Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.16,13-20 (27/08/2023)
13 Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
Hij vroeg aan zijn leerlingen:
“Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14 Ze antwoordden:
“Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15 Nu zei hij tegen hen:
“Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16 Simon Petrus antwoordde:
“Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
de zoon van de levende God!”
17 Jezus zei nu tegen hem:
“Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
maar mijn Vader in de hemelen.
18 En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn.
19 En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
Wat je zult binden op de aarde,
zal gebonden zijn in de hemelen,
en wat je zult vrij maken op de aarde,
zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
20 Daarop verbood hij zijn leerlingen
aan iemand te zeggen dat hij de Gezalfde was.
Jezus trok weg uit zijn vertrouwde omgeving. Bij het wegtrekken uit je vertrouwde omgeving kan het dat de vraag opkomt: wil ik wel zo doorgaan? Was dat de reden waarom Jezus zijn leerlingen vroeg: “Wie is volgens de mensen de Mensenzoon”? Zocht Jezus naar zijn betekenis voor de mensen, naar de zin van zijn handelen en optreden? Of peilt hij in hoeverre zij hebben begrepen dat hij de stem van zijn innerlijk volgt om de boodschap van liefde en verbondenheid te verspreiden. En Petrus, die zijn nek uitsteekt door te durven antwoorden, wordt beloond. Hij krijgt een duiding over wie híjzelf is en wat híj zal betekenen voor de wereld.
Wie is Jezus voor mij – en wie ben ik voor hem?
Het is een belangrijke vraag, omdat het antwoord de inhoud van mijn leven onthult. Er is geen standaardantwoord op, alleen míjn antwoord. Theoretische discussies over wie Jezus is hebben wel hun belang, maar zijn altijd ondergeschikt aan de daad-werkelijke verbinding die ik in mijn leven met hem aanga.
Mt.19,23-30 (20/08/2024)
23 En tegen zijn leerlingen zei Jezus:
“Amen, ik zeg jullie:
Voor wie rijk is [aan … kan divers ingevuld worden],
is het moeilijk het koningschap der hemelen binnen te gaan.
24 En opnieuw zeg ik jullie:
Makkelijker is het
voor een kameel door het oog van een naald te gaan,
dan voor een rijke in het koningschap der hemelen binnen te gaan.
25 Toen ze dit hoorden, stonden zijn leerlingen zeer versteld:
“Wie kan dan nog bevrijd worden?”
26 Maar Jezus keek hen aan [met dezelfde blik als naar de adolescent (Mc.10,21)] en zei:
“Bij mensen is dit onmogelijk,
maar bij God is alles mogelijk!” [Gen.18,14]
27 Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus:
“Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten
en wíj zijn je gevolgd.
Wat zal er dan voor ons zijn?”
28 Jezus antwoordde aan allen:
“Amen, ik zeg jullie:
Jullie die mij gevolgd zijn, bij het opnieuw geboren worden,
wanneer de mensenzoon zal zitten op zijn troon van heerlijkheid,
zullen ook zitten op twaalf tronen,
oordelend over de twaalf stammen van Israël.”
29 En ieder die zijn huis heeft losgelaten,
of zijn broers of zussen, of zijn vader of moeder,
of zijn vrouw of kinderen, of zijn akkers,
omwille van mijn naam,
zal honderdvoudig ontvangen
en het volle leven erven.
30 Maar vele eersten zullen laatsten zijn
en de laatsten eersten!”
(Heel) ruim over onze gebruikelijke 1000 karakters, geven we jullie als ‘commentaar’ bij dit Evangelie 2 boeken te lezen! Uiteraard niet voor 1 dag, maar voor een heel jaar, of zeg maar: een heel leven!
Bruggeling André Louf was monnik en abt in de trappistenabdij van de Catsberg (Noord-Frankrijk) en als geen ander meester in het beleven van de ‘armoede’ die hier beschreven staat, ook al klinkt dat heel tegenstrijdig. Het is een bijzonder moeizame weg, die leidt langs duizelingwekkende diepten. Mijn ikje moet immers helemaal ontdaan worden van zijn pantsers om vrij G-ds liefde en barmhartigheid te laten binnenstromen. Dan pas ontstaat een vrije liefdesstroom ook naar anderen toe, die bijzonder vruchtbaar wordt.
Wie een eminente gids daarvoor zoekt, zal die vinden in dom André. Hij leefde dit Evangelie ten voeten uit!
CHARLES WRIGHT, De weg van het hart. Geestelijk testament van André Louf (1929-2010). Halewijn, 2018.
ANDRÉ LOUF (CHARLES WRIGHT), De innerlijke mens. Christelijke spiritualiteit ervaren. Halewijn, 2023.
Mt. 17,10-13 (12/12/2020)
Zijn leerlingen vroegen aan Jezus: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?”
Hij antwoordde hen: “Ja, Elia zal eerst komen en alles herstellen. [Mal.3,24]
Maar ik zeg jullie: Elia ís al gekomen, maar ze hebben hem niet herkend en met hem gedaan wat ze wilden.
Zo zal ook de mensenzoon lijden door hen.”
Toen begrepen de leerlingen dat hij hen over Johannes de doper sprak.
Elia was een van de grootste profeten uit het Oude Verbond, die ook vaak over de komst van de Messias had gesproken.
Toen hij op wat mysterieuze manier stierf, ontstond de overlevering dat hij zou terugkeren om dan heel concreet de komst van de Messias aan te kondigen.
Toen in Jezus’ tijd de messiasverwachting vrij sterk was, kwam natuurlijk ook de vraag wie ‘de Elia’ zou zijn.
Maar met de boodschapper (Johannes) verloopt het zoals met de boodschap (Jezus): ze worden niet herkend en aan de kant geschoven.
De vraag blijft dus aan onszelf: Zal ík zíen, herkennen én erkennen? – of aan de kant schuiven?
Met dat ‘aan de kant schuiven’ is trouwens iets eigenaardigs: Zouden we dat doen als we er echt niets in zien? Dan laat iets ons toch koud?
Schuiven we niet iets aan de kant, omdat we het niet wíllen zien, terwijl iets in ons vermoedt dat het juist wél het ware is?
Mt.26,14-25 (31/3/2021)
Toen [na de zalving van Jezus door Maria in Betanië] ging één van de twaalf, Judas van Keriot, naar de hogepriesters en zei: “Wat zul je mij geven? Ik zal hem aan jullie uitleveren.” Ze zegden hem dertig zilverlingen toe. [Zach.11,12] En van dan af zocht hij een goede gelegenheid om hem uit te leveren.
Op de eerste [dag van het feest] van de ongezuurde [broden] kwamen Jezus’ leerlingen hem vragen: “Waar is het je bedoeling dat wij het Paasmaal voor jou bereiden?” Hij zei: “Ga de stad in, naar je-weet-wel, en zeg hem: ‘De meester laat weten: Mijn tijd is nabij. Bij jou wil ik het Paasfeest vieren met mijn leerlingen.’” De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen en ze bereidden het Paasmaal. Toen het avond werd ging hij met de twaalf aan tafel.
Terwijl ze aten, zei hij: “Amen, ik zeg jullie: Eén van jullie zal mij uitleveren.” Heel bedroefd geworden, begonnen zij elk aan hem te vragen: “Ik ben het toch niet, heer?” Hij antwoordde: “Die met mij de hand in de schotel heeft gestoken, hij zal mij uitleveren. [cf. Ps.41,10b] De mensenzoon gaat wel heen zoals over hem geschreven is, maar wee de mens door wie de mensenzoon wordt uitgeleverd. Het was beter voor hem geweest als hij niet geboren was die mens.” Judas, die hem zou uitleveren, zei hem ook: “Ik ben het toch niet, rabbi [meester]?” Jezus antwoordde hem: “Wat je zegt …”
Vandaag krijgen we de Matteüs-versie te horen van hetzelfde gebeuren als gisteren bij Johannes, beide gesitueerd tijdens ‘het laatste avondmaal’. Opvallend zijn de nuances in de ‘rol’ die aan Judas wordt bedeeld.
Bij Johannes is hij eigenlijk helemaal ‘lijdend voorwerp’: Hij zegt niets, doet niets, maar de hete aardappel (in dit geval: het stuk brood) wordt naar hem toegeschoven. En hij ‘doet wat moet’ …
Bij Matteüs is Judas actiever aanwezig. Of preciezer: Hij is vooráf actief geweest en ligt nu waarschijnlijk op vinkenslag … om zijn slag te slaan. De kwestie met ‘de hand in de schotel’ wordt hier wat dubbelzinnig: Strikt genomen staat er bij Matteüs niet dat het over Judas gaat. Daar aan de tafel van toen staken álle tafelgenoten hun hand in dezelfde schotel!
Míjn rol in het hele lijdensgebeuren van Jezus heeft zowel passieve als actieve trekken.
Het overwegen waard, in de komende dagen:
Waar laat ik mij (al of niet geruisloos) meeslepen in een spiraal ten dode?
En waar ‘beraam’ ik het kwade? (Dat laatste kan zwaar klinken, maar eigenlijk ontsnapt geen enkele ‘leerling van Jezus’ aan deze vraag …)
Mt.28,8-15 (5/4/2021)
Haastig gingen de vrouwen, in ontzag en grote vreugde, terug van het graf naar zijn leerlingen om het [de boodschap van de engel dat Jezus was verrezen] hen te berichten.
En kijk! Terwijl ze onderweg waren, kwam Jezus hen tegemoet en zei: “Met vreugde gegroet!” [ Goeiemorgen!] Zij liepen op hem toe, bogen voor hem neer en klampten zijn voeten vast.
Jezus zei tegen hen: “Wees niet bang! Ga, en bericht mijn broers dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze mij zien.” En zij gingen.
Maar kijk! Enkele van de wachters kwamen in de stad en berichtte de hogepriesters wat er was gebeurd. Zij kwamen bijeen met de oudsten en namen een raadsbesluit: Ze gaven de soldaten veel zilverlingen met de opdracht: “Zeg dat zijn leerlingen hem ’s nachts zijn komen stelen, terwijl wij sliepen. En als het de landvoogd [Pilatus, die de wacht bevolen had] ter ore zou komen, zullen wij hem wel overtuigen zodat jullie je geen zorgen moeten maken.” Zij namen de zilverlingen en deden zoals hun was aangeleerd, en dit verhaal deed onder de Joden de ronde, tot op vandaag.
Wat mij in (het eerste deel van) dit Paasbericht opvalt, is dat het eigenlijk ook gebeurt “terwijl ze onderweg waren”. Bij het graf zelf waren er wel de boodschappers geweest, de signalen en knipoogjes dat er ‘meer’ is dan ik nu zie. Maar de ontmoeting met Jezus zelf gebeurt onderweg!
Wie blijft vasthangen in wat er níet is, zal niet zien wat er wél is. Wie in een doodse situatie zich niet in beweging laat zetten, zal geen leven ontmoeten. Vertwijfeling en verdriet zullen wellicht nog ons deel zijn. De opgestane Heer maakt daar ook geen verwijten over, zelf wetend van menselijkheid, maar plaatst er vreugde en bevrijding bij, wetend van Goddelijkheid!
Ook de leerlingen zullen moeten ‘gaan’, naar Galilea. Dat is: naar het gewone leven, want daar kwamen de meesten vandaan! Dáár zullen ze Jezus ontmoeten! Niet in Jeruzalem, het centrum van de politieke en religieuze macht, volgens Matteüs. Daar (in Jeruzalem) creëert men theorieën over wat er is gebeurd – of om hem dood te zwijgen …
Mt.17,14-20 (8/08/2020)
Toen zij bij het volk gekomen waren, kwam een man naar Hem toe, wierp zich op de knieen voor Hem neer
en sprak: 'Heer, ontferm Je over mijn zoon, want hij lijdt aan vallende ziekte en is er slecht aan toe.
Dikwijls valt hij in het vuur en in het water.
Ik heb hem bij jouw leerlingen gebracht, maar die waren niet bij machte hem te genezen.'
Jezus gaf ten antwoord: 'O, ongelovig en verworden geslacht, hoelang nog moet Ik bij je zijn, hoelang nog jou verdragen? Brengt hem hier bij Mij.'
En onder de dwang van Jezus'woord ging de boze geest uit hem weg; op datzelfde ogenblik was de jongen genezen.
Toen de leerlingen met Jezus alleen waren, vroegen zij Hem: 'Waarom hebben wij hem niet uit kunnen drijven?'
Jezus zei hun: 'Voorwaar, Ik zeg jullie wanneer je een geloof bezit, ook al is dit klein als een mosterdzaadje,
dan kunt ge tot deze berg zeggen: verplaats je van hier naar daar, en hij zal zich verplaatsen. Niets zal je onmogelijk zijn.'
Jezus windt zich op – maar eigenlijk zouden wíj (als leerling van Jezus) het moeten zijn die ongemakkelijk worden.
Het doet Jezus pijn te merken dat er ‘nog zo weinig geloof’ is bij zijn leerlingen.
Het is hem maar al te duidelijk dat hijzelf op zijn eentje nooit in staat kan zijn om alle zieken nabij te zijn en te helen.
(Één fysiek leven is per definitie te beperkt om overal en altijd aanwezig te zijn.)
Daarvoor heeft hij zijn leerlingen nodig – door de tijden heen!
De vraag (en de pijn van Jezus) is dus of wij – of ík – durf geloven dat het mijn roeping en taak is leerling van Jezus te zijn!
Christen zijn is wéten (met lijf en ziel): ik ben een mosterdzaadje, vrucht van een goed gewortelde boom, en hoe klein het ook mag lijken,
het is zó vol ontvangen levenskracht dat het leven kan géven, en smaak.
Als we dat zíen gebeuren in de natuur, waarom herkennen we het dan niet in ons eigen leven?
Vertrouw het nu maar, en je zult ‘onmogelijke dingen’ doen …