Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.16,13-23 (8/08/2024)

13    Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
       Hij vroeg aan zijn leerlingen:
       “Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14    Ze antwoordden:
       “Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
       en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15    Nu zei hij tegen hen:
       “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16    Simon Petrus antwoordde:
       “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
       de zoon van de levende God!”
17    Jezus zei nu tegen hem:
       “Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
       want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
       maar mijn Vader in de hemelen.
18    En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
       en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
       en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn.
19    En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
       Wat je zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen,
       en wat je zult vrij maken op de aarde,
       zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”

20    Daarop verbood hij zijn leerlingen
       aan iemand te zeggen dat hij de Gezalfde was.

21    Vanaf toen begon Jezus zijn leerlingen aan te wijzen
       dat het moest
       dat hij naar Jeruzalem trok,
       dat hij veel te lijden zou hebben van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden,
       dat hij gedood zou worden
       en dat hij op de derde dag zou opstaan.
22    Petrus nam hem terzijde en sprak hem fel toe:
       “Goeiegenade! Nooit mag jou zoiets overkomen, Heer!”
23    Maar Jezus keerde zich om
       en zei tegen Petrus:
       “Ga weg! Achter mij, tegenstrever [satan]!
       Je bent mij een ergernis/struikelblok,
       omdat je niet denkt vanuit God,
       maar vanuit de mens.”

Jezus gaat in gesprek met zijn leerlingen. Een gewoon gesprek tussen vrienden over wat er zoal de ronde doet over hem. Al sprekende neemt hij hen mee naar een diepere laag. Hij is immers niet geïnteresseerd in wat die anderen over hem denken. Hij wil graag weten wat zijn vrienden zelf denken, hoe zij hem zien: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?” Deze persoonlijke vraag brengt hen op het spoor van wat in hen leeft. Beseffen ze wat in hen leeft en welke stem zullen ze aan het woord laten: die van G-d of die van de tegenstrever (blijkbaar zijn ze beide aanwezig in elke mens)?
Wanneer Petrus antwoordt vanuit G-d, staat hij stevig genoeg om een gemeenschap op te bouwen. Als hij echter de woorden van de tegenstrever kansen geeft om tot uiting te komen, wordt hij een struikelblok en kan hij maar beter naar de achtergrond verdwijnen.
Het zal er dus telkens weer op aankomen te onderscheiden of ik spreek en handel als medestander van Jezus, of eerder halfslachtig op twee gedachten blijf hinken en daardoor zijn tegenstander word?

Mt.8,1-4 (28/06/2024)

1      Nu daalde Jezus af van de berg.
       Een grote menigte volgde hem.
2      En kijk, er kwam een melaatse.
       Die knielde voor hem neer en zei:
       “Als het in jouw bedoeling ligt,
       heb je de volmacht mij te reinigen.”
3      Jezus strekte zijn hand uit en raakte hem aan:
       “Ik wil, word gereinigd!”
       En onmiddellijk werd zijn melaatsheid gereinigd.
4      Jezus zei hem:
       “Let op dat je aan niemand iets zegt,
       maar ga [naar de tempel in Jeruzalem]
       en laat je zien aan de priester
       en offer voor je reiniging
       wat Mozes heeft geboden,
       als een getuigenis voor hen.”

Stel je even voor dat je tussen die menigte meeloopt. Jezus gaat voorop en in de verte zie je iemand naderen. Die man weet dat hij met niemand uit deze ‘gezonde’ menigte in aanraking mag komen. Omgekeerd wil ook niemand uit de menigte deze man tegenkomen. En toch komt hij naderbij, wetende dat hij, door dit te doen, de wet overtreedt. Hij knielt voor Jezus. Hij eist niets. Hij draagt aan Jezus niet op wat hem te doen staat. In alle bescheidenheid vraagt hij naar Jezus’ bedoeling. Wat een nederigheid!
Hij weet dat het zou kunnen, gereinigd worden, maar is dat ook G-ds plan met hem? Dat laat hij aan Jezus over.
Zo krijgt Jezus de kans om te getuigen, om G-ds wil te doen, nl. mensen heel maken, hen opnieuw in de maatschappij brengen en dit in overeenstemming met de wet.
Jij, daar tussen die menigte, ziet hen staan en hoort de man zeggen: “Ik ben bereid! Niet mijn wil, maar de jouwe zal geschieden.” Van dit staaltje nederigheid en overgave valt nog veel te leren.

Mt 18,21-35 (13/09/2020)

Daarop kwam Petrus bij hem staan en vroeg: “Heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken?
tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde: “Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven.
Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren.
Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was.
Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden,
zodat de schuld kon worden ingelost. Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem:
“Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt.
Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was.
Hij nam hem in een wurggreep en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem:
“Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald.
Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen.
Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte.
Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?”
En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald.
Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.

Vergeven, het kan zó verdomd lastig zijn. Mij helpen twee zaken.
Ten eerste: kijken naar het gebeuren vanuit het perspectief van de ander. Een perspectiefwissel uitvoeren is echter niet evident.
Hiervoor moeten eerst de gemoederen bedaard en de emoties tot rust gekomen zijn. Dan pas kan ik me opnieuw open stellen voor die ander.
Hoe dieper echter de kwetsuur, hoe moeilijker om met aandacht aanwezig te blijven en me niet af te sluiten.
Ten tweede: een Australische zegswijze die me, net als de tekst van vandaag, uitdaagt in mijn poging om Verbonden te Léven.
Een zegswijze die de Aboriginals helpt bij hun omgaan met elkaar, met onrechtvaardigheid of met conflicten.
In gedachten zeggen ze, met sereniteit en verdraagzaamheid: ”ik zegen je en ik laat je gaan.”
Je wenst de ander het beste toe door hem te zegenen en je vergeeft al zegenend en loslatend.
Het helpt om uit je emoties te blijven enerzijds en uit het oordelen anderzijds.
“Ik zegen je en ik laat je gaan”, niet één keer maar telkens weer, oneindig indien nodig.

Mt.5,17-19 (12/06/2024)

17    “Denk niet dat ik gekomen ben
       om de wet en de profeten te ontbinden.
       Ik ben niet gekomen om te ontbinden,
       maar om te vervullen.
18    Amen, ik zeg jullie:
       Totdat hemel en aarde voorbijgaan,
       zal niet de kleinste letter van de wet voorbijgegaan zijn
       – totdat alles is gebeurd.
19    Wie dus ook maar het kleinste van de geboden loslaat
       en het zo leert aan de mensen,
       zal de kleinste genoemd worden in het koningschap van de hemelen.
       Wie ze echter doet en leert,
       die zal groot genoemd worden in het koningschap van de hemelen.”

Na een korte onderbreking gisteren lezen we weer verder in de Bergrede. Matteüs geeft er een zekere spanning in weer. Zijn gemeenteleden kwamen uit het jodendom en als getrouwe Joden waren ze voor het nauwgezet onderhouden van de Wet. Jezus echter was geen letterknecht. Hij neemt de Wet wel helemaal over, in z’n totaliteit, maar hij gaat verder. Hij radicaliseert ze. De radicaliteit van wat hij doet is: G-ds liefde voor de mens voorop stellen. Dat is het wezenlijke, dat is het van waaruit alles in een ander perspectief komt te staan. Vanuit die gerichtheid zal hij de wet doortrekken en tot op de wortel herleiden. Hij zal ze aanvullen, hier en daar een uitroepteken zetten, maar zeker niks verwijderen. Zo heeft hij met heel zijn leven (woord en daad) de volle betekenis van de Wet ook bekend gemaakt, inhoud gegeven en vol-gemaakt. En, zegt hij, het moet doorgaan, de wet moet geleerd worden, doorgegeven aan nieuwe generaties, maar vergeet niet dat ze eerst en vooral moet gedáán worden … G-d gebeurt immers tussen mensen!

Mt. 18,21-19,1 (13/08/2020)

In die tijd kwam Petrus naar Jezus toe en sprak: 'Heer, als mijn broeder tegen mij misdoet, hoe dikwijls moet ik hem dan vergeven? Tot zevenmaal toe?'
Jezus antwoordde hem: 'Neen, zeg Ik u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal.
Daarom gelijkt het Rijk der hemelen op een koning die rekening en verantwoording wilde vragen aan zijn dienaren.
Toen hij hiermee begon, bracht men iemand bij hem die tienduizend talenten schuldig was.
Daar hij niets had om te betalen gaf de heer het bevel hem te verkopen met vrouw en kinderen en al wat hij bezat om zo de schuld te vereffenen.
De dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heer, heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
De heer kreeg medelijden met die dienaar, liet hem gaan en schold hem de geleende som kwijt.
Maar toen die dienaar buiten kwam, trof hij daar een andere dienaar die hem honderd denariën schuldig was;
hij greep hem bij de keel en zei: Betaal wat je schuldig bent.
De andere dienaar wierp zich voor hem neer en smeekte: Heb geduld met mij en ik zal u betalen.
Maar hij weigerde en liet hem zelfs in de gevangenis zetten, totdat hij zijn schuld zou hebben betaald.
Toen nu de overige dienaren zagen wat er gebeurd was, waren zij diep verontwaardigd en gingen hun heer alles vertellen.
Daarop liet de heer hem roepen en sprak: Jij lelijke knecht, heel die schuld heb ik je kwijtge­scholden, omdat je mij erom gesmeekt hebt.
Had jij dan ook geen medelijden moeten hebben met je mededienaar, zoals ik met jou medelijden heb gehad?
En in toorn ontstoken leverde zijn heer hem over aan de beulen, totdat hij zijn hele schuld betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader met ieder van u handelen, die niet zijn broeder van harte vergiffenis schenkt.'
Toen Jezus deze toespraak geeindigd had, vertrok Hij uit Galilea en ging naar het Overjordaanse gebied van Judea.

Vergeving: een mooi idee, maar wat als je zelf iets te vergeven hebt? Is het dan nog zo vanzelfsprekend?
Vergeven en vergeven worden, werken helend, dat wéét ik. Maar alleen als ook ik mijn gevoelens durf bloot te leggen,
als ook ik me kwetsbaar opstel. Dan wordt vergeven ten diepste een relationeel gebeuren.
Een gebeuren waardoor relaties hersteld (kunnen) worden en leven opnieuw mogelijk wordt (wat niet wil zeggen dat wat er gebeurd is, wordt weggevaagd).
Maar hoe vaak moeten we vergeven? Petrus vindt van zichzelf dat hij een ruime maat aanhoudt. Hij weet natuurlijk dat de rabbijnen
drie tot vier keer wel voldoende vinden. Maar ja, hij kent Jezus een beetje, vandaar dat hij met een ruime marge rekening houdt.
En dan komt Jezus met het verbluffende antwoord: zeventig maal zeven. Met andere woorden, een onbeperkt aantal, grenzeloos.
Onvoorwaardelijk, net als G-d. Hij die ten diepste door ontferming bewogen telkens weer de relatie herstelt – of toch de kans hiertoe aanreikt.
Hij die Léven schept daar waar er geen meer was. Hij die vergeeft onvoorwaardelijk.
Hoever durf ik daarin mee te gaan?

Mt.18,21-35 (17/09/2023)

21     Petrus kwam naar Jezus en vroeg:
       “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen
       om hem nog te vergeven?
       Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal]
22    Jezus antwoordde hem:
       “Niet tot zeven maal, zeg ik je,
       maar tot zeventig maal zeven maal!”
23    Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken
       met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
24    Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht
       die hem tienduizend talenten schuldig was.
      [= 10.000 x 6.000 daglonen]
25    Omdat hij niets had om te betalen,
       beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had,
       verkocht zouden worden.
26    Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
27    De heer werd ten diepste bewogen,
       liet de dienaar vrij
       en schold hem het geleende kwijt.
28    Maar toen die dienaar naar buiten ging,
       kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen]
       Hij greep hem bij de keel:
       “Betaal wat je me schuldig bent!”
29    De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
30    Maar hij weigerde.
       Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis
       totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
31    Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren
       en waren zo diep geschokt
       dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden.
32    Toen riep de heer hem bij zich en zei hem:
       “Inrotte dienaar,
       heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden
       omdat je mij dat gesmeekt hebt.
33    Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar,
       zoals ik me ontfermd heb over jou?”
34    En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars
       totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
35    Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen
       als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”

De ‘clou’ van deze parabel, die Jezus vertelt om zijn leerlingen – ons dus – iets duidelijk te maken over hoe het zit met de vergeving die wij te bieden hebben aan wie ons iets verkeerd doet, zit hem in de staart: “Moest je je dan ook niet ontfermen over je mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?”
Jezus zegt niet dat vergeving gemakkelijk is. Hij zegt zelfs niet dat dat ineens kan gebeuren. Ook de Torah wist al dat je daar wellicht enige ‘rondjes’ voor nodig hebt, en Petrus vermoedt al dat zijn meester verder wil gaan. Menselijk gezien is anderen vergeving schenken een hoge opgave, waar we meestal slechts met mondjesmaat in slagen.
Jezus wijst een andere weg. Hij zegt niet: doe beter je best. Hij zegt: Kijk eens goed naar je eigen leven en zie dat je zelf een mens bent die vergeving nodig heeft! Misschien stemt je dat milder t.o.v. je mede-mens. En wat meer is – belangrijk veel meer: G-d vergeeft het je ook! Misschien stemt je dat …