Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt. 16,13-19 (29/06/2020)
In die tijd toen Jezus in de streek van Caesarea Filippi gekomen was, stelde hij zijn leerlingen deze vraag:
'Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?' Zij antwoordden: 'Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia,
weer anderen Jeremia of een van de profeten.' 'Maar gij' - sprak hij tot hen - 'wie zegt gij dat ik ben?' Simon Petrus antwoordde:
'Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.'
Jezus hernam: 'Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.
Op mijn beurt zeg ik u: gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal u de sleutels geven van het rijk der hemelen en wat gij zult binden op aarde, zal ook in de hemel gebonden zijn
en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in de hemel ontbonden zijn.'
Petrus en Paulus, wat een duo om je Kerk aan toe te vertrouwen.
De ene verloochende Jezus tot drie keer toe (zo herkenbaar) en de ander was een fervente vervolger (als ik eerlijk kijk naar hoe ik omga met bepaalde groepen in onze Kerk,
komt het misschien ook heel dicht bij vervolging vrees ik).
En toch … aan die ‘mensen’ vertrouwde Jij jouw Kerk toe. Zalig dat zij, net als wij, gewone mensen waren met al hun menselijke zwakheden.
Misschien durf ik juist daarom met al mijn beperktheden ook mee werk te maken van die Kerk.
Een Kerk die ik graag mijn Kerk noem. Tenminste als ze het aandurft om kwetsbaar te zijn en de eigen klein-menselijkheid in de ogen durft te kijken.
Want de Kerk waar ik van hou, is een gewonde Kerk, net als Jezus die ze toch wil volgen? Het is een Kerk die juist daar te vinden is,
te midden van de wonden van de wereld, bij de gewonde mens en die haar eigen wonden, haar eigen klein-menselijkheid niet verloochent.
Gelukkig dus voor mij dat dit o, zo menselijke duo de basis mag zijn van onze Kerk.
Mt.17,22-27 (12/08/2024)
22 Toen ze rondtrokken in Galilea,
zei Jezus tegen hen:
“De mensenzoon zal overgeleverd worden
in de handen van de mensen
23 en ze zullen hem doden
en op de derde dag zal hij opstaan.”
Ze werden diep bedroefd.
24 Toen ze in Kafarnaüm waren,
kwamen de inners van de tempelbelasting naar Petrus
[een in de Joodse wet bepaalde belasting van 2 daglonen per jaar]
en vroegen:
“Betaalt jullie meester de tempelbelasting?”
25 “Jawel!”, zei Petrus.
En toen hij thuis kwam,
was Jezus hem voor met de vraag:
“Wat denk je, Simon:
de koningen van de wereld,
van wie ontvangen zij belastingen,
van hun zonen of van de vreemden?”
26 Petrus antwoordde: “Van de vreemden.”
Jezus zei: “Dan zijn de zonen vrij.
27 Maar om hen geen aanstoot te geven:
Ga naar het meer, werp een vishaak uit,
neem de eerste vis die bovenkomt, open zijn bek
en je zult een stater [munt van 4 daglonen] vinden.
Neem die en betaal ermee voor mij en jou.”
Jezus kondigt zijn lijden en dood aan. Het kinkt als een gewone mededeling. De leerlingen laten zich er even door raken, maar het gaat snel voorbij. Ze gaan weer over naar de orde van de dag. Zij zijn bezig met andere dingen, dingen waarop ze ook worden aangesproken, zoals hier over de betaling van de ‘tempelbelasting’. Ok, zegt Jezus, betaal die belastingen, maar doe het in vrijheid. Maak je niet druk over de centen. G-d zal er wel in voorzien.
Gaat het in dit stukje Evangelie nu om de ‘banaliteiten’ van het al of niet belastingen betalen, of over Jezus lijden en dood?
Mij lijkt het te gaan over vrij worden net als Jezus. Dus niet vrij worden in de betekenis van zomaar ‘alles doen waar je zin in hebt’, maar wel: je niet laten tegenhouden om te doen wat je – van binnenuit – moet doen. Écht vrij worden is je door niets of niemand laten tegenhouden om te doen wat G-d je ingeeft en consequent G-ds weg gaan.
En dat is zó anders dan wat men automatisch aanneemt en doet, dat het als het ware vanzelf aanstoot geeft en gewelddadige reacties uitlokt.
Jezus laat zich dáár alvast niet door doen … En ik?
Mt.21,33-43.45-46 (5/3/2021)
Luister naar een andere vergelijking [zei Jezus tegen de afgezanten van de Joodse oversten]:
“Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde. Hij zette er een omheining rond,
groef erin een perskuip uit en bouwde er een wachttoren. Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
en vertrok naar het buitenland. Toen nu de tijd kwam van de oogst, zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers
om zijn deel van de oogst te ontvangen. Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast.
De een ranselden ze af, een ander doodden ze en nog een ander stenigden ze.
Opnieuw zond hij nu dienaren, meer nog dan de eersten, maar ze deden met hen net zo.
Ten slotte zond hij zijn zoon naar hen, denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze echter onder elkaar: “Dat is de erfgenaam!
Vooruit, laten we hem doden en zijn erfenis in bezit nemen.”
Ze grepen hem dus vast, wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem.
Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die wijnbouwers doen?”
Ze antwoordden hem: “Hij zal die slechteriken een slechte dood doen sterven en
de wijngaard zal hij verhuren aan andere wijnbouwers die hem de oogst wel zullen geven wanneer het daar de tijd voor is.”
Maar Jezus zei: “Herkennen jullie het Schriftwoord niet? De steen door de bouwers afgekeurd, die steen is hoeksteen geworden.
Dat is het werk van de heer, een wonder is het in onze ogen. [Ps.118,22-23] Daarom zeg ik jullie:
Het koninkrijk van God zal van jullie weggenomen worden en gegeven aan een volk die er de oogst van voortbrengt.
Toen de hogepriesters en de Farizeeën deze gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat hij over hen sprak.
En zij zochten hem vast te grijpen, maar ze waren bang voor de mensen, omdat zij hem voor een profeet hielden.
Het is een mooi woord, dat van de hoeksteen (uit Psalm 118). En het is wáár: Zó blijk onze G-d te zijn! Hij raapt op wat weggeworpen werd, wat aan de kant ligt of vertrapt. Dat is echter vooral troostvol voor wie zich kan identificeren met dat aan de kant geworpene! (Doe ik dat?) Anders is het ófwel erg uitdagend: Zou ík oprapen wat daar verworpen ligt; zou ík oprichten wat al vertrapt is? Ófwel is het ronduit bedreigend: Misschien ben ík wel degene die aan de kant zal geworpen wórden!?
We vergeten misschien te gemakkelijk dat Jezus hier deze laatste versie hanteert – en dat het dus eigenlijk ook zó is dat we het hier moeten lezen: als een waarschuwing voor al wie niet ‘de oogst afdragen’.
Hoezo, afdragen? Ik eet er toch ook zelf van? Jazeker, dat is ook de bedoeling, maar niet dat het alléén mezelf voedt! Nooit kan ik ‘oogst’ (versta hier maar álles wat ik heb, ook aan talenten, tijd, …) mij toe-eigenen. De ‘geëigende’ reacties kunnen alleen zijn: delen en dankbaarheid!
Mt. 16,21-27 (30/08/2020)
In die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan;
dat Hij daar veel zou moeten lijden van de oudsten, de hogepriesters en de schriftgeleerden,
maar dat Hij na ter dood gebracht te zijn op de derde dag zou verrijzen.
Toen nam Petrus Jezus ter zijde en begon Hem ernstig daarover te onderhouden: 'Dat verhoede God, Heer! Zo iets mag Je nooit overkomen!'
Maar Hij keerde zich om en zei tot Petrus: ' Ga weg, satan, terug! Gij zijt Mij een aanstoot,
want gij laat je leiden door menselijke overwegingen en niet door wat God wil.'
En daarna tot zijn leerlingen: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.
Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen leven?
Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven?
Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van zijn engelen, en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden.
Enkele verzen terug was Petrus nog de ideale man om zijn kerk op te bouwen en nu huist in hem de Satan.
Zo menselijk en daarom ook zo herkenbaar, die tweestrijd. Volg ik G-d of mezelf? Een strijd die huist in ieder van ons. De vraag is wie zal het halen?
Jezus kiest radicaal voor G-d. Hij weigert zich te laten leiden door menselijke overwegingen (dat is de weg van de Satan).
Zo’n leven is geen ‘leven’ – misschien wel in de letterlijke betekenis van het woord – maar je komt zo niet tot ‘Léven’.
Als je volgeling van Jezus wil worden verleg dan je focus van ik naar de ander/Ander. De leidraad voor het leven is dan niet langer eigen gewin maar G-ds wil.
Het kan natuurlijk niet anders dan dat dit gepaard gaat met ‘zelfverloochening’ en dat is niet vanzelfsprekend (je leven spreekt dan immers van G-d).
Wil je echt ‘Léven’? Verlies dan je ‘leven’!
Durf het ik-gerichte leven los te laten. Breek uit jezelf, verbind je met de ander/Ander.
Durf je te riskeren en je zal niet langer alleen fysiek ‘leven’ maar je leven zal levengevend zijn in woord en daad.
Mt.23,1-12 (2/3/2021)
Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
“De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes. Neem dus in acht en doe alles wat ze jullie zeggen, maar handel niet naar hun daden, want zij zeggen het wel, maar doen het niet. Ze binden zware lasten bijeen en leggen die op de schouders van de mensen, terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren. En de werken die ze doen, doen ze om zich te tonen aan de mensen. Ze maken hun gebedsriemen breed en de kwasten van hun mantel groot. [Beide waren uiterlijke symbolen van Godverbonden leven; de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.] Ze hebben graag de voornaamste plaatsen bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge]; ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen, want jullie hebben maar één leermeester, terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn. Noem niemand op aarde jullie Vader, want jullie hebben maar één Vader, de Vader in de hemelen. Laat je ook geen leermeester/leider noemen, want jullie hebben maar één leermeester/leider, de Gezalfde [christos/messiah].
Maar de grootste onder jullie zal je dienaar zijn.
Wie zichzelf verheft, zal klein worden, en wie zichzelf klein maakt, zal verheven worden.”
Jezus staat midden in de Joodse traditie en nooit spreekt hij daarover één minachtend woord.
Hij weet, als geen ander, dat de wet er niet is omwille van zichzelf en ook dat ze niet achterwege gelaten mág worden.
Hij kent ze van binnenuit en leeft ze na, meer nog, hij brengt ze tot vervulling! Met andere woorden, hij leeft zo dat binnenkant (ingesteldheid) en buitenkant (daden) overeenstemmen. Met heel zijn leven maakt hij duidelijk dat goddelijk leven geen kwestie is van nauwgezet regeltjes naleven maar dat zo’n leven verder, dieper gaat. Het gaat niet over macht en aanzien maar over een levensinstelling die met G-d van doen wil hebben.
Het is een levensinstelling die gericht is naar G-d, weg-wijst van jezelf, en die alles te maken heeft met eenvoud en nederigheid. Deze twee zijn niet zomaar een extraatje zijn dat aan het leven wordt toegevoegd maar ze zijn het leven zelf, in zijn eenvoudigste vorm. En wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?
Mt.16,24-28 (7/08/2020)
En daarna tot zijn leerlingen: 'Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.
Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen
Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven?
Want de Mensenzoon zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, vergezeld van zijn engelen,
en dan zal Hij ieder vergelden naar zijn daden.
Voorwaar, Ik zeg je: Er zijn er onder de hier aanwezigen, die de dood niet zullen ervaren,
voordat zij de Mensenzoon zullen zien komen in zijn koninklijke macht.'
Hier heeft Jezus het zelf over wat wij schrijven als ‘leven’ of ‘Léven’. Als Jezus spreekt over ‘je leven verliezen’,
spreekt hij niet over letterlijk dood gaan, maar over een doods leven leiden. Wie er voortdurend op gefocust is het eigen hachje te redden
en ‘te hebben en te houden’, die ‘leeft’ fysiek gezien wel, maar die ‘Lééft’ niet, in de zin zoals Jezus dat bedoelt.
‘Léven’ is bij Jezus: diep, krachtig, vrij, vreugdevol, verbonden (met zijn Vader en met medemensen), en daardoor levengevend!
En ja, daar moet ik mijn focus voor verleggen: weg van mezelf, naar de ander/Ander gericht. Dat vraagt dus inderdaad wat ‘zelfverloochening’
en zal wellicht soms ook ‘een kruis’ met zich meebrengen, maar alleen zó wordt écht leven (Léven dus, Góds Léven) doorgegeven.
Alleen zó word ik volgeling van Jezus.
Het ‘hiernamaals’, dat ‘koninkrijk van G-d’, start vanaf het ogenblik dat ík mijn focus verander van richting (van richting mezelf naar richting a/Ander).
Zou ik durven Jezus hierin te volgen?