Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt. 10,7-15 (9/07/2020)
In die tijd zei Jezus tot de twaalf: 'Verkondigt op uw tocht: het Koninkrijk der hemelen is nabij.
Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen en drijft duivels uit. Voor niets hebt gij ontvangen,
voor niets moet gij geven. Tracht dus geen goud, zilver of koper te verwerven om er uw gordels mee te vullen.
Verschaft u ook geen reiszak voor onderweg, geen tweede onderkleed, geen schoeisel of stok,
want de arbeider is zijn onderhoud waard. Als gij in een stad of in een dorp komt,
onderzoekt dan wie waard is u te ontvangen, en verblijft daar tot gij weer vertrekt.
Wanneer ge dat huis binnentreedt, brengt het uw vredegroet; en wanneer het die waard is moge uw vrede over dat huis komen,
maar wanneer het die niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug. Als men u ergens niet ontvangt en niet naar uw woorden luistert,
verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten.
Voorwaar, ik zeg u: Op de oordeelsdag zal het voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn dan voor die stad.'
Gezonden worden om G-ds Rijk te verkondigen, om een leven te leven dat niet van-zelf-sprekend is
maar ten volle spreekt van G-d. Niet éénvoudig in onze verdwaasde wereld. Jezus wist het reeds.
Op heel wat plekken in die wereld zullen de mensen niet geïnteresseerd zijn in G-ds Visioen, in Verbonden Léven.
En toch … Hij zond de twaalf (en mij). Ik word eropuit gestuurd maar niet zonder iets mee te krijgen!
Er wordt mij gegeven (om niets) … liefde en verbondenheid. Daarmee word ik op weg gezonden én met de vraag om mensen héél te maken, de wereld lief te hebben.
Gezonden in verbondenheid, om in alle éénvoud en zonder te oordelen te leven en net als hij al die verdwaasdheid lief te hebben.
Om te léven-IN-vertrouwen en in alle vrijheid de wereld tegemoet gaan, wetende dat die wereld ook vrij is om mij en mijn manier van leven al dan niet te verwelkomen.
Liefde kan immers niet opgelegd of opgedrongen worden. Die keuze ligt volledig bij de ander.
Mt.8,5-17 (26/06/2021)
Toen Jezus binnenging in Kafarnaüm, kwam er een centurio [honderdman, Romeinse legeroverste] smekend naar hem: “Heer, mijn jongen [kan zijn zoon zijn, of een dierbare knecht] ligt thuis verlamd en lijdt vreselijke pijn.” Jezus zei hem: “Ik zal hem komen genezen.”
Maar de centurio antwoordde hem: “Heer, ik ben het niet waard dat je in mijn huis zou komen, maar spreek slechts één woord en mijn jongen zal gezond worden. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot de ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienstknecht ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich en zei tegen wie hem volgden: “Amen, ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof/vertrouwen gevonden! Daarom zeg ik jullie dat velen van oost tot west zullen komen en met Abraham, Isaak en Jakob deel zullen hebben aan het koningschap van de hemelen. Maar de kinderen van het koninkrijk zullen eruit geworpen worden naar de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en tandengeknars.”
En tegen de centurio zei Jezus: “Ga heen, zoals je erop vertrouwd hebt, zo moet het je gebeuren.” En op dat uur werd zijn jongen gezond.
Toen Jezus in het huis van Petrus kwam, zag hij dat zijn schoonmoeder met koorts te bed lag. Hij nam haar hand vast en de koorts verliet haar. Zij stond op en bediende hen.
Het was avond geworden en men bracht vele bezetenen bij hem. Met een woord dreef hij de geesten uit en al wie ziek was, genas hij.
Opdat in vervulling zou gaan wat gezegd werd door de profeet Jesaja: “Hij heeft onze zwakheden op zich genomen en onze ziekten gedragen.” [Jes.53,4-5]
Een Romeins legeroverste die heel goed zijn positie (zijn macht) kent, komt Jezus tegemoet. Hij is zich bewust van zijn ‘grootsheid’, maar die belet hem niet om te beseffen dat de ander hem en hij de Ander nodig heeft. Dit wordt des te meer duidelijk in de confrontatie met het mysterie van leven en dood. Daar voelt hij zijn kleinheid.
Hij is een man die doet wat hij moet doen, nl. alert en zorgzaam omgaan met hen wie aan hem zijn toevertrouwd. Hij weet zijn plaats en (er)kent zijn grenzen. Hij voelt waar zijn grens bereikt is en heeft het lef om de zorg uit handen te geven. Hij vertrouwt de jongen toe aan de Ander en is rotsvast overtuigd van de helende kracht van diens Woord.
Elke keer bij het uitspreken van die woorden “Heer, ik ben niet waardig dat Jij tot mij komt.” besef ik dat het dat is waar nederigheid om gaat: leven op de juiste plaats, jouw plaats. Nederigheid is jezelf noch te klein, noch te groot maken, maar het bevindt zich op de gulden middenweg tussen deze beide.
Mt. 10,16-23 (10/07/2020)
In die tijd zei Jezus tot de twaalf: 'Zie, ik zend je als schapen tussen wolven.
Weest dus omzichtig als slangen en argeloos als duiven. Neem je in acht voor de mensen.
Zij zullen je overleveren aan de rechtbanken en je geselen in hun synagogen.
Jij zult voor stadhouders en koningen gebracht worden omwille van Mij,
om zo ten overstaan van hen en de heidenen getuigenis af te leggen.
Maak je echter, wanneer men je overlevert, niet bezorgd over het hoe en wat van jouw spreken:
op dat ogenblik zal je worden ingegeven wat jij moet zeggen. Want niet jij bent het die spreekt,
maar door jouw spreekt dan de Geest van jouw Vader. De ene broer zal de andere overleveren om hem te laten doden;
de vader zijn kind; de kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood doen brengen.
Je zult een voorwerp van haat zijn voor allen, omwille van mijn Naam. Wie echter ten einde toe volhardt,
hij zal gered worden. Wanneer men je in de ene stad vervolgt vlucht dan naar een andere.
Voorwaar, Ik zeg je: Jij zult niet gereed gekomen zijn met de steden van Israël op het ogenblik dat de Mensenzoon komt.'
Opnieuw word ik uit mijn comfortzone gehaald. Jezus daagt me uit om te getuigen van zijn levenshouding, van een leven in verbondenheid.
En hij windt er geen doekjes om. Als je een standpunt inneemt (zeker als het over geloof gaat) zal je kritiek krijgen.
Je zal zijn als schapen onder de wolven (niet de meest aantrekkelijke gedachte).
Om staande te blijven geeft hij toch wat advies:
1. Wees scherpzinnig en bedachtzaam als een slang, open en onbevangen als een duif.
Beide, slang en duif, herinneren mij eraan dat al mijn woorden over Verbonden Léven maar halfslachtig zijn
zolang ik niet onbegrensd vertrouw op G-d. Hou je hoofd erbij maar verlies het Vertrouwen niet,
dan zullen jou woorden aangereikt worden om te getuigen van Verbonden Léven.
2. Volhard in je geloof. Hou stand ook als het lastig wordt en anderen je aan de kant zetten.
Blijf Verbonden Léven en je zal ervaren dat je er niet alleen voor staat.
3. En last but not least: Wees gerust ook al lijkt er vaak alleen maar tegenwind, onbegrip en strijd.
Het zal niet voor niets zijn want doorheen alle tegenkrachten zal het Evangelie verspreid worden, zal Verbonden Léven vorm krijgen.
Mt.11,28-30 (11/12/2024)
28 Kom naar mij,
allen die vermoeid bent en onder lasten gebukt,
en ik zal je rust geven.
29 Neem mijn juk op:
laat mij je leermeester zijn
– zachtaardig en deemoedig van hart,
en je zult rust vinden in jezelf.
30 Want mijn juk is teder
en mijn last is licht.
Is het niet het verlangen van velen om rust te vinden in onze steeds sneller draaiende maatschappij? In het Evangelie van vandaag biedt Jezus ons rust aan. Hij vertelt hoe we van binnenuit tot rust kunnen komen. We mogen zelfs bij hem in de leer gaan. Hij schenkt ons zijn zachte kracht en moed om dienstbaar en nederig te zijn. In al zijn tederheid is hij bereid om samen met ons op weg te gaan. Zijn pad voert naar innerlijke rust. Het enige wat ons gevraagd wordt, is zijn juk op onze schouders te nemen. Het gaat dus niet om zelf iets te doen, maar om open te staan voor wat hij ons wil geven: zijn zachtaardigheid en deemoed. Wij mogen daarin ‘wonen’ en het aan den lijve ervaren. Zo mogen deze krachten in ons doordringen, zo ver en zo diep totdat ze een wezenlijk deel van ons zijn geworden.
Als we zijn juk opnemen, zal ons leven van binnenuit omkeren, zodat we een zachtaardig en deemoedig leven leiden – een leven in rust dat we uitstralen naar de mensen om ons heen.
Mt. 8,18-22 (28/06/2021)
Jezus zag het vele volk rondom zich en hij beval [aan de leerlingen] naar de overkant [van het meer] te trekken.
Er kwam daar een schriftgeleerde naar hem: “Meester, ik zal je volgen [letterlijk met je meegaan], waar je ook gaat.” Jezus antwoordde hem: “De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de mensenzoon heeft niets waar hij zijn hoofd kan neerleggen.”
Een andere leerling zei tegen hem: “Heer, sta mij toe eerst weg te gaan om mijn vader te begraven.” Maar Jezus zei hem: “Volg mij [letterlijk] en laat de doden hun doden begraven.
Tijd om naar de overkant te trekken. Een moment om keuzes te maken: Ga ik ‘letterlijk’ mee met hem of blijf ik veilig leven binnen onze menselijke denkkaders die in regels en wetten gegoten werden?
Effectief de stap zetten is een radicale keuze. Jezus wil ons daar toch even voor waarschuwen: ‘Weet waar je aan begint als je mee de weg van de Liefde ten einde wil gaan!’
Je zal alles moeten loslaten. Er zullen geen zekerheden zijn, daar aan de overkant, alleen die ene: Het gaat om Léven. De doden, al het doodse, moet je achterlaten, daar hoef je geen tijd aan te besteden. De gerichtheid daar aan de overkant is Liefde-vol léven in alle vrijheid. Zo vrij dat alle basiswaarheden verdwijnen, dat je grensoverschrijdend moet durven worden. Alles achterlaten, alles riskeren en alles opgeven, dat is toch wel héél veel gevraagd… Kan ik dat, durf ik dat, hem zó onvoorwaardelijk volgen?
Eén ding is zeker, als ik het doe zal ik mogen ervaren: Liefde die over de grenzen van bezit, familie en eigen waarheden heen reikt, leidt je naar het land van de lévenden.
Mt.10,17-22 (26/12/2020)
Pas op voor de mensen, want ze zullen je voor het gerecht brengen en je geselen in hun synagogen.
Jullie zullen omwille van mij worden voorgeleid aan gouverneurs en koningen,
en een getuigenis moeten afleggen ten overstaan van hen en de heidenen.
Wanneer ze je uitleveren, vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen.
Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven.
De ene broer zal de andere uitleveren om hem te laten doden, en vaders zullen hetzelfde doen met hun kinderen,
en kinderen zullen zich tegen hun ouders keren en hen laten terechtstellen.
Jullie zullen door iedereen worden gehaat omwille van mijn naam; maar wie standhoudt tot het einde zal worden gered.
Wel een héél bruusk verschil met het Kerstfeest van gisteren! En er is geen ontsnappen aan!
De liturgie voorziet geen andere lezingen voor deze dag, dan dit ‘feest’ van de eerste martelaar Stefanus.
Zou dat niet zijn om ons meteen wat ‘met de voeten op de grond te zetten’?
Zou het ons niet terecht weghalen uit de soms al te romantische sfeer waarin Kerstdag gebaad wordt?
Het Kerstkind mag ons dan wel vertederen, maar tegelijk weten we dat zijn leven
– én het leven van allen die in zijn spoor zullen willen gaan – behoorlijke tegenkantingen zal kennen.
Licht brengen in duisternis, is nu eenmaal optornen tegen alles wat duisternis creëert.
Vrede brengen is zacht-moedig (beide!) ingaan tegen alles wat verdeeldheid zaait.
En we weten het: goedheid roept alleen goedheid op bij wie het goede wenst, maar vreemd genoeg en helaas roept goedheid ook veel kwaadheid op.
Als Kerstdag in ons leven meer wil worden dan romantiek en vrome woorden,
dan zullen we ook de woorden van deze ‘2de Kerstdag’ moeten overwegen … én doen.