Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Zondag (26/07/2020)
Mt. 13,44-52
In die tijd zei Jezus tot de menigte: Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat,
verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer,
en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels.
Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een sleepnet dat in de zee geworpen,
vissen van allerlei soort bijeenbracht. Toen het vol was trok men het op het strand;
men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen, de slechte echter werden weggeworpen.
Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken
om de slechten tussen de rechtvaardigen uit te zoeken en in de vuuroven te werpen.
Daar zal geween zijn en tandengeknars. Hebt gij dit alles begrepen?' Zij antwoordden Hem: 'Ja.'
Hij zij hun: 'Daarom is iedere schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen gelijk aan een huisvader
die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.'
En Jezus gaat verder met het vertellen van zijn – uit het leven gegrepen – verhaaltjes.
Hij wil echt wel dat we uiteindelijk toch iets zouden gaan begrijpen van ‘het rijk der hemelen’.
De leerlingen hebben het al begrepen, dat beweren ze toch.
Maar voor mij gaat het voorbij het verstandelijke,voorbij het be-grijpen. Een verlangen en een oproep komen op mij af.
Een oproep om los te komen, los uit de alledaagse grijsheid en me helemaal toe te vertrouwen aan Iets of Iemand die alles overtreft.
Hier wordt ik uitgedaagd me te laten overrompelen door de wij(d)sheid en de diepte van G-d en me eraan te durven overgeven.
Hier word ik meegetrokken in een ver-reikend proces van loslaten, anders kijken en me overgeven.
Hier word ik uitgedaagd om me open en ontvankelijk op te stellen in het leven, me niet langer vast te klampen
aan de maakbaarheid van mijn bestaan. Dan kán het gebeuren dat ik los laat wat voor anderen zo essentieel is.
En plots, totaal onverwachts word ik geconfronteerd met dat nieuwe - verbonden - leven:
met een sámen-Léven gedragen door G-ds Liefde, ‘het rijk der hemelen’.
Mt.13,54-58 (31/07/2020)
In die tijd begaf Jezus zich naar zijn vaderstad en onderwees hen in hun synagoge,
zodat ze verbaasd zeiden: 'Waar heeft Hij die wijsheid vandaan en de macht om wonderen te doen?
Is Hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef, Simon en Judas?
Wonen zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft Hij dat alles vandaan?'
En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: 'Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen kring.'
En wegens hun ongeloof deed Hij daar niet veel wonderen.
“Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad.” Voor wie het nog niet wist:
Dit is een uitdrukking die rechtstreeks vanuit de Bijbel in het Nederlands is terecht gekomen
(soms in de wat poëtischer versie: “niemand is sant (< sanctus = heilig) in eigen land”).
En o, wat gebruiken we die uitdrukking graag … als het over onszelf gaat, miskend als we ons zo vaak voelen.
Maar zouden wíj (ik) die figuur van Jezus, met zijn toch wel wat rare levenswijze en zijn niet zo van-zelf-sprekende opvattingen,
met zijn vreemd soort macht en zijn nogal straf aan het vel zittende uitspraken, … zouden wíj in Jezus de profeet herkennen en erkennen?
En vandaag? Lopen er nóg zo’n profeten rond die ík niet herken en erken? Als ik de uitdrukking zo graag op mezelf toepas,
is ze dan niet minstens evenveel waar voor de mensen rondom mij? Hoeveel ‘goede boodschap’ (= Evangelie)
zou de wereld mislopen omdat ik het niet heb (h)erkend?
Mt. 13,31-35 (26/7/2021)
Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken met een mosterdzaadje dat iemand zaaide in zijn akker. Het is veel kleiner dan alle andere zaden, maar als het is opgegroeid, wordt het groter dan alle tuingewassen en wordt bijna een boom, zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”
Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken met zuurdeeg dat een vrouw verwerkte in drie maten meel, zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”
Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte. Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen, opdat vervuld zou worden wat de profeet zei: “Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen; ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”
In de Bijbel worden regelmatig planten gebruikt om koninkrijken uit te beelden, maar meestal is er sprake van machtige, majestueuze bomen. Zo wordt het Babylonische rijk beschreven als “een reus van een boom, die met zijn top tot in de hemel reikt” en Ezechiël vergelijkt het rijk van de farao met een ceder van de Libanon, een boom met mooie takken, schaduwrijk gebladerte en een rijzige stam.
Jezus daarentegen kiest in de gelijkenis voor een mosterdplant. Verrassend! De mosterdplant is immers een heel bescheiden, onopvallende struik, die groeit in een moestuin, of ergens als ‘onkruid’. Is dat het koningschap der hemelen? Het is alsof Jezus wil zeggen: G-ds rijk is veel gewoner dan je denkt. Het is niks prestigieus (geen machtige ceder), het gebeurt tussen mensen (een eenvoudige huis-tuin-en-keukenplant). Het rijk van Liefde komt daar tot bloei, in het gewone leven van elke dag. Wie goed kijkt, ziet de mosterdplantjes al groeien.
Mt.25,31-46 (26/11/2023)
31 Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid,
en alle engelen met hem,
zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
32 Alle volken zullen voor hem verzameld worden
en hij zal allen onderscheiden,
zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
33 De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten,
de bokken aan zijn linker.
34 Dan zal de koning zeggen
tegen wie aan zijn rechterhand zit:
“Kom, gezegenden van mijn Vader,
ontvang het koninkrijk
dat voor jullie bereid is
vanaf de grondlegging van de wereld.
35 Want ik had honger
en jullie hebben mij te eten gegeven;
ik had dorst
en jullie hebben mij te drinken gegeven;
ik was vreemdeling
en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
36 ik was naakt
en jullie hebben mij gekleed;
ik was ziek
en jullie hebben naar mij omgezien;
ik was gevangen
en jullie zijn naar me toegekomen.”
37 Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
“Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien
en hebben we je te eten gegeven,
of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
38 Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
en hebben we je in ons midden opgenomen,
of naakt en hebben je gekleed?
39 En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen
en zijn wij naar je toe gekomen?”
40 Dan zal de koning hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen hebt gedaan
voor een van mijn broers of zussen,
de allergeringsten,
heb je ze voor mij gedaan.”
41 Dan zal hij ook zeggen
tegen wie aan zijn linkerkant zit:
“Ga weg van mij, vervloekten,
in het eeuwig vuur
dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
42 Want ik had honger
en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
ik had dorst
en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
43 ik was vreemdeling
en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
ik was naakt
en jullie hebben mij niet gekleed;
ik was ziek en gevangen
en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
44 Dan zullen ook zij vragen:
“Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig,
als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen,
en hebben wij niet voor je gezorgd?”
45 Dan zal hij hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan
voor een van de allergeringsten,
heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
46 En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing,
maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.
Ook deze overbekende parabel vertelt Jezus in het licht van de ‘eindtijd’ met haar drie ‘lagen’ (zie woensdag). De vraag is telkens: hoe staat mijn leven vandáág gespannen op het ‘leven in de eindtijd’. Dat is dus geen kwestie van ‘later ooit eens’, maar van nu! In deze commentaren schrijven wij het dan als ‘Léven’: menselijk leven, maar vervuld van G-ddelijke Liefde; leven dat zich niet richt op zichzelf, maar op de a/Ander.
In deze parabel wordt dat heel erg duidelijk. De mensen waarvan Jezus hoopt dat we ons op hen richten, zijn niet degenen tot wie wij ons spontaan zouden richten of van wie wij iets zien terug te krijgen. Neen, om te ontvangen wat ze nodig hebben, zijn zij afhankelijk van mede-mensen die zich waarachtig naar de a/Ander wil richten.
Misschien lukt ons dat wat beter als we er af en toe bij stil staan en durven gaan beseffen dat wíj die ‘afhankelijken’ zijn!
Welke ‘koning’ aanbidden wij die zó’n verhalen vertelt …?
Mt.26,14-25 (27/03/2024)
14 Toen [na de zalving van Jezus door Maria in Betanië]
ging één van de twaalf, Judas van Keriot,
naar de hogepriesters en zei:
15 “Wat zul je mij geven?
Ik zal hem aan jullie uitleveren.”
Ze zegden hem dertig zilverlingen toe. [Zach.11,12]
16 En van dan af zocht hij een goede gelegenheid
om hem uit te leveren.
17 Op de eerste [dag van het feest] van de ongezuurde [broden]
kwamen Jezus’ leerlingen hem vragen:
“Waar is het je bedoeling
dat wij het Paasmaal voor jou bereiden?”
18 Hij zei:
“Ga de stad in, naar je-weet-wel, en zeg hem:
‘De meester laat weten: Mijn tijd is nabij.
Bij jou wil ik het Paasfeest vieren met mijn leerlingen.’”
19 De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen
en ze bereidden het Paasmaal.
20 Toen het avond werd
ging hij met de twaalf aan tafel.
21 Terwijl ze aten, zei hij:
“Amen, ik zeg jullie:
Eén van jullie zal mij uitleveren.”
22 Heel bedroefd geworden,
begonnen zij elk aan hem te vragen:
“Ik ben het toch niet, heer?”
23 Hij antwoordde:
“Die met mij de hand in de schotel heeft gestoken,
hij zal mij uitleveren. [cf. Ps.41,10b]
24 De mensenzoon gaat wel heen zoals over hem geschreven is,
maar wee de mens door wie de mensenzoon wordt uitgeleverd.
Het was beter voor hem geweest
als hij niet geboren was die mens.”
25 Judas, die hem zou uitleveren, zei hem ook:
“Ik ben het toch niet, rabbi [meester]?”
Jezus antwoordde hem: “Wat je zegt …”
Judas gooit roet in het eten. Hij verpest het feestje. Niet alleen toen, maar ook nu. Wij zouden gewoon met Jezus willen meegaan op deze gloriedagen en niet teveel stilstaan bij alle negatieve kantjes die eraan vastzitten. Maar de figuur van Judas dwingt ons er toch naar te kijken. – Overigens eigenlijk niet alleen Judas: álle leerlingen zullen op een of andere manier Jezus laten vallen!
Het gaat dus eigenlijk niet zozeer over de historische figuur ‘Judas’, maar om de ‘rol’ die hij vervult. En het is zijn rol ons een spiegel voor te houden van hoe wij soms met Jezus omgaan, hoe dierbaar hij ons ook is, naar wij zeggen.
Het is een zeer lastige vraag, maar hij moet gesteld: waar en hoe verraad ík soms mijn ‘vriend’ Jezus?
Mt.13,36-43 (27/7/2021)
Toen liet hij de mensen gaan en ging naar huis. Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen: “Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
Hij antwoordde hen: “Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon, en de akker is de wereld. Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap, en de dolik zijn de kinderen van het kwaad. De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos]. De oogst is de voleinding van de tijd en de maaiers zijn de engelen.
Zoals de dolik wordt verzameld en in het vuur verbrand, zo zal het zijn in de voleinding van de tijd. De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid verzamelen [Sef.1,3] en zij zullen hen in de vuuroven werpen. Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen] stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader.
Wie oren heeft, moet luisteren!”
Jezus vertelt gelijkenissen, en ja, ze vragen om duiding! Maar of die duiding ook alles verheldert, durf ik toch niet te stellen. Het lijkt alsof elke gelijkenis wel iets verduidelijkt maar tegelijkertijd ook prikkelt en uitdaagt om verder te denken en te zoeken. Misschien is dat juist de bedoeling? Misschien wil Jezus met zijn gelijkenissen (en zijn vragen-oproepende uitleg) bij zijn hoorders (en dus ook bij ons) een beslissing oproepen?: “Ga je mee in het dol-dwaze avontuur op zoek naar het ‘volle’, G-dgerichte, leven, of drijf je mee met de diabolos?”
In ieder geval speelt het zich allemaal af in een wereld die ons gegeven is. Een wereld als plaats waar we leven en te leven hebben met al wie op ons pad komt (goed zaad, onkruid, zaaier, uiteendrijver, tweedrachtzaaier…). Daar gebeurt het! G-ds rijk zal daar te zien zijn – of niet. En een levenswijze waar G-d de focus mag richten, roept het beste wakker in mensen. Het voedt de droom van een leven zoals het bedoeld is, het ‘volle’ leven. En dat leven ís bereikbaar: “Wie oren heeft, moet luisteren!”