Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.18,21-35 (9/3/2021)

Petrus kwam naar Jezus en vroeg: “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen om hem nog te vergeven? Tot zeven maal?”
[volgens de Thora: drie of vier maal] Jezus antwoordde hem: “Niet tot zeven maal, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven maal!”
Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen]
Omdat hij niets had om te betalen, beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had, verkocht zouden worden.
Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
De heer werd ten diepste bewogen, liet de dienaar vrij en schold hem het geleende kwijt.
Maar toen die dienaar naar buiten ging, kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen] Hij greep hem bij de keel: “Betaal wat je me schuldig bent!”
De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” Maar hij weigerde.
Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren en waren zo diep geschokt dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden.
Toen riep de heer hem bij zich en zei hem: “Inrotte dienaar, heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden omdat je mij dat gesmeekt hebt. Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?”
En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”

Vergeving … ook in Jezus’ tijd niet nieuw. De Thora schrijft erover, andere godsdiensten doen dat ook. Wat Jezus erover zegt is eigenlijk ook niets nieuws, maar – zoals we Jezus wel vaker meemaken – wel een radicalisering van het gebod tot vergeving. Het “zeventig maal zeven maal” is net géén rekensom, maar een uitdrukking voor: tel níet, doe het gewoon altijd!
En alweer typisch Jezus, geeft hij ook verhalenderwijs aan waaróm we dat zouden moeten doen. De radicalisering van Jezus zit hem niet in een heldhaftig ‘het veel beter doen dan de rest’, maar in een diepte-erkenning van hoeveel ik zelf eigenlijk vergeven wórd!
Wie durft stil te staan bij hoeveel en hoe vaak hijzelf vergeving nodig heeft – én krijgt – ‘moet’ wel ook eindeloos bereid zijn anderen te vergeven.
Het “zeventig maal zeven maal” mag je ook lezen als: vergeving gaat niet in één keer. Vaak is het een lang proces in schuifjes. (Zeker als het om echt diepe gekwetstheid gaat.) Dan zegt Jezus ons hier dat we er goed mee zitten, zolang het proces van zoeken-te-vergeven verder mag gaan.

Mt.8,23-27 (4/07/2023)

23    Jezus stapte in de boot
       en zijn leerlingen volgden hem.
24    Kijk! Er stak een hevige storm op over het meer
       zodat de boot overspoeld werd door de golven.
       Hij echter sliep.
25    Zijn leerlingen gingen hem wakker maken:
       “Heer, red ons, wij vergaan!”
26    Hij zei tegen hen:
       “Waarom ben je zo bang, klein-vertrouwenden?”
       Hij stond op en bestrafte de wind en de zee
       en er werd een grote stilte geboren.
27    De mensen verwonderden zich:
       “Wat voor iemand is hij toch,
       dat zelfs de wind en de zee hem gehoorzamen?”

Meestal spreken we over stilte ‘voor’ de storm, maar hier wordt ‘na’ de storm een grote stilte geboren. Stilte kan blijkbaar verschillende verschijningsvormen aannemen. Het kan een beangstigende stilte zijn, waarin de onzekerheid toeslaat, of een drukkende stilte, als je voor een spannende gebeurtenis staat en de zenuwen gespannen staan. Het kan ook een gevulde stilte zijn, waarvan je geniet bij een deugddoend samenzijn met vrienden. Of het kan een stilte zijn die als een weldaad over je komt, waarin je dicht bij jezelf komt en waarin je het suizen van een zachte bries hoort als een fluistering van G-d …
Wat zou de grote stilte hier kunnen betekenen? Mij lijkt het dat er bij de leerlingen een stilte geboren wordt die rust brengt en openheid creëert. Een stilte vol van verwondering, verwachting en van mogelijkheden, of m.a.w. de stille zekerheid van het geloof die hen vertrouwen geeft. Het is een grondeloze stilte die zwijgt aan alle zwijgen voorbij. Een stilte om te koesteren.

Mt.19,13-15 (14/08/2021)

Toen werden er kleine kinderen naar hem gedragen met de bedoeling dat hij ze de handen zou opleggen en bidden [over hen, voor hen, met hen?], maar de leerlingen weerden hen af.
Maar Jezus zei: “Laat de kinderen!, en verhinder hen niet bij mij te komen, want het koningschap der hemelen is voor wie zijn als zij.” En hij legde hen de handen op.
Toen vertrok hij van daar.

Hoe komt het dat we het moeilijker hebben Jezus’ ‘radicale’ boodschap over huwelijk en andere zaken te beamen, terwijl zijn boodschap over het ‘worden als de kinderen’ zéker niet minder radicaal is!? Omdat we dat te idyllisch opvatten?
Wie láát zich graag dragen? – We lopen liever zelf!
Wie láát zich graag de handen opleggen? – We houden liever afstand (en ik heb het hier niet over corona)!
Wie láát voor/met/over zich bidden? – We hebben dat al lang verwezen naar ‘oude tijden’ of hooguit ‘iets voor oude mensen’.
Kunnen wij louter ‘zijn’, zoals de kinderen (hier heeft Jezus het over zuigelingen!)? Wij menen steeds dat we onze betekenis moeten halen uit wat we doen en hebben. Terwijl kinderen niets van dat alles kunnen realiseren. Ze kunnen alleen ontvangen. Ze leven – uit de aard van hun zijn zelf – in louter vertrouwen!
Wij zeggen dan wel dat we daar graag een voorbeeld zouden aan nemen, maar durven wij het – in al z’n radicaliteit – ook echt te beleven?

Mt. 16,13-20 (23/08/2020)

In die tijd toen Jezus in de streek van Caesarea van Filippus gekomen was, stelde Hij zijn leerlingen deze vraag:
'Wie is, volgens de opvatting van de mensen, de Mensenzoon?'
Zij antwoordden: 'Sommigen zeggen Johannes de Doper, anderen Elia,
weer anderen Jeremia of een van de profeten.'
'Maar jj', sprak Hij tot hen, 'wie zeg jij dat Ik ben?'
Simon Petrus antwoordde: 'Jij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.'
Jezus hernam: 'Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed
hebben jou dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.
Op mijn beurt zeg ik je: Jij bent Petrus; en op deze steenrots zal Ik mijn Kerk bouwen
en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen.
Ik zal je de sleutels geven van het Rijk der hemelen en wat jij zult binden op aarde,
zal ook in de hemel gebonden zijn en wat jij zult ontbinden op aarde,
zal ook in de hemel ontbonden zijn.'
Daarop verbood Hij zijn leerlingen nadrukkelijk iemand te zeggen, dat Hij de Christus was.

Jezus houdt géén examen! De antwoorden van ‘sommigen’ wijst hij niet af! Belangrijker blijkbaar dan het ‘juiste’ antwoord, is de vraag:
wat zeg jíj?! Een persóónlijk antwoord, zelfs als dat misschien dogmatisch niet helemaal volledig is (wanneer is het dat wel?), staat voor Jezus duidelijk voorop.
Is het niet dat wat Jezus ‘in alle toonaarden’ probeerde duidelijk te maken, dat ‘onze G-d’, zijn ‘Vader’, niet zozeer een rationele God is
(te (be)grijpen en te modelleren naar ons verstand), maar een relationele?! Alleen als ik voluit in de ándersheid van de Ander wil/durf meegaan,
word ik meegenomen naar dat nieuwe en onvermoede land dat Jezus ‘het koninkrijk der hemelen’ noemt.
Vanuit mijn menselijk gegeven is dat natuurlijk niet niks, zo al mijn éigen denken los te durven laten om mij in dat relationele – dus gans Andere – avontuur te storten.
Maar Jezus zegt: “Gelukkig ben je!” Ja, wonder van vervulling zal het zijn, waar ik dat toelaat. Maar wie vervuld is, zal/moet overlopen: “Bouw mijn kerk op!”

 

Mt.20,17-28 (3/3/2021)

Toen Jezus opging naar Jeruzalem, nam hij alleen de twaalf met zich mee. Onderweg zei hij tegen hen:
“Kijk! Nu gaan we op naar Jeruzalem en de mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en schriftgeleerden en ze zullen hem ter dood veroordelen. Ze zullen hem overleveren aan de niet-Joodse volken
om hem te bespotten, te geselen en te kruisigen en op de derde dag zal hij worden opgewekt.”
Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs, samen met haar zonen, naar hem en boog voor hem neer om iets van hem te vragen. Hij vroeg haar: “Wat wil je?” Ze zei hem: “Zeg dat in jouw koninkrijk deze twee zonen van mij mogen zetelen, één rechts en één links van jou.” Maar Jezus antwoordde: “Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken, of je laten onderdompelen met de onderdompeling die ik zal ondergaan?” Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij.”
Hij ging tegen hen verder: “Ja, mijn beker zul je wel drinken en ondergedompeld worden waarin ik ondergedompeld wordt, maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen: het is niet aan mij dat te geven, dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
De tien [overige leerlingen] hoorden dit en ergerden zich aan de twee broers.
Maar Jezus riep hen bij zich en zei: “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen.
Zo mag het bij jullie niet zijn! Wie onder jullie groot wil worden, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet jullie knecht zijn; zoals de mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden,
maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”

Jezus trekt op naar Jeruzalem, dé religieuze hoofdstad. Helder van geest (Geest) als hij is, heeft hij ondertussen wel door
waar zijn liefde hem toe zal leiden. De consequentie van elke doorgetrokken liefde is het kruis.
En als dat voor hem het geval is, zal dat ook zo zijn voor zijn leerlingen. Dus probeert hij ze daarop voor te bereiden.
En waar zijn zij mee bezig? Mama er op uit sturen om wat te gaan vleien bij Jezus om toch maar op een goed blaadje te geraken
in dat koninkrijk van hem … Of – maar wat eigenlijk op hetzelfde neerkomt – je ergeren aan die pogingen (omdat je eigen kansen dan verkleinen?).
Wat moet Jezus toch met zo’n stelletje?
En toch zál hij het er mee doen. Hij weet (’t is te zeggen: vertrouwt) dat ze het uiteindelijk wel zullen begrijpen én doen,
ook al zal dat met nog veel vallen en opstaan gepaard gaan. En voor wie écht leerling wil zijn, geeft hij in de laatste alinea nog onschatbare woorden mee.
Ze zouden boven het bed van elke ‘leerling’ moeten hangen: lees, herlees, prent ze in je hart én je handen!

 

Mt.16,24-28 (9/08/2024)

24    Toen zei Jezus tegen zijn leerlingen:
       Als het iemands bedoeling is
       achter mij aan te komen,
       moet hij zichzelf verloochenen,
       zijn kruis opnemen en mij volgen.
25    Want wie zijn leven [psyche] wil redden,
       zal het verliezen,
       maar wie zijn leven verliest omwille van mij,
       zal het vinden.
26    Want wat baat het een mens
       de hele wereld te winnen
       maar zijn leven [psyche] erdoor te schaden?
       Of wat zal een mens geven
       als losgeld voor zijn leven?
27    Ja, de mensenzoon zál komen
       in de grootsheid van zijn Vader,
       samen met zijn engelen,
       en dan zal hij ieder teruggeven naar zijn daden. [Ps.62,13]
28    Amen, ik zeg jullie:
       sommige van de aanwezigen hier
       zullen de dood niet proeven
       voordat zij de mensenzoon gezien hebben,
       komend in zijn koningschap.”

Duidelijker kan Jezus niet zijn. Als je hem wilt volgen moet je
1e jezelf verloochenen:
Pas als je jezelf kent, kun je jezelf verloochenen en de neiging tegengaan jezelf als centrum van de wereld te beschouwen. Je leert verder te kijken dan de logica van het persoonlijk belang.
2e zijn kruis opnemen:
Wie met hem optrekt, moet bereid zijn alle consequenties op te nemen. In dat trouw-zijn biedt het kruis zich sowieso aan.
3e hem volgen:
Als je hem echt wilt volgen, dan zal jouw weg dezelfde zijn als zijn weg: lijden en dood – en vanuit de Liefde opstaan.
Hiermee brengt deze passage ons naar de kern van de paradox van het leerling zijn: Wie zijn leven wil redden en het met menselijke overwegingen in handen wil houden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest – wie het uit handen geeft, en dat kan slechts in de Liefde – zal het winnen.