Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt. 19,24.27-29 (11/07/2020)
Ik zeg het jullie nog eens: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan
dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.
Waarop Petrus zei: 'Zie, wij hebben alles prijsgegeven om Jou te volgen. Wat zullen wij dus krijgen?'
Jezus sprak tot hen: 'Voorwaar, ik zeg je: bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon zal gezeten zijn
op de troon van zijn heerlijkheid, zal ook jij die Mij gevolgd zijt, gezeten zijn op twaalf tronen en heersen
over de twaalf stammen van Israël. En ieder die zijn huis, broers of zusters, vader of moeder, vrouw, kinderen of akkers
heeft prijsgegeven om mijn naam, zal het honderdvoudig terugkrijgen en eeuwig leven ontvangen.'
Stel je even voor. Je bent er volledig voor gegaan om zijn Visioen te realiseren, om deel te hebben aan G-ds Rijk en dan krijg je dit te horen.
Dan vertelt Jezus je doodleuk dat het eigenlijk niet realistisch is waar jij dacht aan mee te bouwen. Dat het zelfs zo goed als onmogelijk is.
Ik vind dat Petrus braaf reageert. Ik zou me vermoedelijk meer bekocht voelen.
Op de man af vraagt hij dan: “Hoe zit het nu eigenlijk? Waarvoor doe ik dit allemaal? Geef ik mijn leven voor niets?
Laat ik familie, vrienden, m’n (vissers)bedrijf voor niks achter?”
En Petrus krijgt de garantie dat het niet voor niets is. Neen, er zal nieuw leven zijn, wedergeboorte, eeuwig leven,
voor hen die het wagen om hun leven totaal te richten op G-d. Maar ja, dat is niet evident. Hiervoor moet je al het oude achter je laten,
een perspectiefwissel maken van ik naar jij, van ik naar G-d. En daar heel je wezen aan toevertrouwen. Alle ballast achter je laten,
al wat je vastzet en bindt aan jezelf, dát loslaten om je te verbinden met G-d. Dan zal er leven zijn, ja eeuwig leven (=Léven).
Mt.5,33-37 (15/06/2024)
33 “Opnieuw, je hebt gehoord dat er gezegd is tot die van het begin:
Je zult je eed niet breken,
maar voor de Heer gedane beloften nakomen. [Deut.23,22]
34 Ik echter zeg jullie:
Zweer helemaal niet!
Noch bij de hemelen,
want dat is de troon van God;
35 noch bij de aarde,
want dat is zijn voetbank;
noch bij Jeruzalem,
want dat is de stad van de grote Koning;
36 noch bij je eigen hoofd,
want je kunt niet één haar wit of zwart maken.
37 Daarentegen moet jullie woord zijn:
ja is ja, en nee is nee;
en al wat daar bij komt is uit den boze!”
Jezus neemt alweer een onderrichting uit de joodse traditie en gaat er dieper op in. Zijn argumentering eindigt met een oproep om waarden zoals eerlijkheid in onze communicatie en transparantie in onze woorden, waarachtig te beleven. Deze zijn ook vandaag hoog aangeschreven, ook al worden ze niet altijd beoefend.
Het is niet alleen in de joodse traditie dat er sprake is van een eed afleggen, het gebeurt nog steeds. Onze ministers, dokters, rechters, getuigen enz…. doen dat ook. En toch blijf ik het een vreemde gewoonte vinden. Kan je zonder eed dan zomaar doen waar je zin in hebt? Of mag je zonder te zweren – bij wie of wat dan ook – zomaar wat uit je nek kletsen? Hoef je helemaal niet te doen wat je belooft als het niet onder ede gebeurd is?
Worden we hier als christen niet opgeroepen om in álle omstandigheden waarachtig en transparant te zijn? Voor Jezus gaat het er om, dat doorheen al onze relaties G-ds waarheid, G-ds leven, zich in ons verdiept, tot ons ‘ja’ in heel ons doen en laten G-ds ‘ja’ mag worden. Dan zullen onze handelingen de oprechtheid van onze woorden laten zien.
Mt. 20,1-16 (20/09/2020)
Want het koninkrijk der hemelen is als een landheer die vroeg in de morgen naar buiten ging
om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij kwam met hen overeen voor een dagloon en zond ze dan naar zijn wijngaard.
Toen hij rond het derde uur weer naar buiten ging,
zag hij anderen, die werkloos waren, op de markt staan.
Hij zei tegen hen: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Ik zal jullie geven wat billijk is.”
En ze gingen er heen.
Rond het zesde uur ging hij nog eens naar buiten
en weer op het negende en telkens deed hij hetzelfde.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw naar buiten
en trof weer anderen daar werkloos staan.
Hij zei tegen hen:“Wat staan jullie hier de hele dag werkloos?”
“Niemand heeft ons gehuurd,” antwoordden ze.
Daarom zei hij opnieuw: “Gaan ook jullie naar mijn wijngaard.
Je zult ontvangen wat billijk is.”
Toen het avond was geworden,
zei de heer van de wijngaard tegen zijn beheerder:
“Roep de arbeiders en betaal hun het loon,
te beginnen bij de laatsten, en zo tot de eersten.”
Degenen van het elfde uur kwamen dus en ontvingen elk het dagloon.
Toen nu degenen van het eerste uur kwamen,
meenden zij dat ze meer zouden krijgen.
Maar ook zij ontvingen elk het dagloon.
Ze namen het wel aan, maar gingen morren tegen de landheer:
“Deze laatsten hebben maar één uur gewerkt en je stelt hen gelijk aan ons
die de lange duur en de brandende hitte van de dag getorst hebben.”
Hij antwoordde echter: “Vriend, ik doe je toch geen onrecht?
Ben je niet met mij overeengekomen voor een dagloon?
Aanvaard wat van jou is en ga.
Ik wil echter aan de laatsten geven zoals aan jou.
Mag ik met het mijne niet doen wat ik wil?
Of ben je kwaad omdat ik goed ben?”
Zo zullen de laatste de eersten zijn
en de eersten de laatsten.
Een parabel over de gulheid van de landheer, waarmee Jezus het natuurlijk heeft over G-d. Die gulheid kun je makkelijk lezen in de kwestie met de betaling,
maar er is meer te lezen in deze parabel. Is het je niet opgevallen dat de landheer er nogal enige keren op uit trekt óm mensen te zóeken?
Hij wil ze blijkbaar allemaal vinden, allemaal uitnodigen – en ja, allemaal ‘het volle loon’ geven, namelijk ‘het koninkrijk der hemelen’.
Dan wordt ook duidelijk hoe dat zit met die betaling: Het ‘loon’ dat G-d wil geven, is géén exacte afweging van míjn daden, maar ‘alleen maar’ de gratuite volle gave
van het koninkrijk der hemelen – en dat is voor iedereen gelijk!
Het is dus geen kwestie of ik ‘het nu meer of minder zou verdiend hebben’, maar alleen een zaak van ‘mij te laten vinden’ – en het is dan blijkbaar helemaal geen probleem
als dat ‘om God weet welke reden’ pas ‘op het elfde uur’ is.
G-d zoekt mij, ook vandaag, op het marktplein van het leven. Hij zal er regelmatig komen. Zal ík er te vinden zijn?
Mt.7,15-20 (26/06/2024)
15 Hoed je voor pseudo-profeten,
die naar jullie toe zullen komen in schapenvacht,
maar vanbinnen grijpgrage wolven zijn.
16 Aan hun vruchten zul je hen herkennen.
Men plukt toch geen druiven van dorens
of vijgen van distels …?
17 Zo brengt iedere goede boom
mooie vruchten voort,
maar de rotte boom
brengt slechte vruchten voort.
18 Een goede boom
kan geen slechte vruchten voortbrengen,
noch een rotte boom
mooie vruchten.
19 Elke boom die geen mooie vruchten voortbrengt,
wordt omgehakt
en in het vuur geworpen.
20 Dus aan hun vruchten
zul je ze [de pseudo-profeten] herkennen.
Profeten en pseudo-profeten lijken in hun gedrag sterk op elkaar. De vraag is dan: Hoe kan je ze onderscheiden?
Een profeet lijkt me een diep bewogen mens te zijn, gegrepen door onrecht dat gebeurt. Hij is bereid zelf te veranderen in de hoop anderen in zijn enthousiasme mee te nemen. Een profeet zegt zo gegrepen te zijn door G-ds aanwezigheid dat hij of zij een visioen krijgt, begint te zingen en te spreken in een beeldrijke taal, die wij nu nog niet begrijpen. Het is iemand met voldoende kritische afstand, om tegenover courante opvattingen of kerkelijke en maatschappelijke structuren een standpunt in te nemen dat origineel en gedurfd is.
Maar zegt een pseudo-profeet dit alles ook niet over zichzelf?
Volgens Jezus is het enige middel tot onderscheiding: kijk naar de vruchten.
Aan ons om heel alert te blijven en kritisch te zien waartoe uitspraken en handelingen leiden. Zijn ze vruchtbaar of niet, geven ze leven of loopt hun weg dood? Alleen daaraan zal te zien zijn of er een profeet of pseudo-profeet tot ons spreekt.
Mt. 20,1-16a (19/08/2020)
In die tijd verhaalde Jezus de volgende gelijkenis:
Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.
Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard.
Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkloos op de markt staan
tot wie hij zei: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal je geven wat billijk is.
En zij gingen.
Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: Wat sta je heel de dag werkloos?
Ze antwoordden hem: Niemand heeft ons gehuurd. Daarop zei hij tot hen: Gaat ook jullie naar mijn wijngaard.
Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hun uit,
te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.
Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie;
toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie.
Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden:
Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar een uur gewerkt en jij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.
Maar hij antwoordde een van hen: Vriend, ik doe je toch geen onrecht? Ben jij niet met mij overeengekomen voor een denarie?
Neem wat je toekomt en ga heen.
Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of ben je kwaad, omdat ik goed ben?
Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.'
Eén van de parabels van Jezus die ons wel eens doet blozen. Enerzijds erkennen we natuurlijk de uitbundige goedheid van de ‘landeigenaar’;
maar anderzijds herkennen we in onszelf even goed de kwaadheid van ‘de werkers van het eerste uur’. Het botst op ons rechtvaardigheidsgevoel.
Maar wie zegt dat ‘het rijk der hemelen’ de normen van óns rechtvaardigheidsgevoel volgt?!
Zou het niet eerder de bedoeling zijn dat het juist omgekeerd is, dat wij proberen te volgen waar het in het rijk der hemelen om gaat?
Durven wíj die uitbundige goedheid aan (met dus ook een overschrijden van een beperkende grens van ‘rechtvaardigheid’)?
Durven wij maatschappelijke welvoeglijkheid ondergeschikt laten zijn aan goedheid? Ook als het kwaadheid oproept?
(Want het blijkt – toen en nu – dat dat menselijkerwijze zál gebeuren.)
Dán zal het zijn als met het rijk der hemelen …
Mt.7,21-29 (27/06/2024)
21 “Niet iedereen die “Heer, Heer!” tegen mij zegt,
zal binnengaan in het koninkrijk der hemelen,
maar wie de wil doet van mijn Vader.
22 Op die dag [van het oordeel] zullen velen zeggen:
“Heer, Heer,
hebben wij niet in jouw Naam profetisch gesproken,
hebben wij niet in jouw Naam demonen uitgedreven
en hebben wij niet in jouw Naam vele wonderen gedaan?”
23 Dan zal ik onomwonden tegen hen zeggen:
“Nooit heb ik jullie gekend.
Weg van mij! – die ongerechtigheid doen.” [Ps.6,9]
24 Iedereen die mijn woorden hoort
en ze doet,
is te vergelijken met een verstandig man
die zijn huis bouwde op de rots.
25 De regen sloeg neer,
de rivieren zwollen op,
de winden raasden en beukten op dat huis,
maar het stortte niet in,
want het was gegrondvest op de rots.
26 Maar iedereen die mijn woorden hoort
en ze niet doet,
is te vergelijken met een verdwaasde
die zijn huis bouwde op het zand.
27 De regen sloeg neer,
de rivieren zwollen op,
de winden raasden en beukten op dat huis,
maar het stortte in,
zodat het helemaal verwoest werd.”
28 Toen Jezus deze woorden beëindigde,
stond de menigte versteld van zijn onderricht,
29 want hij onderrichtte als iemand met gezag,
en niet zoals hun schriftgeleerden.
“Woorden wekken en voorbeelden strekken", dat zei mijn vader altijd tegen mij als ik volgens hem mooie woorden sprak, maar hij deze niet onmiddellijk in mijn doen en laten zag gebeuren. Dat is ook wat Jezus zegt: “Roep niet Heer, Heer! Maar doe de wil van de Vader.”
Meewerken aan het koninkrijk der hemelen gaat niet over grote woorden spreken, noch over impulsief en ondoordacht handelen. Het heeft alles te maken met de grond van je bestaan. Waar bouw je op? Wie of wat is het fundament van je leven? Het heeft te maken met bewust leven vanuit het Visioen en heel je leven uitbouwen op dat toekomstperspectief, m.a.w. goed weten waar je naartoe wilt.
Als je leven stevig gefundeerd is, kan je heel spontaan leven in het hier en nu. Als je gericht leeft, wetende waar je naartoe wilt, zal je niet omvergeblazen worden, maar stevig staan en zonder aarzelen doen wat moet gedaan en zo mee bouwen aan het koninkrijk. Je woorden en je daden zullen samenvallen en je zal spreken met gezag.
Kijk maar naar Jezus!