Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt. 13,31-35 (27/07/2020)
In die tijd hield Jezus andere gelijkenis voor:
'Het Rijk der hemelen gelijkt op een mosterdzaadje, dat iemand op zijn akker zaaide.
Weliswaar is dit het allerkleinste zaadje, maar wanneer het is opgeschoten,
is het groter dan de andere tuingewassen; het wordt een boom, zodat de vogels
uit de lucht in zijn takken komen nestelen.'
Nog een andere gelijkenis vertelde Hij hun: 'Het Rijk der hemelen gelijkt op gist,
die een vrouw in drie maten bloem verwerkte, totdat deze in hun geheel gegist waren.'
Dit alles sprak Jezus tot het volk in gelijkenissen en zonder gelijkenissen leerde Hij hun niets,
opdat in vervulling zou gaan het door de profeet gesproken woord:
Ik zal mijn mond openen in gelijkenissen, Ik zal openbaren wat verborgen is geweest
vanaf de grondvesting der wereld.
Naar de wereld kijken vanuit een ander perspectief is niet eenvoudig maar misschien is het daarom
dat Jezus spreekt in gelijkenissen. Zo kijkend worden wij uitgedaagd om doorheen alle uiterlijke,
eenvoudige en kleine dingen, tekens van een diepere werkelijkheid, een goddelijke tegenwoordigheid te ontwaren.
Iets klein blijkt dan niet langer gelijk te zijn aan schamelheid en onmacht maar verbergt de kiem van een grote,
hoopvolle toekomst in zich. Aan ons om dit te zien!
Zo ook dat mosterdzaadje. Het wordt aan de aarde toevertrouwd. Een piepklein zaadje dat eerst zal moeten sterven
om ten volle tot Léven te komen (waar hebben we dit nog gehoord).
Zo ook het gist dat zich vermengt met het geheel. Het wordt één met de rest van het deeg.
Naar buiten toe verliest het zijn identiteit maar dat is de enige manier waarop het zijn functie kan vervullen.
Zo leven (sterven om te leven, één worden en je identiteit verliezen) kan alleen maar vanuit een fundamenteel geloof
dat in de wereld en in elke mens de kiem van ‘het rijk der hemelen’ aanwezig is.
Mt.25,1-13 (30/08/2024)
1 Dan zal het koninkrijk der hemelen te vergelijken zijn
met tien meisjes die hun lampen namen
en er op uit trokken, de bruidegom tegemoet.
2 Vijf van hen waren dwaas, de vijf andere wijs.
3 De dwaze namen wel hun lampen mee,
maar geen olie,
4 terwijl de wijzen samen met hun lampen
ook olie in hun kruiken meenamen.
5 Toen nu de bruidegom op zich liet wachten,
vielen ze allen in slaap.
6 Maar midden in de nacht klonk er geroep:
“Kijk! De bruidegom komt! Trek hem tegemoet.”
7 Toen stonden alle meisjes op
en brachten hun lampen in orde.
8 De dwazen zeiden tegen de wijzen:
“Geef ons van jullie olie, want onze lampen gaan uit.”
9 Maar de wijzen antwoordden:
“Best niet, er zal immers niet voldoende zijn
voor ons en jullie samen.
Ga liever naar de verkopers en koop er voor jezelf.”
10 Terwijl ze weg waren om olie te kopen,
kwam de bruidegom aan,
en wie bereid was [klaargemaakt én bereidwillig]
ging met hem naar binnen naar het bruiloftsfeest
en de deur werd gesloten.
11 Later kwamen ook de andere meisjes aan
en zeiden: “Heer, heer, doe open voor ons!”
12 Maar hij antwoordde:
“Ik zeg jullie naar waarheid: Ik ken jullie niet.”
13 Wees dus wakker!
Want je kent dag noch uur.
Onze eminente Vlaamse mysticus Jan van Ruusbroec (Brussel, 1293-1381), heeft over deze passage een van zijn meesterwerken geschreven (Die gheestelike brulocht). Of preciezer, eigenlijk over één zin eruit: “Kijk! De bruidegom komt! Trek hem tegemoet.” Evangeliegetrouw vergelijkt hij daarin de bruidegom met Jezus enerzijds, en anderzijds de meisjes met ons en allen die Christen zijn.
Wíj leggen meestal de klemtoon op het tegemoet trekken, als een activiteit die van ons uit gaat, om G-d te vinden. Dat is niet onterecht, maar mystici leggen de klemtoon elders: De bruidegom kómt! Zie (het)! G-d neemt het initiatief om ons te ontmoeten!
Ik ben er zeker van dat velen van onze lezers hier dat eigenlijk zouden herkennen als ze even achterom kijken in hun leven. Natuurlijk moeten wij ook veel ‘doen’ om ons Christen-zijn in diepte te beleven, maar eigenlijk is dat ‘niet meer dan’ het zoeken van een passend antwoord op G-ds initiatief. Vandaag – en de rest van onze dagen – klinkt dus heel uitnodigend de roep: “Kijk! De bruidegom komt!”
Mt.25,14-30 (19/11/2023)
14 Want het is zoals met een man
die naar het buitenland ging.
Hij riep zijn dienaren
en vertrouwde hen zijn bezit toe.
15 Aan de één gaf hij vijf talenten [5x 6000 daglonen],
een ander twee en nog een ander één,
elk naar zijn eigen mogelijkheden.
Daarna vertrok hij.
16 Meteen ging degene die vijf talenten gekregen had eropuit
om er handel mee te drijven
en hij verdiende er vijf bij.
17 Zo ook degene die er twee ontvangen had:
hij verdiende er twee bij.
18 Maar degene die het ene gekregen had,
ging ergens ver weg,
groef een gat in de grond
en verborg zo het geld van zijn heer.
19 Een hele tijd later
kwam nu de heer van die dienaars terug
en hield afrekening met hen.
20 Die de vijf talenten gekregen had,
kwam bij hem en gaf hem ook de vijf andere:
“Heer, vijf talenten heb je mij toevertrouwd,
zie, vijf talenten heb ik erbij verdiend.”
21 Zijn heer zei hem:
“Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
over het weinige was je trouw,
over veel zal ik je aanstellen.
Verblijf in de vreugde van je heer!”
22 Ook die de twee talenten gekregen had
kwam bij hen en zei:
“Heer, twee talenten heb je mij toevertrouwd,
zie, twee talenten heb ik erbij verdiend.”
23 Zijn heer zei hem:
“Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
over het weinige was je trouw,
over veel zal ik je aanstellen.
Verblijf in de vreugde van je heer!”
24 Nu kwam ook die het ene talent gekregen had bij hem
en zei:
“Heer, ik wist dat je een hard mens bent,
die oogst wat je niet hebt gezaaid
en verzamelt wat je niet hebt uitgestrooid.
25 Ik was bang
en heb je talent ergens ver weg verborgen in de grond.
Zie, hier heb je je bezit.
26 Zijn heer antwoordde hem echter:
“Slechte en angstig aarzelende dienaar,
je meende te weten dat ik oogst wat ik niet heb gezaaid
en verzamel wat ik niet heb uitgestrooid?
27 Je had dus mijn geld bij de bank moeten geven,
zodat ik het terugkreeg met rente.
28 Neem dus dat talent van hem af,
en geef het aan wie er tien heeft,
29 want aan wie heeft, zal gegeven worden
– hij zal overvloed hebben –
en van al wie niet heeft,
zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
30 En werp die nutteloze dienaar eruit,
in de buitenste duisternis,
daar zal geween zijn en tandengeknars.
Onmiddellijk na de gelijkenis van de vijf wijze en de vijf dwaze meisjes vertelt Jezus er nog een: “Want het is zoals met een man die naar het buitenland ging. Hij riep zijn dienaren en vertrouwde hen zijn bezit toe …”. Dat ‘het’ gaat ook hier over het koninkrijk van G-d: een werkelijkheid om te beleven, hier en nu, een leven in verbondenheid.
Het is geen boodschap om in de grond te stoppen tot hij terugkomt (wanneer dat ook mogen zijn). Het gaat over hier en nu – de tussentijd – en dat er hier en nu iets van ons verwacht wordt. Het gaat over hoe we in die tussentijd kunnen leven en hoe we met onze verantwoordelijkheid zouden kunnen omgaan. Dat wil níet zeggen dat we zoveel mogelijk moeten presteren, of kost wat kost alles uit onze talenten proberen te halen wat er misschien zou kunnen inzitten. Het leven is niet een of andere vorm van prestatiedrang. Het gaat er wél om actief gericht te blijven op G-d, en met liefde, overgave en zonder angst te leven vanuit het besef dat ons leven er in zijn licht toe doet!
Mt. 13,36-43 (28/07/2020)
Toen liet Hij de menigte gaan en keerde naar huis terug.
Zijn leerlingen kwamen nu naar Hem toe en zeiden:
'Leg ons de gelijkenis uit van dat onkruid op de akker.'
Hij gaf hun ten antwoord: 'Die het goede zaad zaait, is de Mensenzoon;
de akker is de wereld; het goede zaad, dat zijn de kinderen van het Rijk;
het onkruid zijn de kinderen van het kwaad,
en de vijand die het zaaide, is de duivel. De oogst is het einde van de wereld
en de maaiers zijn de engelen.
Zoals nu het onkruid wordt bijeengebracht en in het vuur verbrand,
zo zal het ook gaan op het einde van de wereld.
De Mensenzoon zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn Rijk bijeenbrengen
allen die tot zonde verleiden en ongerechtigheid bedrijven
om hen in de vuuroven te werpen, waar geween zal zijn en tandengeknars.
Dan zullen de rechtvaardigen in het Koninkrijk van hun Vader schitteren als de zon.
Wie oren heeft, hij luistere.
Men heeft het ons vaak ingeprent, dat beeld van een almachtige God (de rechter, hij die mensen in de vuuroven laat werpen).
En ik die dacht dat hij uit liefde schept, vanuit een vrijwillig gekozen onmacht, opdat Liefde mogelijk zou zijn.
Ik die dacht dat hij er voor kiest om de schepping in haar vrijheid te laten en zo een tegenover te creëren,
een andere-dan-zichzelf, een niet-volmaakte, één die hij uitnodigt tot zijn liefde. Met welk resultaat?
Toegegeven, in haar zoektocht naar het leven heeft die schepping ook levendodende virussen voortgebracht,
en mensen die in hun vrijheid de voorkeur geven aan eigen-liefde, met al de gevolgen van kwaad die deze keuze met zich meebrengt.
Maar ik wil niet negatief zijn. Want diezelfde schepping heeft ook een mens voortgebracht, een G-d-mens
in staat om in volle vrijheid te antwoorden: “Mij geschiede naar jouw Woord". Door hem kwam G-d het leven delen
van de andere-dan-hijzelf, ons leven met de onvolkomenheden van de niet-volmaakte schepping,
met al de risico’s van de menselijke vrijheid en het lijden ... Wie ore heeft, hij luistere.
Mt.13,1-9 (21/7/2021)
Op die dag trok Jezus buitenshuis en ging zitten bij het meer. Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten, terwijl de menigte op het strand stond. Hij sprak hen uitvoerig toe in gelijkenissen:
“Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien. Daarbij viel een deel op de weg. De vogels kwamen en aten het op. Een ander deel viel op steenachtige grond, waar het niet veel aarde had. Onmiddellijk kwam het op omdat het niet veel diepte had, maar van zodra de zon opkwam, verschroeide het, omdat het geen wortel had. Een ander deel viel tussen de dorens. Die schoten op en verstikten het. Een ander deel nu viel in goede aarde en gaf vrucht, deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudig.”
“Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
Op het einde van deze gelijkenis valt het samen: De verschillende bodemsoorten (die er eigenlijk niet toe doen, want wie je ook bent of wat jouw bodem ook is, je wordt er niet op afgerekend) en de zaaier (die in eindeloze mildheid zichzelf blijft aanbieden aan iedereen, zonder onderscheid).
In dat laatste zinnetje wordt, voor mij, de opdracht helder: Wij zijn geroepen om te horen, om één en al oor te worden voor een woord, een roep voorbij alle dingen (rotsen, distels, onkruid, …). Wie écht luistert, wordt een ander mens. Hij zal iets doen met wat hem in de schoot geworpen wordt, met dat wat hem wordt aangereikt.
De zaaier, die geeft en blijft geven – ongeacht de levenssituatie. Het is aan ons om open en ontvankelijk te worden voor dat Woord. Het is aan ons om het te laten doordringen tot in het diepst van ons wezen.
“Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!” Dat is onze bestemming als mens, nl. doordringen tot daar waar we enkel ontvangende leegte zijn! Daar in die leegte kan het Woord ontkiemen en vruchtbaar worden!
Mt.13,44-46 (29/07/2020)
In die tijd zei Jezus tot de menigte: “Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker.
Toen iemand hem vond verborg hij hem weer en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat
en kocht die akker. Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels.
Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.”
Soms vraag ik mij af wat Jezus zou zíen als hij vandaag terug onder ons zou rondlopen.
Zou hij bij zijn christenen (mezelf dus inbegrepen) vreugde zien? Enthousiasme (= geest-drift, een aangevuurd zijn door de Geest)?
Doordrijvend verlangen om iets verborgens te zoeken? Durf om alles achter te laten omwille van hem? Schatten, parels (van mensen)?
Zo stelde hij zich echter wel ‘het rijk der hemelen’ voor – wat helemaal geen kwestie is van ‘ooit eens in een hiernamaals’,
maar een te realiseren en te verbeiden samen-leving in het hier en nu!
Waar christenen écht de zoektocht naar de schat aangaan – en dat begint met zich (wellicht elke dag) af te vragen wát (of beter: wie)
die schat is – ontwaren ze in de dagelijkse realiteit van het leven de sporen ervan. Die liggen verspreid over de akker,
soms wat verborgen onder een aardkluit, maar wachtend op gevonden te worden …
… door mij … vandaag …