Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.16,13-19 (29/06/2023)
13 Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
Hij vroeg aan zijn leerlingen:
“Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14 Ze antwoordden:
“Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15 Nu zei hij tegen hen:
"Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16 Simon Petrus antwoordde:
“Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
de zoon van de levende God!”
17 Jezus zei nu tegen hem:
“Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
maar mijn Vader in de hemelen.
18 En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
en de poorten van het dodenrijk
zullen haar niet te sterk zijn.
19 En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
Wat je zult binden op de aarde,
zal gebonden zijn in de hemelen,
en wat je zult vrij maken op de aarde,
zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
Jezus stelt zijn leerlingen een vraag: “Wie zeggen jullie dat ik ben?” Petrus geeft een antwoord dat blijkbaar ‘to the point’ is. Vandaag zouden heel wat leerkrachten zeggen: Perfect geantwoord. Jij hebt duidelijk goed gestudeerd! Voor Jezus gaat het echter niet over studie of rationele kennis, maar wel over ‘in kennis zijn met’, over r-el-atie dus. G-d is niet te vatten in theorieën. G-d (= el in het Hebreeuws) breekt ons verstand (ratio) binnen. Hij is een G-d die ons denken openbreekt en relatie aangaat.
Als je dit toelaat – zoals Petrus – kom je tot onderscheiding en leg je alvast stevige fundamenten om een gemeenschap op te bouwen, nl.
- Verbonden leven, in relatie met G-d en van daaruit met je mede-mens.
- Onderscheiden wat van G-d komt en wat niet.
Petrus wordt niet beloond met een 10/10. Hij krijgt veel meer, nl. een duiding over wie híj is en wat híj zal betekenen voor de wereld. Hij krijgt een nieuwe naam (rots) met een levensopdracht: rots zijn voor zijn Gemeenschap, voor de Kerk. Wat een zalige – G-ddelijke – opdracht is dat!
Mt.12,14-21 (16/07/2022)
De farizeeën gingen naar buiten en beraadslaagden hoe ze hem zouden kunnen ombrengen. Maar Jezus besefte dit en ging van daar weg.
Een grote menigte volgde hem en hij genas hen allen. Hij verbood hen nadrukkelijk hem bekend te maken, opdat vervuld zou worden wat gezegd werd door de profeet Jesaja:
“Zie mijn kind [pais: kind of dierbare dienaar],
mijn uitgekozene, mijn geliefde,
in wie mijn wezen vreugde vindt.
Ik zal mijn geest op hem leggen
en hij zal aan de volken het rechte verkondigen.
Hij zal niet twisten of schreeuwen,
niemand zal zijn stem op straat horen;
een geknakt riet zal hij niet breken
en een smeulende vlaspit niet doven;
totdat het rechte zegeviert door hem.
En op zijn naam zullen velen hopen.” [Jes.42,1-4]
Jezus’ levenswijze zorgt voor confrontatie en is voor sommigen zelfs bedreigend. Zij zoeken een manier om hem uit de weg te ruimen. Jezus weet dat, maar gaat hier niet op in. Hij verlaat het strijdtoneel en zoekt een weg om hiermee op een zinvolle manier om te gaan. Hij laat zich inspireren door de Thora, meer bepaald door één van de profeten.
Als je waarachtig het rechte wil laten zegevieren dan helpt roepen en bekvechten niet, noch om je eigen gelijk te halen, noch om al je goede daden te verkondigen. Laat je dan raken door gekwetste rafelrandmensen. De Thora raadt aan om hen niet verder de dieperik in te duwen.
Met die richtingwijzers – met die inspirerende Thora – gaat Jezus op weg. Hij laat zich raken en gaat zorgzaam en alert met mensen op weg. Zijn nabijheid is helend.
Een oproep ook aan mij: Vertrek vanuit G-ds Liefde en luister in alle openheid naar de Geest, dan zal het rechte zegevieren ook langsheen mijn kromme menselijke wegen!
Mt.5,43-48 (20/06/2023)
43 Jullie hebben gehoord dat er gezegd is:
Je zult wie je nabij is daad-werkelijk liefhebben
en je vijand haten. [Lev.19,18]
44 Ik echter zeg jullie:
Heb je vijanden daad-werkelijk lief,
zegen wie jou vervloekt,
doe goed aan wie jou haat
en bid voor wie jou vervolgt.
45 Dan worden jullie kinderen van de Vader in de hemelen,
want hij laat zijn zon opgaan over slechten en goeden
en laat het regenen over integeren en niet-integeren.
46 Want als jullie [alleen] liefhebben wie jullie liefheeft,
wat is dan je verdienste?
Doen de tollenaars [die hun eigen volk uitbuiten] niet hetzelfde?
47 En als jullie alleen je vrienden begroeten [= zegenen met vrede],
wat doe je dan extra?
Doen de niet-Joden [die volgens de wet buiten Gods plan vielen] niet hetzelfde?
48 Wees dus volkomen integer
zoals jullie Vader in de hemelen volkomen integer is.
“Heb je vijand lief?” Daar lachen de grootmachten om. Denk je dat het helpt tegen Poetin? Het is grenzeloos naïef om dat te denken. De vijand is slecht, geniepig, onmenselijk, begaat misdaden, … Dat is wat oorlogsretoriek doet geloven. Dat zal misschien ook wel zo zijn, maar zijn wij, is de andere kant, brandschoon? Daarom is oorlog zo verschrikkelijk, het ontmenselijkt, het maakt de meest kwade impulsen in mensen los.
Gelukkig blijven die woorden, over je vijand liefhebben, ons bevragen. Kunnen we in de ander en in ons zelf de menselijkheid blijven zoeken?
Ik weiger te geloven dat de woorden van Jezus die we hier horen, loze kreten zijn. Ik weiger te geloven dat ze alleen maar voor het ‘vrome gevoel’ zijn, of dat ze alleen toepasbaar zijn in de kleine wereld van ons dagelijkse omgaan met elkaar. Je vijand liefhebben, dat is niet soft of wereldvreemd, maar dat is in je vijand de menselijkheid willen blijven zien en dat is te horen in de woorden waarmee je over hem spreekt. Het heeft te maken met het besef dat je uiteindelijk geroepen bent om naar vrede en verzoening te zoeken, hoe moeilijk dat ook is.
Mt.9,35 – 10,1.5-8 (7/12/2024)
35 Jezus trok rond langs alle steden en dorpen.
Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge]
en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koninkrijk
en hij heelde elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
36 Toen hij de menigte echter overzag,
werd hij diep innerlijk bewogen om hen,
omdat ze opgejaagd en krachteloos waren,
als schapen zonder herder.
37 Hij zei tegen zijn leerlingen:
“De oogst is wel overvloedig,
maar arbeiders zijn er weinig.
38 Vraag daarom aan de heer van de oogst
dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.”
1 En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich
en gaf hen volmacht
over nog niet gereinigde geesten,
zodat ze die aan het licht konden brengen
en elke ziekte en zwakte helen.
5 Deze twaalf zond Jezus uit
en droeg hen op:
“Ga niet de weg van de heidenen,
ga niet binnen in een stad van de Samaritanen,
6 maar ga veeleer naar de verloren schapen
van het huis van Israël.
7 Ga en verkondig:
Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
8 Heel de verzwakten, reinig de melaatsen,
wek de doden op, verdrijf de demonen.
Voor niets heb je ontvangen,
voor niets moet je geven.
Kunnen wij ons de onmacht (!) van Jezus voorstellen? Zijn diepe betrokkenheid op mensen doet hem hun noden zien en aanvoelen; én zijn diepe verbondenheid met zijn G-d doet hem weten dat hij de heilzame kracht in zich draagt om die noden tegemoet te komen. Maar tijd is tijd en plaats is plaats, ook voor Jezus, die daarin ten volle mens was! En dus blijft hij met de pijn om de mensen: ze zijn als schapen zonder herder. Hijzelf kan niet alles oplossen!
Daarom stuurt hij dus zijn leerlingen, en hij geeft hen zijn heilzame kracht mee.
Daarom stuurt hij dus ook ons – ook mij – en geeft ons – mij – zijn heilzame kracht!
Die heilzame kracht, die hebben wij gekregen. De betrokkenheid op mensen, daar moeten we voor kiezen. Uit schrik voor het onmachtsgevoel – ook wij zijn beperkt door tijd en plaats – doen we vaak niets. Maar worden we niet net dan leerling van Jezus, als we ook die onmacht voor lief nemen en toch maar doen wat we kunnen, en ondertussen met ons ‘en-thous-iasme’ (= in G-d zijn) anderen aansteken hetzelfde te doen?!
Mt.5,17-19 (23/03/2022)
“Denk niet dat ik gekomen ben om de wet en de profeten te ontbinden. Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.
Amen, ik zeg jullie: Totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal niet de kleinste letter van de wet voorbijgegaan zijn – totdat alles is gebeurd.
Wie dus ook maar het kleinste van de geboden loslaat en het zo leert aan de mensen, zal de kleinste genoemd worden in het koningschap van de hemelen.
Wie ze echter doet en leert, die zal groot genoemd worden in het koningschap van de hemelen.”
Omdat Jezus wel (meer dan) eens kritisch durft te zijn op de toepassing van de Wet (eigenlijk: Tora, die meer richtingwijzer is dan ‘wet’ in onze huidige betekenis), denken we vaak te snel dat hij zich bóven de wet stelt – en dat grijpen we aan om onszelf het recht te geven ook boven de wet te staan, wat dan meestal inhoudt dat wij er alleen maar van doen wat ons goed uitkomt.
Maar dat klopt werkelijk niet met het Evangelie. Hier staat het zwart op wit, en op veel andere plaatsen lezen we ook dat hij die wet zelfs nog radicaliseert.
Hij plaatst zich dus niet bóven de wet, maar erónder! Hij wil dienaar zijn van de wet – helemaal, met de voeten in het slijk van de realiteit! Hij ‘radicaliseert’, zoekt de ‘radix’ = wortel van de wet, die er ‘van in den beginne’ op gericht was mensen te doen léven.
Interessant en niet onbelangrijk detail om bij dat léven uit te komen: de wet moet geleerd worden, doorgegeven dus aan medemensen en nieuwe generaties, maar het éérst moet ze gedáán worden …
Mt.23,1-12 (27/02/2024)
1 Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
2 “De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes.
3 Neem dus in acht en doe alles wat ze jullie zeggen,
maar handel niet naar hun daden,
want zij zeggen het wel, maar doen het niet.
4 Ze binden zware lasten bijeen
en leggen die op de schouders van de mensen,
terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren.
5 En de werken die ze doen,
doen ze om zich te tonen aan de mensen.
Ze maken hun gebedsriemen breed
en de kwasten van hun mantel groot.
[Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven;
de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.]
6 Ze hebben graag de voornaamste plaatsen
bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge];
7 ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet
en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
8 Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen,
want jullie hebben maar één leermeester,
terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn.
9 Noem niemand op aarde jullie Vader,
want jullie hebben maar één Vader,
de Vader in de hemelen.
10 Laat je ook geen leermeester/leider noemen,
want jullie hebben maar één leermeester/leider,
de Gezalfde [christos/messiah].
11 Maar de grootste onder jullie zal je dienaar zijn.
12 Wie zichzelf verheft, zal klein worden,
en wie zichzelf klein maakt, zal verheven worden.”
De spanningen tussen behoudsgezinden en vernieuwers zijn van alle tijden (ook binnen de Kerk). We kunnen ons eraan ergeren – maar ergens hebben dergelijke disputen ook iets heilzaams. Ze doen ons nadenken over de vanzelfsprekendheden waarmee we zijn opgegroeid. Ze helpen ons om in vraag-modus te blijven leven en om te blijven zoeken naar waarheid.
De lezing van vandaag reikt ons alvast enkele gouden tips aan om in die spanning gericht aanwezig te blijven. Het zijn tips om aanwezig te blijven in alle eenvoud en nederigheid, gericht op G-d:
Wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?