Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.13,18-23 (23/7/2021)
Jullie dus, luister naar de gelijkenis van de zaaier:
Bij ieder die het woord van het koningschap hoort, maar niet doorgrondt, komt de slechte en rooft wat in zijn hart is gezaaid. Dat is de op de weg gezaaide.
De op de steenachtige grond gezaaide is wie het woord hoort en onmiddellijk vrolijk aanneemt, maar geen wortel heeft in zichzelf – het zijn mensen van het moment. Wanneer er verdrukking of vervolging komt omwille van het woord, struikelen ze onmiddellijk.
De tussen de dorens gezaaide is wie het woord hoort, maar door de zorgen van deze wereld en de begoocheling van de rijkdom het laten verstikken, waardoor het onvruchtbaar wordt.
De in goede aarde gezaaide is wie het woord horen en het doorgronden. Zij brengen vruchten voort, de één honderd, de ander zestig, nog een ander dertig.”
Hier zit ik dan te staren op deze ‘uitleg’. Bij welke categorie zou ik mezelf indelen? Als ik daarover ga piekeren kom ik nergens. Geen van de vier past bij wie ik ben (of denk te zijn).
- ik hoor veel maar begrijpen doe ik veel minder
- mijn wortels zitten niet zo diep verankerd als ik wel zou willen
- zorgen zijn mij niet vreemd en de wereldse rijkdom ook niet
- zeggen dat ik al wat ik hoor ook begrijp zou een leugen zijn
Conclusie: Ik hoor nergens thuis!
Of zouden ze alle vier in mij aanwezig mogen zijn?
Het enige wat ik kan doen is hopen dat het lez(v)en van het Woord en al mijn geploeter ermee, misschien helpt om
- stap voor stap beter te begrijpen wat ik hoor
- de tijd te nemen om mijn wortels dieper en dieper te laten wortelen
- los te laten dat wat mij vast zet en onvrij maakt om te kunnen luisteren en begrijpen.
Gelukkig weet ik dat G-d een geduldige G-d is en weet heeft van mijn probeersels.
Mijn mens-zijn – hoe gebrekkig ook – heeft Hij lief en zo mag ik vrucht dragen.
Mt.13,24-30 (24/7/2021)
Jezus legde hen [het volk] een andere gelijkenis voor:
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met iemand die goed zaad in zijn akker zaait. Maar terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand, zaaide dolik tussen de tarwe en verdween weer. [Dolik is een giftig, bedwelmend kruid dat goed lijkt op jonge tarwe.] Toen nu het graan opkwam en vrucht begon te zetten, verscheen ook de dolik. De knechten kwamen naar de heer des huizes en zeiden hem: “Heer, je hebt toch goed zaad in je akker gezaaid? Vanwaar dan die dolik?” Hij zei hen: “Dat heeft een vijandige mens gedaan.” Nu vroegen de dienaren hem: “Wil je dat we erop uit gaan om het bijeen te garen?” Maar hij zei: “Nee!, om niet bij het verzamelen van de dolik ook de tarwe te ontwortelen. Laat beide samen opgroeien tot de oogst. Dan zal ik tegen de oogsters zeggen: Verzamel eerst de dolik en bindt het in bossen om te verbranden, maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.”
Je ziet het overal om je heen, het kwaad, het onkruid (dolik), het is er. Zo is nu eenmaal de realiteit waarin we leven. Zo is de werkelijkheid ook in onszelf. Dolik groeit doorheen relaties, het overwoekert schoonheid, het voedt haat en het vernietigt... Kortom, het tast ons aan, ontwortelt ons vertrouwen en doet een aanspraak op ons geduld.
Neen, de gelijkenis van het onkruid maakt het koningschap der hemelen niet mooier dan het is. Dat moeten wij dus ook maar niet doen. De dolik en de tarwe, ze groeien daar naast elkaar. Meer nog, het ene zit verstrikt in het ander.
En toch vertelt de gelijkenis – en heel de bijbel – van het goddelijke vertrouwen dat het goede zaad gezaaid ís en dat het goede zaad uiteindelijk – alleen G-d weet hoe – het kwade zal overwinnen. En wij, wij mogen leven in dat vertrouwen – ondanks alles. We mogen erop vertrouwen dat steeds weer, naast het onkruid, ook het goede in onszelf en in de ander te zien zal zijn. Dat we vrucht dragen. Én we mogen rekenen op het goddelijke geduld, het geduld dat hij heeft met ieder van ons en dat kansen biedt tot ommekeer.
Mt.25,31-46 (19/02/2024)
31 Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid,
en alle engelen met hem,
zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
32 Alle volken zullen voor hem verzameld worden
en hij zal allen onderscheiden,
zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
33 De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten,
de bokken aan zijn linker.
34 Dan zal de koning zeggen
tegen wie aan zijn rechterhand zit:
“Kom, gezegenden van mijn Vader,
ontvang het koninkrijk dat voor jullie bereid is
vanaf de grondlegging van de wereld.
35 Want ik had honger
en jullie hebben mij te eten gegeven;
ik had dorst
en jullie hebben mij te drinken gegeven;
ik was vreemdeling
en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
36 ik was naakt
en jullie hebben mij gekleed;
ik was ziek
en jullie hebben naar mij omgezien;
ik was gevangen
en jullie zijn naar me toegekomen.”
37 Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
“Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien
en hebben we je te eten gegeven,
of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
38 Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
en hebben we je in ons midden opgenomen,
of naakt en hebben je gekleed?
39 En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen
en zijn wij naar je toe gekomen?”
40 Dan zal de koning hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen hebt gedaan
voor een van mijn broers of zussen,
de allergeringsten,
heb je ze voor mij gedaan.”
41 Dan zal hij ook zeggen
tegen wie aan zijn linkerkant zit:
“Ga weg van mij, vervloekten,
in het eeuwig vuur
dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
42 Want ik had honger
en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
ik had dorst
en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
43 ik was vreemdeling
en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
ik was naakt
en jullie hebben mij niet gekleed;
ik was ziek en gevangen
en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
44 Dan zullen ook zij vragen:
“Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig,
als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen,
en hebben wij niet voor je gezorgd?”
45 Dan zal hij hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan
voor een van de allergeringsten,
heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
46 En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing,
maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.
Alle godsdiensten hebben op een of andere manier ook wel aandacht voor de omgang met medemensen, maar het mag gezegd dat het Christendom hierin toch wel de kroon spant. Vooral nog waar het de meest kleine, uitgesloten medemens betref, de “allergeringsten”.
Dat komt omdat / laat zich zien in het feit dat Jezus – G-ds Woord zelf – tot die allergeringste wordt! Dat is ongehoord! “Voor de Joden een aanstoot, voor de heidenen een dwaasheid!” (1Kor.1,23)
De vervolgvraag mag zich dan ook wel stellen: Hoe ver staan de volgelingen van die ‘allergeringste G-d’ ermee om hun allergeringste medemens een plaats te geven in deze wereld? Jezus maakt het tot een speerpunt van zijn boodschap! Hoever staat onze kerk ermee? (We hadden die vraag onlangs uitdrukkelijk, maar ze blijft op ons gehoorbeen hameren.) Maar het start uiteraard bij: hoever sta ik er zelf mee? …
Zondag (26/07/2020)
Mt. 13,44-52
In die tijd zei Jezus tot de menigte: Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat,
verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer,
en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels.
Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.
Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een sleepnet dat in de zee geworpen,
vissen van allerlei soort bijeenbracht. Toen het vol was trok men het op het strand;
men zette zich neer om de goede vissen uit te zoeken en in manden te doen, de slechte echter werden weggeworpen.
Zo zal het ook gaan op het einde van de wereld: de engelen zullen uittrekken
om de slechten tussen de rechtvaardigen uit te zoeken en in de vuuroven te werpen.
Daar zal geween zijn en tandengeknars. Hebt gij dit alles begrepen?' Zij antwoordden Hem: 'Ja.'
Hij zij hun: 'Daarom is iedere schriftgeleerde die onderwezen is in het Rijk der hemelen gelijk aan een huisvader
die uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt.'
En Jezus gaat verder met het vertellen van zijn – uit het leven gegrepen – verhaaltjes.
Hij wil echt wel dat we uiteindelijk toch iets zouden gaan begrijpen van ‘het rijk der hemelen’.
De leerlingen hebben het al begrepen, dat beweren ze toch.
Maar voor mij gaat het voorbij het verstandelijke,voorbij het be-grijpen. Een verlangen en een oproep komen op mij af.
Een oproep om los te komen, los uit de alledaagse grijsheid en me helemaal toe te vertrouwen aan Iets of Iemand die alles overtreft.
Hier wordt ik uitgedaagd me te laten overrompelen door de wij(d)sheid en de diepte van G-d en me eraan te durven overgeven.
Hier word ik meegetrokken in een ver-reikend proces van loslaten, anders kijken en me overgeven.
Hier word ik uitgedaagd om me open en ontvankelijk op te stellen in het leven, me niet langer vast te klampen
aan de maakbaarheid van mijn bestaan. Dan kán het gebeuren dat ik los laat wat voor anderen zo essentieel is.
En plots, totaal onverwachts word ik geconfronteerd met dat nieuwe - verbonden - leven:
met een sámen-Léven gedragen door G-ds Liefde, ‘het rijk der hemelen’.
Mt.13,54-58 (31/07/2020)
In die tijd begaf Jezus zich naar zijn vaderstad en onderwees hen in hun synagoge,
zodat ze verbaasd zeiden: 'Waar heeft Hij die wijsheid vandaan en de macht om wonderen te doen?
Is Hij niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef, Simon en Judas?
Wonen zijn zusters niet allen bij ons? Waar heeft Hij dat alles vandaan?'
En zij namen er aanstoot aan. Maar Jezus sprak tot hen: 'Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen kring.'
En wegens hun ongeloof deed Hij daar niet veel wonderen.
“Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen stad.” Voor wie het nog niet wist:
Dit is een uitdrukking die rechtstreeks vanuit de Bijbel in het Nederlands is terecht gekomen
(soms in de wat poëtischer versie: “niemand is sant (< sanctus = heilig) in eigen land”).
En o, wat gebruiken we die uitdrukking graag … als het over onszelf gaat, miskend als we ons zo vaak voelen.
Maar zouden wíj (ik) die figuur van Jezus, met zijn toch wel wat rare levenswijze en zijn niet zo van-zelf-sprekende opvattingen,
met zijn vreemd soort macht en zijn nogal straf aan het vel zittende uitspraken, … zouden wíj in Jezus de profeet herkennen en erkennen?
En vandaag? Lopen er nóg zo’n profeten rond die ík niet herken en erken? Als ik de uitdrukking zo graag op mezelf toepas,
is ze dan niet minstens evenveel waar voor de mensen rondom mij? Hoeveel ‘goede boodschap’ (= Evangelie)
zou de wereld mislopen omdat ik het niet heb (h)erkend?
Mt. 13,31-35 (26/7/2021)
Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken met een mosterdzaadje dat iemand zaaide in zijn akker. Het is veel kleiner dan alle andere zaden, maar als het is opgegroeid, wordt het groter dan alle tuingewassen en wordt bijna een boom, zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”
Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken met zuurdeeg dat een vrouw verwerkte in drie maten meel, zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”
Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte. Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen, opdat vervuld zou worden wat de profeet zei: “Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen; ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”
In de Bijbel worden regelmatig planten gebruikt om koninkrijken uit te beelden, maar meestal is er sprake van machtige, majestueuze bomen. Zo wordt het Babylonische rijk beschreven als “een reus van een boom, die met zijn top tot in de hemel reikt” en Ezechiël vergelijkt het rijk van de farao met een ceder van de Libanon, een boom met mooie takken, schaduwrijk gebladerte en een rijzige stam.
Jezus daarentegen kiest in de gelijkenis voor een mosterdplant. Verrassend! De mosterdplant is immers een heel bescheiden, onopvallende struik, die groeit in een moestuin, of ergens als ‘onkruid’. Is dat het koningschap der hemelen? Het is alsof Jezus wil zeggen: G-ds rijk is veel gewoner dan je denkt. Het is niks prestigieus (geen machtige ceder), het gebeurt tussen mensen (een eenvoudige huis-tuin-en-keukenplant). Het rijk van Liefde komt daar tot bloei, in het gewone leven van elke dag. Wie goed kijkt, ziet de mosterdplantjes al groeien.