Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.25,31-40 (11/11/2024)

31    Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid,
       en alle engelen met hem,
       zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
32    Alle volken zullen voor hem verzameld worden
       en hij zal allen onderscheiden,
       zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
33    De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten,
       de bokken aan zijn linker.
34    Dan zal de koning zeggen
       tegen wie aan zijn rechterhand zit:
       “Kom, gezegenden van mijn Vader,
       ontvang het koninkrijk
       dat voor jullie bereid is
       vanaf de grondlegging van de wereld.
35    Want ik had honger
       en jullie hebben mij te eten gegeven;
       ik had dorst
       en jullie hebben mij te drinken gegeven;
       ik was vreemdeling
       en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
36    ik was naakt
       en jullie hebben mij gekleed;
       ik was ziek
       en jullie hebben naar mij omgezien;
       ik was gevangen
       en jullie zijn naar me toegekomen.”
37    Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
       “Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien
       en hebben we je te eten gegeven,
       of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
38    Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
       en hebben we je in ons midden opgenomen,
       of naakt en hebben je gekleed?
39    En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen
       en zijn wij naar je toe gekomen?”
40    Dan zal de koning hen antwoorden:
       “Zeker, ik zeg jullie:
       Voor zover je deze dingen hebt gedaan
       voor een van mijn broers of zussen,
       de allergeringsten,
       heb je ze voor mij gedaan.”

Dat het feest van St.-Maarten en de herdenking van het einde van de eerste wereldoorlog – en dus een vredesdag – samenvallen, is natuurlijk louter toevallig. Dat neemt echter niet weg dat het zeer zinvol is ze wél eens samen te zien.
En dan komen we tot de simpele(?) vaststelling: Zou er niet – véél – meer vrede in de wereld zijn als er meer Martinussen zouden rondlopen? Als je nu het Evangelie van vandaag bekijkt, dat terecht voor zijn feestdag gekozen is, en dat in praktijk zou brengen, zou er dan nog oorlog zijn?
Martinus sneed zijn soldatenmantel in tweeën om die te delen met een arme. Dat was tegelijk zijn statussymbool dat hij halveerde én zijn eigen bescherming voor de nacht! Behalve dat die halve mantel nuttig was voor de ander, werd die ander er ook een mede-mens door, op gelijke voet als Martinus!
Als wij nu eens zó met elkaar zouden omgaan, zouden wij dan niet meer mede-mens worden, en daarín G-d ontmoeten? En waarvoor zou dan nog oorlog moeten worden gevoerd?

Mt.16,24-28 (5/08/2022)

Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen: “Als het iemands bedoeling is achter mij aan te komen, moet hij zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen en mij volgen. Want wie zijn leven [psyche] wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het vinden.
Want wat baat het een mens de hele wereld te winnen maar zijn leven [psyche] erdoor te schaden? Of wat zal een mens geven als losgeld voor zijn leven?
Ja, de mensenzoon zál komen in de grootsheid van zijn Vader, samen met zijn engelen, en dan zal hij ieder teruggeven naar zijn daden. [Ps.62,13]
Amen, ik zeg jullie: sommige van de aanwezigen hier zullen de dood niet proeven voordat zij de mensenzoon gezien hebben, komend in zijn koningschap.”

Dat Jezus het hier niet heeft over ons fysieke leven, mag duidelijk zijn. Elk fysieke leven is eindig (zelfs dat van Jezus). Maar over welk ‘leven’ heeft hij het dan wél? Dat is niet zo eenvoudig te achterhalen. In het Evangelie staat er in het Grieks ‘psyche’. Maar Jezus sprak geen Grieks maar Aramees, een afgeleide van het Oudtestamentische Hebreeuws dat een zeer ander taalaanvoelen had dan het rationele Grieks. Bovendien betekent het woord ‘psyche’ nu niet noodzakelijk meer hetzelfde als toen.
Hoe komen we op het spoor?
Misschien moeten we daarvoor … doodgaan. Ja, wellicht zullen we de volle betekenis van Léven pas ontdekken als we ook de volle betekenis van ‘dood’ hebben leren kennen. De fysieke aspecten horen daar ook bij, zowel ‘in het klein’ als ‘in het groot’, maar we weten ondertussen wel dat er ook veel andere vormen van ‘dood’ bestaan. Durf ik ze dóór-leven (bemerk de interessante woordcombinatie), of ga ik ze uit de weg? Mag ‘dood’ bij mijn leven horen, en zo mijn leven ver-vol-ledigen?

Mt.18,1-5.10.12-14 (13/08/2024)

1      Op dat ogenblik kwamen de leerlingen bij Jezus
       en vroegen hem:
       “Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?”
2      Jezus riep een kindje bij zich,
       zette het in hun midden
3      en zei: “Amen, ik zeg jullie:
       Als je je niet omkeert
       en wordt als de kindjes,
       zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.
4      Wie dus zichzelf zo gering maakt als dit kindje,
       die is de grootste in het koninkrijk der hemelen,
5      en wie één zo’n kindje in zich opneemt in mijn naam,
       neemt mij in zich op.”

10    Let op dat je niet één van deze kleinen minacht.
       Want ik zeg jullie:
       Hun engelen in de hemelen aanschouwen voortdurend
       het Gelaat van mijn Vader in de hemelen.

12    Wat dunkt jullie?
       Als iemand honderd schapen heeft
       en één ervan is afgedwaald,
       zal hij dan niet de negenennegentig op de bergen laten
       en op zoek gaan naar het afgedwaalde?
13    En als hij het vindt
       amen, ik zeg jullie –
       dan verblijdt hij zich over dan ene meer
       dan over de negenennegentig die niet afdwaalden.
14    Zo is het de bedoeling van jullie Vader in de hemelen,
       dat niet één van deze kleinen verloren gaat.

“Wie is de grootste in het koningschap der hemelen?” Een puur menselijke vraag naar hiërarchie. Gelijkwaardig leven, niet wakker liggen van rang of stand, was voor de leerlingen niet vanzelfsprekend en het houdt ons nog steeds bezig. Bij wijze van antwoord zet Jezus een kind in het midden. “Hij die klein durft te zijn zoals dit kind, die is de grootste.”
Jezus zegt hier niet tegen zijn leerlingen, en in het verlengde van hen ook tegen ons, dat wij onszelf kleiner moeten voordoen dan we zijn, of ons kinderachtig moeten gaan gedragen. Hij probeert gewoon aan de hand van een kind duidelijk te maken dat we heel spontaan, vol vertrouwen – als een kind dus – onze eigen plek moeten innemen, niet meer maar ook niet minder. Gewoon zijn wie je bent en leven net als kinderen, nl. leven-IN-vertrouwen. Leven op jouw plek en liefdevol doen wat moet gedaan worden: liefde geven, jezelf geven aan degenen die op jouw weg komen. Niet om jezelf kwijt te raken, maar om steeds meer jezelf te worden.]

Mt.9,1-8 (4/07/2024)

     Hij stapte in de boot en stak over
       en zo kwam hij in zijn eigen stad [Kafarnaüm].
     Kijk! Men bracht een verlamde, liggend op een bed, naar hem.
       Bij het zien van hun vertrouwen,
       zei Jezus tegen de verlamde:
       “Wees gerust, kind, je zonden zijn je vergeven.”
     En kijk, enige schriftgeleerden zeiden in zichzelf:
       “Die daar spreekt [God]lasterlijk!”
     Maar hun bedenkingen kennende, zei Jezus:
       “Waartoe toch die kwade bedenkingen in jullie hart?
     Immers, wat is makkelijker te zeggen:
       ‘je zonden zijn je vergeven’ of
       ‘sta op en loop’?
     Welnu, opdat jullie zouden weten
       dat de mensenzoon volmacht heeft
       op aarde zonden te vergeven
       – en nu sprak hij tegen de verlamde:
       sta op [ontwaak], neem je bed op en ga naar huis.”
7      En hij stond op [ontwaakte] en ging naar huis.
     De menigte die dit zag,
       werd van ontzag vervuld
       en loofde God dat hij zo’n volmacht aan mensen had verleend.

Het is niet zo moeilijk je in te leven in de situatie van de lamme, ook niet als je niet letterlijk verlamd bent. We hebben allemaal wel onze beperkingen en tekorten. En als ik eerlijk ben met mezelf weet ik dat deze mij niet zomaar ontslaan van zonde. Ook in mijn beperkingen maak ik soms wetens en willens fouten tegen G-d en medemens.
Misschien is het al moeilijker om, samen met de lamme, mijn vertrouwen te stellen in mijn medemens, laat staan in een medemens die mij dichter bij G-d brengt! Mogelijks ben ik al lang al mijn hoop en vertrouwen verloren. Best dan dat er anderen rond mij zijn die in mij én in G-d blijven geloven!
Hoe bevrijdend is het dan dat woord van vergeving te horen! Nee, het is helemáál niet Godlasterlijk, integendeel! Het brengt G-d heel reëel en concreet binnen in mijn leven. En dat werkt helend, naar ziel én lichaam!
Het vertrouwen van ánderen, heeft míj tot heling gebracht. Draai je het ook om: míjn vertrouwen zal ánderen tot heling brengen?

Mc.7,1-8.14-15.21-23 (1/09/2024)

     Nu verzamelden zich
       de farizeeën en enkele schriftgeleerden,
       die uit Jeruzalem gekomen waren, bij Jezus.
     Zij merkten op dat sommige van zijn leerlingen
       met onreine – dat wil zeggen: ongewassen – handen het brood aten.

     (De farizeeën en alle Joden eten immers nooit
       zonder eerst de handen te wassen
       – vasthoudend aan de traditie van de oudsten.
     Als ze bijvoorbeeld terugkomen van de markt,
       zullen ze niet eten zonder zich eerste te besprenkelen.
       Zo zijn er nog vele andere gewoontes waar ze aan vasthouden,
       zoals de onderdompeling van drinkbekers, kannen en koperen vaten.)

     Nu vroegen de farizeeën en schriftgeleerden hem:
       “Waarom handelen jouw leerlingen
       niet naar de traditie van de oudsten,
       maar eten zij het brood met onreine handen?”
     Hij antwoordde hun:
       “Hoe goed heeft Jesaja over jullie geprofeteerd, huichelaars [hypokrites, ondermaats van oordeel],
       waar geschreven staat:

       Dit volk eert mij met de lippen,
       maar hun hart is ver van mij verwijderd!
     Tevergeefs vereren ze mij.
       Wat ze leren, zijn geboden van mensen. [Jes.29,13]

     Terwijl je het gebod van God loslaat,
       hou je vast aan de traditie van mensen.

14    Toen hij de menigte weer bij zich had geroepen
       zei hij tegen hen:
       “Luister allen naar mij, en kom tot begrip!
15    Niets wat van buitenaf de mens binnenkomt
       kan hem ontwijden,
       maar wat van binnenuit de mens buitengaat,
       dat kan hem ontwijden.

21    Want uit het hart van de mensen
       komen kwade gedachten naar buiten:
       ontucht, diefstal, moord,
22    overspel, hebzucht, boosaardigheid,
       bedrog, losbandigheid, een kwaad oog [afgunst],
       laster, hoogmoed, verdwaasdheid.
23    Al deze slechte dingen gaan van binnen naar buiten
       en zíj ontwijden de mens.”

We lezen het Evangelie niet omdat het een ‘mooi verhaaltje van lang geleden’ is. We lezen het Evangelie omdat het ons vandaag op het spoor kan brengen van een leven richting G-d. En dus moeten we wat we daar lezen durven toepassen op onszelf, op ons eigen leven én op onze eigen gedachten die wij misschien niet uitspreken, maar wel denken, en die dus toch ons doen en laten leiden.
Het vraagt een ongemakkelijke kritische denkoefening om te ontdekken waarin ík het Heilige opsluit. Welke uiterlijke voorwaarden stel ik eer iets ‘Heilig’ (aan G-d gewijd) mag worden genoemd? Specifieke, gestandaardiseerde woorden? Specifieke handelingen? Specifieke voorwerpen? Is iets vanzelf meer ‘Heilig’ omdat het een geijkte vorm heeft of uit de traditie ons overgeleverd is?
Jezus zegt: Het Heilige start niet aan de buitenkant; het start aan de binnenkant: hoe verhoudt mijn hart zich tot G-d? De uiterlijke vormen zijn dus relatief. De vrijheid die Jezus voorstaat schaft de uiterlijke vormen zeker niet zomaar af, maar stelt wel de vraag of ze me eerder op G-d richten dan op mezelf.
Durf ik mij dus de vraag te stellen of ‘mijn tradities die ik zo heilig vind’ mij éigenlijk richten op G-d? En als ik daar een en ander van ontdek, durf ik ze dan los te laten – om mij wél op G-d te richten?

Mt.7,1-5 (26/06/2023)

1     Oordeel niet,
      opdat je niet geoordeeld wordt.
2     Want met het oordeel waarmee jij oordeelt,
      zul je geoordeeld worden,
      en met de maat waarmee jij meet,
      zul je gemeten worden.
    Wat kijk je naar de splinter
      in het oog van je mede-mens,
      terwijl in je eigen oog
      je de balk niet ziet?
4     Of hoe kun je tegen je mede-mens zeggen:
      Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,
      terwijl er een balk in je eigen oog zit.
5     Dubbelzinnigaard [hypocritès / buiten de onderscheiding],
      verwijder eerst de balk uit je eigen oog
      en dan zul je helder zien
      om de splinter uit het oog van je mede-mens te verwijderen.

Weer zo’n Evangelie waarvan je zegt: Welk commentaar behoeft dat nu? Het is toch duidelijk! Het is toch simpel … allez, om het te begrijpen alvast …
Waarom is het dan toch zo moeilijk om het te dóen? De wereld zou er toch simpelweg stukken mooier uitzien als we dat allemaal, al was het nog maar een beetje, meer zouden doen?
Waarom zijn wij allemaal zo ‘hypocriet’?
Als Jezus dat 2000 jaar geleden tegen mensen moet zeggen, en wij herkennen het 2000 jaar later nog steeds, dan is dat wellicht omdat het ‘des mensen’ is. En als het ‘des mensen’ is, dan ontsnap ikzelf er ook niet aan! Het belangrijkste wat wij dan met zo’n ‘bevrijdende boodschap’ kunnen doen, is te beginnen met dat te erkennen, én ook te herkennen in ons dagelijks leven.
Daarvoor kunnen wij ons onderscheidingsvermogen aanspreken en aanscherpen, en het dus in eerste instantie gebruiken om ‘kritisch’ naar onszelf te kijken.