Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.1,1-17 (17/12/2024)
1 Boek van de geschiedenis van Jezus de gezalfde [Christos-Messiah],
zoon van David, zoon van Abraham.
2 Abraham verwekte Isaak,
Isaak Jakob, Jakob Juda en zijn broers.
3 Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar.
Peres verwekte Chesron, Chesron Aram.
4 Aram verwekte Aminadab,
Aminadab Nachson, Nachson Salmon.
5 Salmon verwekte Boaz bij Rachab,
Boaz Obed bij Ruth.
Obed verwekte Isaï
6 en Isaï verwekte David, de koning.
Koning David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria.
7 Salomo verwekte Rechabeam,
Rechabeam Abia, Abia Asa.
8 Asa verwekte Josafat,
Josafat Joram, Joram Uzzia.
9 Uzzia verwekte Jotam,
Jotam Achaz, Achaz Hizkia.
10 Hizkia verwekte Manasse,
Manasse Aman, Aman Josia.
11 Josia verwekte Jechonja en zijn broers
ten tijde van de Babylonische ballingschap.
12 Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël,
Sealtiël verwekte Zerubbabel.
13 Zerubbabel verwekte Abihud,
Abihud Eljakim, Eljakim Azor.
14 Azor verwekte Zadok,
Zadok Achim, Achim Eliud.
15 Eliud verwekte Eleazar,
Eleazar Mattan, Mattan Jakob.
16 Jakob verwekte Jozef, de man van Maria,
uit wie Jezus werd geboren,
genoemd: de gezalfde [Christos-Messiah].
17 Dus, van Abraham tot David:
veertien generaties;
van David tot de Babylonische ballingschap:
veertien generaties;
van de Babylonische ballingschap tot de gezalfde:
veertien generaties.
Het evangelie van Mattheüs begint, letterlijk vertaald, met de woorden: “Het boek van de ‘Genesis’ van Jezus …”. Daarna volgt een lange lijst met namen. We hebben vaak de neiging om dit saaie stukje over te slaan, maar zelfs deze stambomen hebben iets te vertellen.
In de tijd dat deze lijsten werden geschreven, dienden ze meestal om te imponeren: kijk hoe groot mijn familie is, of kijk hoeveel goede dingen er in mijn familielijn zijn gebeurd. Maar de stamboom van Jezus is allesbehalve dat.
Regelmatig wordt het gangbare patroon (X verwekt Y, een algemeen aanvaarde waarheid) doorbroken. Steeds weer wordt dit gedaan door onaanzienlijke, eenvoudige vrouwen (weduwe, allochtoon, prostitué). De mannenmaatschappij maakte het leven van deze vrouwen (van de rafelrandmensen) verdomd lastig, zelfs onmenselijk en onleefbaar.
Maar telkens weer breekt G-d in en wordt leven opnieuw mogelijk. Zo ook in Jozef en Maria. In hen mag hij op de wereld komen, eenvoudig, weerloos en kwetsbaar. Zo zal hij blijven inbreken in mensenlevens, nog generaties lang.
Mt.18,15-20 (06/09/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Wanneer jouw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht.
Luistert hij naar je, dan heb jij jouw broeder gewonnen.
Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen.
Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de Kerk. Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar.
Voorwaar, Ik zeg je: wat jij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat jij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Eveneens zeg ik je: wanneer twee van jullie eensgezind op aarde iets vragen ‑ het moge zijn van het wil ‑ zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is.
Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.'
De traditie is dit gaan noemen: ‘de broederlijke vermaning’ (kan ook zusterlijk natuurlijk).
En eigenlijk is het een heel wijs iets. Zo wijs dat we het niet zo vaak doen!
Laten we het maar grif toegeven: in veel gevallen hebben wij over iemands ‘zonde’ (breed te begrijpen) eerder met ánderen gepraat dan met de persoon in kwestie.
Of – in een slechts iets beter geval – we zeggen gewoon niets; we zwijgen maar ‘om de lieve vrede’. Maar in geen van beide gevallen is de persoon daarmee gebaat!
Échte liefde voor iemand – de liefde die Christenen voor hun medemens proberen op te brengen, in naam van G-d – vraagt soms ook de taaie moed te durven spreken,
ook (of wellicht dus júist) als dat delicaat en moeilijk ligt!
We hebben een grotere verantwoordelijkheid tegenover elkaar dan we graag willen toegeven. Ik kan de weg van een ander niet zelf gaan,
maar het kan wel mijn verantwoordelijkheid zijn de ander daarop te wijzen. Mijn verantwoordelijkheid is het de hemel met de aarde te verbinden;
mijn verantwoordelijkheid is het eensgezindheid te bewerken, alvast onder twee of drie …
Mt.18,15-20 (12/08/2020)
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Wanneer jouw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht.
Luistert hij naar je, dan heb jij jouw broeder gewonnen.
Maar luistert hij niet, haal er dan nog een of twee personen bij, opdat alles beruste op de verklaring van twee of drie getuigen.
Als hij naar hen niet wil luisteren, leg het dan voor aan de Kerk. Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar.
Voorwaar, Ik zeg je: wat jij zult binden op aarde zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat jij zult ontbinden op aarde zal ook in de hemel ontbonden zijn.
Eveneens zeg ik je: wanneer twee van jullie eensgezind op aarde iets vragen ‑ het moge zijn van het wil ‑ zullen zij het verkrijgen van mijn Vader die in de hemel is.
Want waar er twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden.'
De traditie is dit gaan noemen: ‘de broederlijke vermaning’ (kan ook zusterlijk natuurlijk).
En eigenlijk is het een heel wijs iets. Zo wijs dat we het niet zo vaak doen!
Laten we het maar grif toegeven: in veel gevallen hebben wij over iemands ‘zonde’ (breed te begrijpen) eerder met ánderen gepraat dan met de persoon in kwestie.
Of – in een slechts iets beter geval – we zeggen gewoon niets; we zwijgen maar ‘om de lieve vrede’. Maar in geen van beide gevallen is de persoon daarmee gebaat!
Échte liefde voor iemand – de liefde die Christenen voor hun medemens proberen op te brengen, in naam van G-d – vraagt soms ook de taaie moed te durven spreken,
ook (of wellicht dus júist) als dat delicaat en moeilijk ligt!
We hebben een grotere verantwoordelijkheid tegenover elkaar dan we graag willen toegeven. Ik kan de weg van een ander niet zelf gaan,
maar het kan wel mijn verantwoordelijkheid zijn de ander daarop te wijzen. Mijn verantwoordelijkheid is het de hemel met de aarde te verbinden;
mijn verantwoordelijkheid is het eensgezindheid te bewerken, alvast onder twee of drie …
Mt.16,13-23 (8/08/2024)
13 Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
Hij vroeg aan zijn leerlingen:
“Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14 Ze antwoordden:
“Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15 Nu zei hij tegen hen:
“Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16 Simon Petrus antwoordde:
“Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
de zoon van de levende God!”
17 Jezus zei nu tegen hem:
“Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
maar mijn Vader in de hemelen.
18 En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn.
19 En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
Wat je zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen,
en wat je zult vrij maken op de aarde,
zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
20 Daarop verbood hij zijn leerlingen
aan iemand te zeggen dat hij de Gezalfde was.
21 Vanaf toen begon Jezus zijn leerlingen aan te wijzen
dat het moest
dat hij naar Jeruzalem trok,
dat hij veel te lijden zou hebben van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden,
dat hij gedood zou worden
en dat hij op de derde dag zou opstaan.
22 Petrus nam hem terzijde en sprak hem fel toe:
“Goeiegenade! Nooit mag jou zoiets overkomen, Heer!”
23 Maar Jezus keerde zich om
en zei tegen Petrus:
“Ga weg! Achter mij, tegenstrever [satan]!
Je bent mij een ergernis/struikelblok,
omdat je niet denkt vanuit God,
maar vanuit de mens.”
Jezus gaat in gesprek met zijn leerlingen. Een gewoon gesprek tussen vrienden over wat er zoal de ronde doet over hem. Al sprekende neemt hij hen mee naar een diepere laag. Hij is immers niet geïnteresseerd in wat die anderen over hem denken. Hij wil graag weten wat zijn vrienden zelf denken, hoe zij hem zien: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?” Deze persoonlijke vraag brengt hen op het spoor van wat in hen leeft. Beseffen ze wat in hen leeft en welke stem zullen ze aan het woord laten: die van G-d of die van de tegenstrever (blijkbaar zijn ze beide aanwezig in elke mens)?
Wanneer Petrus antwoordt vanuit G-d, staat hij stevig genoeg om een gemeenschap op te bouwen. Als hij echter de woorden van de tegenstrever kansen geeft om tot uiting te komen, wordt hij een struikelblok en kan hij maar beter naar de achtergrond verdwijnen.
Het zal er dus telkens weer op aankomen te onderscheiden of ik spreek en handel als medestander van Jezus, of eerder halfslachtig op twee gedachten blijf hinken en daardoor zijn tegenstander word?
Mt.8,1-4 (28/06/2024)
1 Nu daalde Jezus af van de berg.
Een grote menigte volgde hem.
2 En kijk, er kwam een melaatse.
Die knielde voor hem neer en zei:
“Als het in jouw bedoeling ligt,
heb je de volmacht mij te reinigen.”
3 Jezus strekte zijn hand uit en raakte hem aan:
“Ik wil, word gereinigd!”
En onmiddellijk werd zijn melaatsheid gereinigd.
4 Jezus zei hem:
“Let op dat je aan niemand iets zegt,
maar ga [naar de tempel in Jeruzalem]
en laat je zien aan de priester
en offer voor je reiniging
wat Mozes heeft geboden,
als een getuigenis voor hen.”
Stel je even voor dat je tussen die menigte meeloopt. Jezus gaat voorop en in de verte zie je iemand naderen. Die man weet dat hij met niemand uit deze ‘gezonde’ menigte in aanraking mag komen. Omgekeerd wil ook niemand uit de menigte deze man tegenkomen. En toch komt hij naderbij, wetende dat hij, door dit te doen, de wet overtreedt. Hij knielt voor Jezus. Hij eist niets. Hij draagt aan Jezus niet op wat hem te doen staat. In alle bescheidenheid vraagt hij naar Jezus’ bedoeling. Wat een nederigheid!
Hij weet dat het zou kunnen, gereinigd worden, maar is dat ook G-ds plan met hem? Dat laat hij aan Jezus over.
Zo krijgt Jezus de kans om te getuigen, om G-ds wil te doen, nl. mensen heel maken, hen opnieuw in de maatschappij brengen en dit in overeenstemming met de wet.
Jij, daar tussen die menigte, ziet hen staan en hoort de man zeggen: “Ik ben bereid! Niet mijn wil, maar de jouwe zal geschieden.” Van dit staaltje nederigheid en overgave valt nog veel te leren.
Mt 18,21-35 (13/09/2020)
Daarop kwam Petrus bij hem staan en vroeg: “Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken?
tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde: “Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven.
Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren.
Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was.
Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden,
zodat de schuld kon worden ingelost. Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem:
“Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt.
Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was.
Hij nam hem in een wurggreep en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem:
“Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald.
Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen.
Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte.
Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?”
En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald.
Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.
Vergeven, het kan zó verdomd lastig zijn. Mij helpen twee zaken.
Ten eerste: kijken naar het gebeuren vanuit het perspectief van de ander. Een perspectiefwissel uitvoeren is echter niet evident.
Hiervoor moeten eerst de gemoederen bedaard en de emoties tot rust gekomen zijn. Dan pas kan ik me opnieuw open stellen voor die ander.
Hoe dieper echter de kwetsuur, hoe moeilijker om met aandacht aanwezig te blijven en me niet af te sluiten.
Ten tweede: een Australische zegswijze die me, net als de tekst van vandaag, uitdaagt in mijn poging om Verbonden te Léven.
Een zegswijze die de Aboriginals helpt bij hun omgaan met elkaar, met onrechtvaardigheid of met conflicten.
In gedachten zeggen ze, met sereniteit en verdraagzaamheid: ”ik zegen je en ik laat je gaan.”
Je wenst de ander het beste toe door hem te zegenen en je vergeeft al zegenend en loslatend.
Het helpt om uit je emoties te blijven enerzijds en uit het oordelen anderzijds.
“Ik zegen je en ik laat je gaan”, niet één keer maar telkens weer, oneindig indien nodig.