Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.7,15-20 (26/06/2024)

15    Hoed je voor pseudo-profeten,
       die naar jullie toe zullen komen in schapenvacht,
       maar vanbinnen grijpgrage wolven zijn.
16    Aan hun vruchten zul je hen herkennen.
       Men plukt toch geen druiven van dorens
       of vijgen van distels …?
17    Zo brengt iedere goede boom
       mooie vruchten voort,
       maar de rotte boom
       brengt slechte vruchten voort.
18    Een goede boom
       kan geen slechte vruchten voortbrengen,
       noch een rotte boom
       mooie vruchten.
19    Elke boom die geen mooie vruchten voortbrengt,
       wordt omgehakt
       en in het vuur geworpen.
20    Dus aan hun vruchten
       zul je ze [de pseudo-profeten] herkennen.

Profeten en pseudo-profeten lijken in hun gedrag sterk op elkaar. De vraag is dan: Hoe kan je ze onderscheiden?
Een profeet lijkt me een diep bewogen mens te zijn, gegrepen door onrecht dat gebeurt. Hij is bereid zelf te veranderen in de hoop anderen in zijn enthousiasme mee te nemen. Een profeet zegt zo gegrepen te zijn door G-ds aanwezigheid dat hij of zij een visioen krijgt, begint te zingen en te spreken in een beeldrijke taal, die wij nu nog niet begrijpen. Het is iemand met voldoende kritische afstand, om tegenover courante opvattingen of kerkelijke en maatschappelijke structuren een standpunt in te nemen dat origineel en gedurfd is.
Maar zegt een pseudo-profeet dit alles ook niet over zichzelf?
Volgens Jezus is het enige middel tot onderscheiding: kijk naar de vruchten.
Aan ons om heel alert te blijven en kritisch te zien waartoe uitspraken en handelingen leiden. Zijn ze vruchtbaar of niet, geven ze leven of loopt hun weg dood? Alleen daaraan zal te zien zijn of er een profeet of pseudo-profeet tot ons spreekt.

Mt. 20,1-16a (19/08/2020)

In die tijd verhaalde Jezus de volgende gelijkenis:
Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard.
Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkloos op de markt staan
tot wie hij zei: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal je geven wat billijk is.
En zij gingen.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: Wat sta je heel de dag werkloos?
Ze antwoordden hem: Niemand heeft ons gehuurd. Daarop zei hij tot hen: Gaat ook jullie naar mijn wijngaard.
Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hun uit,
te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.
Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie;
toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie.
Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden:
Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar een uur gewerkt en jij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.
Maar hij antwoordde een van hen: Vriend, ik doe je toch geen onrecht? Ben jij niet met mij overeengekomen voor een denarie?
Neem wat je toekomt en ga heen.
Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of ben je kwaad, omdat ik goed ben?
Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.'

Eén van de parabels van Jezus die ons wel eens doet blozen. Enerzijds erkennen we natuurlijk de uitbundige goedheid van de ‘landeigenaar’;
maar anderzijds herkennen we in onszelf even goed de kwaadheid van ‘de werkers van het eerste uur’. Het botst op ons rechtvaardigheidsgevoel.
Maar wie zegt dat ‘het rijk der hemelen’ de normen van óns rechtvaardigheidsgevoel volgt?!
Zou het niet eerder de bedoeling zijn dat het juist omgekeerd is, dat wij proberen te volgen waar het in het rijk der hemelen om gaat?
Durven wíj die uitbundige goedheid aan (met dus ook een overschrijden van een beperkende grens van ‘rechtvaardigheid’)?
Durven wij maatschappelijke welvoeglijkheid ondergeschikt laten zijn aan goedheid? Ook als het kwaadheid oproept?
(Want het blijkt – toen en nu – dat dat menselijkerwijze zál gebeuren.)
Dán zal het zijn als met het rijk der hemelen …

Mt.7,21-29 (27/06/2024)

21    “Niet iedereen die “Heer, Heer!” tegen mij zegt,
       zal binnengaan in het koninkrijk der hemelen,
       maar wie de wil doet van mijn Vader.

22    Op die dag [van het oordeel] zullen velen zeggen:
       “Heer, Heer,
       hebben wij niet in jouw Naam profetisch gesproken,
       hebben wij niet in jouw Naam demonen uitgedreven
       en hebben wij niet in jouw Naam vele wonderen gedaan?”
23    Dan zal ik onomwonden tegen hen zeggen:
       “Nooit heb ik jullie gekend.
       Weg van mij! – die ongerechtigheid doen.” [Ps.6,9]

24    Iedereen die mijn woorden hoort
       en ze doet,
       is te vergelijken met een verstandig man
       die zijn huis bouwde op de rots.
25    De regen sloeg neer,
       de rivieren zwollen op,
       de winden raasden en beukten op dat huis,
       maar het stortte niet in,
       want het was gegrondvest op de rots.
26    Maar iedereen die mijn woorden hoort
       en ze niet doet,
       is te vergelijken met een verdwaasde
       die zijn huis bouwde op het zand.
27    De regen sloeg neer,
       de rivieren zwollen op,
       de winden raasden en beukten op dat huis,
       maar het stortte in,
       zodat het helemaal verwoest werd.”

28    Toen Jezus deze woorden beëindigde,
       stond de menigte versteld van zijn onderricht,
29    want hij onderrichtte als iemand met gezag,
       en niet zoals hun schriftgeleerden.

“Woorden wekken en voorbeelden strekken", dat zei mijn vader altijd tegen mij als ik volgens hem mooie woorden sprak, maar hij deze niet onmiddellijk in mijn doen en laten zag gebeuren. Dat is ook wat Jezus zegt: “Roep niet Heer, Heer! Maar doe de wil van de Vader.”
Meewerken aan het koninkrijk der hemelen gaat niet over grote woorden spreken, noch over impulsief en ondoordacht handelen. Het heeft alles te maken met de grond van je bestaan. Waar bouw je op? Wie of wat is het fundament van je leven? Het heeft te maken met bewust leven vanuit het Visioen en heel je leven uitbouwen op dat toekomstperspectief, m.a.w. goed weten waar je naartoe wilt.
Als je leven stevig gefundeerd is, kan je heel spontaan leven in het hier en nu. Als je gericht leeft, wetende waar je naartoe wilt, zal je niet omvergeblazen worden, maar stevig staan en zonder aarzelen doen wat moet gedaan en zo mee bouwen aan het koninkrijk. Je woorden en je daden zullen samenvallen en je zal spreken met gezag.
Kijk maar naar Jezus!

Palmzondag Mt. 21,1-11; 26,14-75; 27,1-66 (05/4/2020)

....
'Kijk, je koning komt naar je toe,
nederig, en gezeten op een ezel,'
...
De menigte die hem voorging en die volgde, schreeuwde:
'Hosanna voor de Zoon van David!
Gezegend is degene die in de naam van de Heer komt!
Hosanna in de hemel!'
...
Toen de avond gevallen was, lag hij met de twaalf leerlingen aan. Onder de maaltijd sprak hij: 'Voorwaar, Ik zeg u: een van u zal Mij overleveren.'
Smarteijk getroffen begon de een na de ander hem te vragen: 'Ik ben het toch niet, Heer?'
...
Toen kwamen zij naar voren, grepen Jezus vast en maakten zich van hem meester. Maar een van Jezus' gezellen greep naar zijn zwaard,
trok het en sloeg met een houw de knecht van de hogepriester het oor af. Toen sprak Jezus tot hem: 'Steek uw zwaard weer op zijn plaats.
Want allen die naar het zwaard grijpen zullen door het zwaard omkomen.'
...
Jezus werd voor de landvoogd geleid en deze stelde hem de vraag: 'Zijt Gij de koning der Joden?' Jezus antwoordde: 'Gij zegt het.'
Op de beschuldigingen door de hoge priesters en de oudsten tegen hem ingebracht gaf hij geen enkel antwoord.
...
Pilatus vroeg hun: 'Wat zal ik dan doen met Jezus, die Christus genoemd wordt?' Zij riepen allen: 'Aan het kruis met hem!'
Hij hernam: 'Wat voor kwaad heeft hij dan gedaan?' Maar zij schreeuwden nog harder: 'Aan het kruis met hem!'
Toen Pilatus zag dat hij niets verder kwam, maar dat er veeleer tumult ontstond, liet hij water brengen en waste ten overstaan van het volk zijn handen,
terwijl hij verklaarde: 'Ik ben onschuldig aan het bloed van deze rechtschapen man, gij moet het zelf maar verantwoorden.'

 

Vandaag roep ik heel enthousiast “Hosanna” en nog geen half uur later schreeuw ik samen met alle anderen Jou aan het kruis. Hoe kan ik Jou zo volgen? Twijfel achtervolgt mij!
Het wordt me duidelijk dat jouw intocht niets te maken heeft met overwinning, met macht of aanzien ook al had ik dat wel graag gewild. Dan kon ik mee genieten van jouw koninkrijk.
Maar Jij gaat Jeruzalem binnen op een ezel. Dat is jouw troon. En ik? Hoe kan ik Jou zo volgen? Ik dacht aan een ander soort koning, aan een koninkrijk vol macht en glorie!
Maar ik merk dat zowel in de Hof van Olijven als voor het Sanhedrin jouw antwoord op een schreeuwende menigte vol afgunst, afwijzing en moordlust telkens weer die stille liefdevolle overgave is.
En ik? Terugvechten zou ik met alles wat ik in me heb om te overleven, om mijn gelijk te krijgen. Hoe kan ik Jou zo volgen? Jubelend en juichend sta ik aan de kant mooie woorden te roepen,
maar wat is daarvan te zien in mijn leven? Ik wil je zo graag volgen maar zal je wellicht net als Petrus veeleer verloochenen
en toch … Neem me mee en wijs me de weg … de weg van zachtmoedigheid zodat ook ik de last van jouw kruis kan dragen, het leed van mijn medemensen.

Mt. 20,20-28 (25/07/2020) 

In die tijd trad de moeder van de zonen van Zebedeus samen met hen op Jezus toe
en wierp zich voor zijn voeten om Hem iets te vragen.
Hij sprak tot haar: 'Wat verlangt ge?' Zij antwoordde Hem: 'Laat deze twee jongens van mij
in uw Koninkrijk zitten, een aan jouw rechter ‑ en een aan jouw linkerhand.'
Maar Jezus antwoordde: 'Je weet niet wat je vraagt. Ben jij in staat de beker te drinken die Ik ga drinken?'
Zij zeiden hem: 'Ja, dat kunnen wij.'
Hij sprak: 'Inderdaad, mijn beker zul je drinken, maar het is niet aan Mij jou te doen zitten aan mijn rechter ‑ of linkerhand,
omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie mijn Vader dit heeft bereid.'
Toen de tien anderen dit hoorden, werden zij kwaad op de beide broers.
Jezus echter riep hen bij zich en sprak: 'Gij weet, dat de heersers der volkeren hen met ijzeren vuist regeren
en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
Dit mag bij jullie niet het geval zijn; wie onder jullie groot wil worden, moet dienaar van jullie zijn,
en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van jullie wezen,
zoals ook de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.'

Vandaag vieren we het feest van Jacobus. Zijn graf is het doel van vele pelgrims (Camino de Santiago).
Als jonge man liet hij zich - net als zijn broer - raken door Jezus. De aanraking was zo intens dat hij
alles achterliet en met Jezus op weg ging. Onderweg worstelt hij met vragen over dat o zo menselijke verlangen naar macht
maar hoe is dat te combineren met die goddelijke dienstbaarheid - zo herkenbaar !
Ambitie hoeft toch niet fout te zijn? Er is toch nood aan mensen die het voortouw nemen, op de voorgrond durven te gaan staan.
Jezus’ standpunt hierover is duidelijk. Ja, er moeten er zijn die de leiding nemen maar niet door macht te misbruiken, wel door ze ten dienst te stellen van …
Niet heersen, maar dienen! Zo zou je het ook kunnen samenvatten. Maar dat is zo verdomd lastig. Het kost je je hele inzet, jezelf, ja zelfs je leven.
Wil je de belangrijkste zijn? Dan zul je de anderen moeten dienen. Dat is geen erebaantje, maar echt slavenwerk. J
e bent niet alleen de minste, je kiest er ook heel bewust voor. Dienstbaarheid heeft een hoge prijs.
Kijk maar naar het voorbeeld dat hijzelf geeft en dan besef je, dat kan je niet uit eigen kracht.

Mt.14,22-33 (13/08/2023)

22    Onmiddellijk dwong Jezus zijn leerlingen in de boot te stappen
       en voor hem uit naar de overkant te varen,
       terwijl hij de menigte zou wegzenden.
23    En nadat hij hen had weggezonden,
       ging hij de berg op
       om in afzondering te bidden.
       Toen de avond viel, was hij daar alleen.
24    De boot was al midden op het meer, ver van het land,
       en werd geteisterd door de golven.
       Ze hadden immers de wind tegen.
25    In de vierde nachtwake [laatste kwart van de nacht]
       kwam Jezus tot bij hen,
       wandelend op het meer.
26     Toen de leerlingen hem zagen wandelen op het meer,
       raakten ze in grote verwarring.
       “Een spook [phantasma]!”, zeiden ze
       – en ze schreeuwden van angst.
27    Onmiddellijk echter sprak Jezus tegen hen:
       “Hou moed, ik ben het, vrees niet.”
28     Petrus antwoordde hem nu:
       “Heer, als jij het bent,
       beveel mij dan bij jou te komen op het water.”
29    Hij zei: “Kom!”
       En Petrus stapte uit de boot,
       wandelde op het water
       en ging naar Jezus.
30 Toen hij echter de wind zag,
       werd hij bang en begon te zinken.
       Hij schreeuwde: “Heer, red mij!”
31 En onmiddellijk strekte Jezus zijn hand uit
       en greep hem vast.
       Hij zei hem: “Klein-vertrouwende, waarom wankelde je?”
32 Ze stapten in de boot
       en de wind ging liggen.
33 Zij die in de boot zaten, bogen voor hem neer:
       “Waarlijk, jij bent Gods zoon!”

Het Evangelie van vandaag klinkt heel vertrouwd in onze oren: De leerlingen worden geteisterd door een strakke tegenwind. Jezus gaat over het water naar hen toe en Petrus wil hem tegemoet gaan, maar gaat kopje onder … Het klinkt zo vertrouwd dat we geneigd zijn om de eerste zinnen over te slaan waardoor iets belangrijks verloren zou gaan. Het verhaal begint immers met Jezus die iedereen wegzendt én zich afzondert. Hij gaat de berg op om e bidden. Hij neemt de tijd om zich te verbinden met G-d.
In het vervolg van dit verhaal blijkt hoe essentieel die verbondenheid met G-d is, om zelf niet kopje onder te gaan, maar staande te blijven als de wind tegen zit en anderen gered moeten worden. Essentieel ook om te blijven vertrouwen, terwijl angst de overhand dreigt te halen en alles en iedereen rondom begint te wankelen.
Ik vermoed dat we hier als leerling nog wel iets van kunnen leren, nl. de tijd nemen om regelmatig de stilte op te zoeken en de verbinding met G-d onderhouden. Alleen dan zal Góds Geest ons kunnen leiden en zal angst ons niet kopje onder doen gaan.