Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.23,23-26 (27/08/2024)

23    Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
       ondermaatse oordelaars,
       omdat jullie wel tienden afdragen
       van [details als] munt, dille en komijn,
       maar de zwaarwichtiger dingen van de wet nalaat:
       onderscheiding, barmhartigheid en vertrouwen.
       Déze dingen moet je doen,
       en de andere niet nalaten.
24    Blinde wegwijzers,
       die de mug uitziften maar de kameel doorslikken.
25    Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
       ondermaatse oordelaars,
       omdat jullie wel de buitenkant van drinkbeker en schotel reinigen,
       maar van binnen vol roofzucht en mateloosheid zijn.
26    Blinde farizeeër,
       reinig eerst de binnenkant van de beker
       zodat ook de buitenkant rein wordt.

Vandaag gaat de kritiek verder. Voor Jezus bestaat er blijkbaar een buiten-ik (dat wat je laat zien aan de buitenwereld, je manier van omgaan met mensen en materie) en een binnen-ik (dat wat je drijft, waar je voor leeft, waar je om geeft). Wanneer er nu een wanverhouding is tussen deze twee, dan loopt het mis.
Jezus pleit ervoor om je binnen-ik zuiver te houden, want het is van daaruit dat heel je handelen vertrekt. Het is op je binnenkant dat de volle aandacht gericht moet worden, zegt hij. De essentie is immers niet wat anderen van jou denken. Het gaat er niet om goed te zijn voor het oog van de ander, terwijl je uit het oog verliest wat er in je binnenkant allemaal speelt. Integendeel, voor Jezus werkt het juist in de tegenovergestelde richting, nl. van binnen naar buiten. Heel zijn doen en laten vertrekt bij zijn binnen-ik. Hij richt zich, van binnenuit, volledig op G-d en hoopt en verwacht van zijn volgelingen hetzelfde.
Als je binnen-ik zuiver is, dan zal je buiten-ik go(e)d zijn en zullen binnen en buiten één zijn.

Mt. 13,18-23 (24/07/2020)

Jij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt,
komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt:
maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord
verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld
en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vruchten.
Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt:
bij de een is de op­brengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.'

Hier zit ik dan te staren op deze ‘uitleg’. Bij welke categorie zou ik mezelf indelen? Als ik daarover ga piekeren kom ik nergens.
Geen van de vier past bij wie ik ben (of denk te zijn).
  - Ik hoor veel maar begrijpen doe ik veel minder
  - mijn wortels die zitten echt niet zo diep verankerd als ik wel zou willen
  - zorgen zijn mij niet vreemd en de wereldse rijkdom kan ook mij bekoren (wie niet?)
  - en zeggen dat ik al wat ik hoor ook begrijp zou een leugen zijn
Conclusie: Ik hoor nergens thuis!
Of zouden ze alle vier in mij aanwezig mogen zijn? Elke geschetste categorie lijkt immers deel uit te maken van mijn leven.
Het enige dat ik kan doen is hopen dat het lez(v)en van het Woord, het doorwroeten en al mijn geploeter ermee, misschien helpt om
  - meer en meer, stap voor stap beter te begrijpen wat ik hoor
  - de tijd te nemen zodat mijn wortels de kans krijgen om zich dieper en dieper te wortelen
  - afstand te leren nemen van rijkdom, los te laten dat wat mij vast zet en onvrij maakt om te kunnen luisteren en begrijpen
Gelukkig weet ik dat G-d een geduldige G-d is en weet heeft van mijn probeersels.
Mijn mens-zijn hoe gebrekkig ook heeft Hij lief en zo zal ik vrucht dragen.

Mt.12,14-21 (17/7/2021)

De farizeeën gingen naar buiten en beraadslaagden hoe ze hem zouden kunnen ombrengen. Maar Jezus besefte dit en ging van daar weg. Een grote menigte volgde hem en hij genas hen allen. Hij verbood hen nadrukkelijk hem bekend te maken, opdat vervuld zou worden wat gezegd werd door de profeet Jesaja:
“Zie mijn kind [pais: kind of dierbare dienaar],
mijn uitgekozene, mijn geliefde,
in wie mijn wezen vreugde vindt.
Ik zal mijn geest op hem leggen
en hij zal aan de volken het rechte verkondigen.
Hij zal niet twisten of schreeuwen,
niemand zal zijn stem op straat horen;
een geknakt riet zal hij niet breken
en een smeulende vlaspit niet doven;
totdat het rechte zegeviert door hem.
En op zijn naam zullen velen hopen.” [Jes.42,1-4]

Het spel van de harde kracht van wet en – voor wie daar niet aan beantwoordt – dood, tegenover de zachte kracht van geliefd zijn, vreugde, geestkracht die stil herstelt en aanblaast.
Wat is ‘recht’? Wat is ‘het rechte’? Wij zijn eraan gewoon geraakt ‘recht’ als iets zeer strikts te zien – waarmee we eigenlijk net als ‘de farizeeën en schriftgeleerden’ bezig zijn! Terwijl de hele Bijbel, al van in het Oude Testament en weer opgerakeld door Jezus, het níet heeft over ‘recht’, maar over ‘het rechte’!
‘Het rechte’ is dat ‘wat moet gedaan worden’, niet uit plicht, maar omdat het voert naar de enige wereld die de moeite waard is geleefd te worden: een wereld mét mensen náár G-d toe. ‘Het rechte’ oriënteert ons in de juiste richting en wijst ons een weg daarheen.
‘Het rechte’ blijkt – misschien verrassend – een zachte kracht te zijn, één die niet zijn stem verheft voor éigen gewin, die broosheid niet breekt. ‘Het rechte’ blijkt verwant aan het stille, het helende – én aan vreugde en zegen!

Mt.23,27-32 (30/08/2023)

27    Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
       omdat jullie zijn als witgekalkte graven,
       die aan de buitenkant wel mooi schijnen,
       maar aan de binnenkant vol zijn
       van doodsbeenderen en allerlei onreinheid.
28    Zo schijnen ook jullie aan de buitenkant rechtvaardig voor de mensen,
       maar aan de binnenkant zijn jullie vol
       van ondermaats oordeel en wetteloosheid.
29    Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
       omdat jullie graven voor de profeten bouwen
       en de gedenkplaatsen van de rechtvaardigen versiert,
30    en zegt:
       ‘Als wij hadden geleefd in de dagen van onze vaderen,
       dan zouden wij niet medeplichtig zijn aan het bloed van de profeten.’
31    Zo getuig je over jezelf
       dat je zonen bent van wie de profeten vermoordden
32    en maken ook jullie de maat van jullie vaderen vol.

Jezus kan het duidelijk niet hebben als mensen hun oordeelsvermogen niet gebruiken. G-d heeft mensen de kracht van ons verstand gegeven; we moeten er dan ook ten volle gebruik van maken, zowel voor de grote keuzes in ons leven als voor de kleine keuzes waar wij dagelijks voor gesteld staan.
Waar loopt het volgens Jezus fout met dat onderscheidingsvermogen?
Het gaat mis als wij de buitenkant belangrijker gaan vinden dan de binnenkant. ‘Hoe ziet het eruit voor de buitenwereld’, is een vraag van weinig nut om tot een diepteoordeel te komen.
Het gaat ook mis als wij ‘recht’ ‘ombuigen’ naar eigen voordeel, en onderscheiden eigenlijk niets anders wordt dan argumenten zoeken om het eigen gelijk te bewijzen.
Het gaat ook mis als wij onze voorgangers op een voetstuk zetten, omdat we daarmee natuurlijk ook alleen maar onszelf ‘verhogen’ en geen kritisch zicht op onszelf toelaten.
Het staat hier niet letterlijk vermeld, maar waar het voor een Go(e)d onderscheidingsvermogen dan wél om gaat, is de kracht van ons verstand te richten op G-d, en met dát kompas de lijnen in ons leven te bepalen.

Mt.13,24-30  (19/07/2020)

In die tijd hield Jezus de menigte deze voor: 'Het Rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid;
maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen.
Toen de halmen opgeschoten waren en vrucht hadden gezet, was ook het onkruid te zien.
Nu gingen de knechten naar hun meester en zeiden hem: Heer, ge hebt toch goed zaad op uw akker gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?
Hij antwoordde hun: Dat is het werk van een vijand. De knechten zeiden tot hem: Wil je dan dat we het bijeengaren?
Maar hij zei: Neen, ik ben bang dat je, wanneer je het onkruid bijeengaart, de tarwe mee uittrekt.
Laat beide samen opgroeien tot de oogst, en met de oogsttijd zal ik maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen
en bindt het in bussels om te verbranden; maar slaat de tarwe op in mijn schuur.'

Jezus vertelt graag verhaaltjes (overigens sterk uit het gewone leven gegrepen).
Die zijn blijkbaar beter geschikt om iets over ‘het rijk der hemelen’ te zeggen dan geleerde boeken.
Ze bereiken immers het hart. En jawel, om dat ‘rijk der hemelen’ te beléven heb je enige ‘lef’ nodig!
(Wist je dat ons Ned. woord ‘lef’ afkomstig is van het Hebreeuwse woord ‘lev’, wat betekent … hart?!)
Jezus wijst in dit verhaaltje op een ‘gewone’ realiteit: het goede en het kwade, de goede en de kwade,
leven schouder aan schouder in de wereld. Het is erg menselijk om dan maar haastig te gaan wieden.
Maar Jezus wijst op een dubbel risico: enerzijds is veel goed graan nog niet voldoende geworteld om er zelf
niet mee aan ten onder te gaan, en anderzijds zou ik ook wel eens dingen onterecht kunnen afwijzen omdat ik het onderscheid nog niet zie.
Een ‘simpel verhaaltje’ dus, maar waar ik wel enig ‘lev’ voor nodig heb: Ik ben geroepen te leven in díe wereld, midden tussen alle goed en kwaad in.
‘Rijk der hemelen’ wordt dat als ik me steeds steviger wortel en van daaruit een steeds opener blik laat groeien om te onderscheiden (én te beleven) waar het verschil zit.

 

 

 

Mt.12,38-42  (19/7/2021)

Sommige van de schriftgeleerden en farizeeën antwoordden hem toen: “Meester, wij willen van jou een teken zien!”
Maar hij gaf hen van antwoord: “Een slechte en trouweloze generatie verlangt een teken!
Maar het zal geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet. Want zoals Jona in de buik van het zeemonster was, drie dagen en drie nachten, [Jona,2,1] zo zal de mensenzoon in het hart van de aarde zijn, drie dagen en drie nachten.
De Ninevieten zullen bij het oordeel opstaan, samen met deze generatie, en ze zullen haar veroordelen, want zij bekeerden zich door de prediking van Jona. Kijk! Hier is meer dan Jona!
En de koningin van het zuiden zal bij het oordeel opstaan, samen met deze generatie, en zij zal haar veroordelen, want zij kwam van het einde van de aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen. Kijk! Hier is meer dan Salomo!

Het lijkt een beetje dubbel: Enerzijds vindt Jezus het maar niks dat ze een teken vragen, anderzijds wijst hij hen wel op mogelijke tekenen. (Die ‘tekenen’ moesten dienen om onomstotelijk vast te stellen of Jezus nu wel van God uitging of niet; of preciezer: of ze naar hem moesten luisteren of niet.)
Zou het kunnen dat hij iets bedoelt als: tekenen moet je niet vrágen, tekenen moet je zíen!? G-d strooit kwistig met glimpen van zijn aanwezigheid in de wereld. Ze zíjn er dus. Je moet alleen je ogen willen openen en zíen. Soms (vaak?) is de vraag naar ‘meer’ of ‘duidelijkere’ tekens eigenlijk alleen maar een manier om te zeggen: ik accepteer ze toch niet!
Open ogen vragen ook een open hart. Dat heb je nodig om ze te herkennen, maar ook om erop in te gaan. Tekens zíen is nooit vrijblijvend! Ze houden altijd ook een oproep in er in mijn leven iets mee te doen. Als ik daar niet toe bereid ben, zal ik de tekens niet zien, hoe spectaculair ‘duidelijk’ ze ook zijn! Tegelijk is net dat ook vaak de reden waarom we tekens niet zien: omdat we niet bereid zijn iets in ons leven te veranderen …