Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt. 16,21-27 (30/08/2020)
In die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan;
dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden,
maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn op de derde dag zou verrijzen.
Toen nam Petrus Jezus ter zijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden: 'Dat verhoede God, Heer! Zo iets mag Je nooit overkomen!'
Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus: ' Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot,
want gij laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.'
En daarna tot zijn leerlingen: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.
Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven?
Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven?
Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden.
Enkele verzen terug was Petrus nog de ideale man om zijn kerk op te bouwen en nu huist in hem de Satan.
Zo menselijk en daarom ook zo herkenbaar, die tweestrijd. Volg ik G-d of mezelf? Een strijd die huist in ieder van ons. De vraag is wie zal het halen?
Jezus kiest radicaal voor G-d. Hij weigert zich te laten leiden door menselijke overwegingen (dat is de weg van de Satan).
Zo’n leven is geen ‘leven’ – misschien wel in de letterlijke betekenis van het woord – maar je komt zo niet tot ‘Léven’.
Als je volgeling van Jezus wil worden verleg dan je focus van ik naar de ander/Ander. De leidraad voor het leven is dan niet langer eigen gewin maar G-ds wil.
Het kan natuurlijk niet anders dan dat dit gepaard gaat met ‘zelfverloochening’ en dat is niet vanzelfsprekend (je leven spreekt dan immers van G-d).
Wil je echt ‘Léven’? Verlies dan je ‘leven’!
Durf het ik-gerichte leven los te laten. Breek uit jezelf, verbind je met de ander/Ander.
Durf je te riskeren en je zal niet langer alleen fysiek ‘leven’ maar je leven zal levengevend zijn in woord en daad.
Mt.23,1-12 (2/3/2021)
Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
“De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes. Neem dus in acht en doe alles wat ze jullie zeggen, maar handel niet naar hun daden, want zij zeggen het wel, maar doen het niet. Ze binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders van de mensen, terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren. En de werken die ze doen, doen ze om zich te tonen aan de mensen. Ze maken hun gebedsriemen breed en de kwasten van hun mantel groot. [Beide waren uiterlijke symbolen van Godverbonden leven; de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.] Ze hebben graag de voornaamste plaatsen bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge]; ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één leermeester, terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn. Noem niemand op aarde jullie Vader, want jullie hebben maar één Vader, de Vader in de hemelen. Laat je ook geen leermeester/leider noemen, want jullie hebben maar één leermeester/leider, de Gezalfde [christos/messiah].
Maar de grootste onder jullie zal je dienaar zijn.
Wie zichzelf verheft, zal klein worden, en wie zichzelf klein maakt, zal verheven worden.”
Jezus staat midden in de Joodse traditie en nooit spreekt hij daarover één minachtend woord.
Hij weet, als geen ander, dat de wet er niet is omwille van zichzelf en ook dat ze niet achterwege gelaten mág worden.
Hij kent ze van binnenuit en leeft ze na, meer nog, hij brengt ze tot vervulling! Met andere woorden, hij leeft zo dat binnenkant (ingesteldheid) en buitenkant (daden) overeenstemmen. Met heel zijn leven maakt hij duidelijk dat goddelijk leven geen kwestie is van nauwgezet regeltjes naleven maar dat zo’n leven verder, dieper gaat. Het gaat niet over macht en aanzien maar over een levensinstelling die met G-d van doen wil hebben.
Het is een levensinstelling die gericht is naar G-d, weg-wijst van jezelf, en die alles te maken heeft met eenvoud en nederigheid. Deze twee zijn niet zomaar een extraatje zijn dat aan het leven wordt toegevoegd maar ze zijn het leven zelf, in zijn eenvoudigste vorm. En wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?
Mt.16,24-28 (7/08/2020)
En daarna tot zijn leerlingen: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.
Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen
Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven?
Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van zijn engelen,
en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden.
Voorwaar, Ik zeg je: Er zijn er onder de hier aanwezigen, die de dood niet zullen ervaren,
voordat zij de Mensenzoon zullen zien komen in zijn koninklijke macht.'
Hier heeft Jezus het zelf over wat wij schrijven als ‘leven’ of ‘Léven’. Als Jezus spreekt over ‘je leven verliezen’,
spreekt hij niet over letterlijk dood gaan, maar over een doods leven leiden. Wie er voortdurend op gefocust is het eigen hachje te redden
en ‘te hebben en te houden’, die ‘leeft’ fysiek gezien wel, maar die ‘Lééft’ niet, in de zin zoals Jezus dat bedoelt.
‘Léven’ is bij Jezus: diep, krachtig, vrij, vreugdevol, verbonden (met zijn Vader en met medemensen), en daardoor levengevend!
En ja, daar moet ik mijn focus voor verleggen: weg van mezelf, naar de ander/Ander gericht. Dat vraagt dus inderdaad wat ‘zelfverloochening’
en zal wellicht soms ook ‘een kruis’ met zich meebrengen, maar alleen zó wordt écht leven (Léven dus, Góds Léven) doorgegeven.
Alleen zó word ik volgeling van Jezus.
Het ‘hiernamaals’, dat ‘koninkrijk van G-d’, start vanaf het ogenblik dat ík mijn focus verander van richting (van richting mezelf naar richting a/Ander).
Zou ik durven Jezus hierin te volgen?
Mt.4,18-22 (30/11/2022)
Rondwandelend langs het meer van Galilea, zag Jezus twee broers: Simon, die Petrus werd genoemd, en zijn broer Andreas. Ze waren hun netten aan het uitwerpen in het meer – ze waren namelijk vissers.
“Kom, mij achterna, riep Jezus hen, en ik zal jullie vissers van mensen maken.”
Onmiddellijk lieten zij hun netten los en volgden hem.
Verder gaande zag hij twee andere broers: Jakobus, de zoon van Zebedeus, en zijn broer Johannes. Ze waren met hun vader Zebedeus in de boot de netten aan het herstellen, en hij riep hen. Onmiddellijk lieten zij de boot en hun vader los en volgden hem.
Vandaag vieren we het feest van de apostel Andreas. Zijn roepingsverhaal mag hier klinken. Daarin staat te lezen hoe Jezus rondwandelt, mensen ziet en hen aanspreekt op hun vaardigheden. Hij nodigt hen uit: “Kom, mij achterna”. Zij laten zich aanspreken, en keren zich om. Vol vertrouwen geven ze zichzelf, heel hun doen en laten, over in zijn hand.
Hoe moeten we dit alles lezen, als geschiedenisfeit of als een hernieuwde ‘oproep-roep-roeping’ voor ons allemaal? (Mooi om deze vraag de eerste dagen van de Advent aangereikt te krijgen.)
Hij komt voorbij, en roept ons. Hij roept jou en mij. We hoeven ons leven niet helemaal om te gooien. Hij spreekt ons aan in dat waarmee we dagelijks bezig zijn, in wat we kunnen. Het enige dat hij daarbij vraagt, is wat we doen te verdiepen, en het in te zetten zodat ook anderen ervan kunnen leven.
Ga je mee, hem achterna naar een toekomst die al begonnen is en tegelijk blijft wenken?
Mt.25,31-46 (22/2/2021)
Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem,
zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon. Alle volken zullen voor hem verzameld worden
en hij zal allen onderscheiden, zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, de bokken aan zijn linker.
Dan zal de koning zeggen tegen wie aan zijn rechterhand zit: “Kom, gezegenden van mijn Vader,
ontvang het koninkrijk dat voor jullie bereid is vanaf de grondlegging van de wereld.
Want ik had honger en jullie hebben mij te eten gegeven; ik had dorst en jullie hebben mij te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij in je midden opgenomen; ik was naakt en jullie hebben mij gekleed;
ik was ziek en jullie hebben naar mij omgezien; ik was gevangen en jullie zijn naar me toegekomen.”
Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen: “Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien en hebben we je te eten gegeven,
of dorstig en hebben we je te drinken gegeven? Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
en hebben we je in ons midden opgenomen, of naakt en hebben je gekleed?
En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen en zijn wij naar je toe gekomen?”
Dan zal de koning hen antwoorden: “Zeker, ik zeg jullie: Voor zover je deze dingen hebt gedaan
voor een van mijn broers of zussen, de allergeringsten, heb je ze voor mij gedaan.”
Dan zal hij ook zeggen tegen wie aan zijn linkerkant zit: “Ga weg van mij, vervloekten,
in het eeuwig vuur dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
Want ik had honger en jullie hebben mij niet te eten gegeven; ik had dorst en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen; ik was naakt en jullie hebben mij niet gekleed;
ik was ziek en gevangen en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
Dan zullen ook zij vragen: “Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig, als vreemdeling of naakt,
of ziek of gevangen, en hebben wij niet voor je gezorgd?”
Dan zal hij hen antwoorden: “Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan voor een van de allergeringsten, heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.
Merkwaardige, ‘buitengewone’ G-d … die zich wil vereenzelvigen met de mens!
Tot het alleruiterste heeft hij dat gedaan door zelf mens te worden in Jezus, maar het gebeurt talloze keren, in alle streken en tijden opnieuw.
Misschien nóg merkwaardiger is dat hij dat blijkbaar nog liefst van al doet in kwetsbare mensen, ‘rafelrandmensen’.
Misschien kijken wij teveel op naar Jezus om nog te herkennen hóe ‘rafelrand’ hij eigenlijk zelf wel was en wie zijn voorkeurscontacten waren.
De parabel die hij hier vertelt was nochtans uit zijn leven gegrepen. Jezus zegt én doet het klaar en duidelijk:
het is met déze mensen dat G-d zich vereenzelvigt.
En nóg merkwaardiger is dat de medemensen, die al of niet omzien naar die rafelranders,
het niet noodzakelijk hoeven te (h)erkennen dat het om G-d gaat! Zó sterk is zijn vereenzelviging,
dat alle goeds die aan rafelranders wordt gegeven ‘ipso facto’ aan hém is gegeven!
Twee vragen komen daaruit voort: 1° Hoe staat het met mijn ‘omzien naar rafelranders’?
en 2° Hoe staat het met mijn besef zélf rafelrander te zijn, zodat G-d zich éindelijk mag vereenzelvigen met míj – wat blijkbaar een diep verlangen van hem is?
Mt.17,1-9 (6/08/2020)
Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en diens broer Johannes met zich mee
en bracht hen boven op een hoge berg, waar zij alleen waren.
Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon
en zijn kleed werd glanzend als het licht.
Opeens verschenen hun Mozes en Elia, die zich met Hem onderhielden.
Petrus nam het woord en zei tot Jezus: 'Heer, het is goed dat wij hier zijn.
Als Jij wilt zal ik hier drie tenten opslaan, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.'
Nog had hij niet uitgesproken of een lichtende wolk overschaduwde hen en uit die wolk klonk een stem:
'Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem.'
Op het horen daarvan wierpen de leerlingen zich ter aarde neer, aangegrepen door een hevige vrees.
Maar Jezus kwam naar hen toe, raakte hen aan en zei: 'Staat op en weest niet bang.'
Toen zij hun ogen opsloegen zagen zij niemand meer dan alleen Jezus.
Onder het afdalen van de berg gelastte Jezus hun: 'Spreekt met niemand over wat ge hebt aanschouwd,
voordat de Mensenzoon uit de doden is opgestaan.'
Een bijzondere gebeurtenis die – zoals steeds met bijzondere gebeurtenissen – eigenlijk moeilijk
in woorden te vatten is. De leerlingen (en de evangelist) kunnen dan ook alleen maar wat stamelen en ‘bevreesd’ zijn
(dat is niet ‘angstig’, maar wel ‘vol ontzag en huivering’, in een besef van grootsheid die hen te boven gaat).
Het is een soort scharniermoment. Tot hiertoe volgen de leerlingen Jezus. Maar binnenkort zal Jezus
zijn lijden en dood moeten ondergaan en zullen het de leerlingen zijn die in zijn naam gezonden zullen worden.
En hij wil ze hiertoe toerusten, met ‘kracht’ (geestkracht), bemoediging en zending.
Mij valt hier een detail bij op: “Hij raakt hen aan”! Toerusting, bemoediging en zending gebeuren in het ‘simpele’ gebaar
van een handoplegging: ‘God zegene je en beware je!’
Hoe vaak raak ik een ander zó aan? Zou ik het meer doen als ik mij ervan bewust word dat G-d míj ‘van gedaante heeft veranderd’
toen Hij mij doopte – én zond – in zijn Geest?