen. Zou dit ook voor ons een houding kunnen zijn om met mensen op weg te gaan? Samen dagelijkse dingen doen (vb. wandelen, eten, koffie drinken …). Het leven van die ander leren kennen. Je op hen afstemmen en zien wat er voor die ander – hier en nu – op het spel staat. De ander alert en zorgzaam nabij blijven! Dan in alle vrijheid – en verantwoordelijkheid – doen wat moet gedaan opdat de ander zou leven. En ja misschien moet daarvoor, soms even, de wet (een regel) wijken. Let op! Dit is geen pleidooi om zomaar te doen waar je zin in hebt, maar om diep geworteld te leven in G-d (Liefde). Om vrij en verantwoord de ander nabij te zijn en het Go(e)de te doen!
Mt.23,1-12 (26/08/2023)
1 Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
2 “De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes.
3 Neem dus in acht en doe
alles wat ze jullie zeggen,
maar handel niet naar hun daden,
want zij zeggen het wel, maar doen het niet.
4 Ze binden zware lasten bijeen
en leggen die op de schouders van de mensen,
terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren.
5 En de werken die ze doen,
doen ze om zich te tonen aan de mensen.
Ze maken hun gebedsriemen breed
en de kwasten van hun mantel groot.
[Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven;
de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.]
6 Ze hebben graag de voornaamste plaatsen
bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge];
7 ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet
en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
8 Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen,
want jullie hebben maar één leermeester,
terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn.
9 Noem niemand op aarde jullie Vader,
want jullie hebben maar één Vader,
de Vader in de hemelen.
10 Laat je ook geen leermeester/leider noemen,
want jullie hebben maar één leermeester/leider,
de Gezalfde [christos/messiah].
11 Maar de grootste onder jullie
zal je dienaar zijn.
12 Wie zichzelf verheft,
zal klein worden,
en wie zichzelf klein maakt,
zal verheven worden.”
Jezus staat midden in de Joodse traditie en nooit zal hij daarover één minachtend woord spreken. Hij weet als geen ander dat de wet er niet is omwille van zichzelf en ook dat ze niet achterwege gelaten mág worden.
Hij kent haar van binnenuit en leeft haar na, meer nog, hij brengt haar tot vervulling! Met andere woorden, hij leeft zo dat binnenkant (ingesteldheid) en buitenkant (daden) overeenstemmen. Met heel zijn leven maakt hij duidelijk dat goddelijk leven geen kwestie is van nauwgezet regeltjes naleven, maar dat zo’n leven verder gaat en dieper reikt. Het gaat niet over macht en aanzien, maar over een levensinstelling die met G-d van doen wil hebben.
Het is een ingesteldheid die gericht is op G-d en weg-wijst van jezelf en dat heeft alles te maken met eenvoud en nederigheid. Deze twee zijn niet zomaar een extraatje dat aan het leven wordt toegevoegd maar ze zijn het leven zelf. En wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?