Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.21,33-43.45-46 (1/03/2024)

33    Luister naar een andere vergelijking
       [zei Jezus tegen de afgezanten van de Joodse oversten]:
       “Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde.
       Hij zette er een omheining rond,
       groef erin een perskuip uit
       en bouwde er een wachttoren.
       Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
       en vertrok naar het buitenland.
34    Toen nu de tijd kwam van de oogst,
       zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers
       om zijn deel van de oogst te ontvangen.
35    Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast.
       De een ranselden ze af, een ander doodden ze
       en nog een ander stenigden ze.
36    Opnieuw zond hij nu dienaren,
       meer nog dan de eersten,
       maar ze deden met hen net zo.
37    Ten slotte zond hij zijn zoon naar hen,
       denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
38    Toen de wijnbouwers de zoon zagen,
       zeiden ze echter onder elkaar:
       “Dat is de erfgenaam!
       Vooruit, laten we hem doden
       en zijn erfenis in bezit nemen.”
39    Ze grepen hem dus vast,
       wierpen hem buiten de wijngaard
       en doodden hem.
40    Wanneer nu de heer van de wijngaard komt,
       wat zal hij met die wijnbouwers doen?”
41    Ze antwoordden hem:
       “Hij zal die slechteriken
       een slechte dood doen sterven
       en de wijngaard zal hij verhuren
       aan andere wijnbouwers
       die hem de oogst wel zullen geven
       wanneer het daar de tijd voor is.”
42    Maar Jezus zei:
       “Herkennen jullie het Schriftwoord niet?
       De steen door de bouwers afgekeurd,
       die steen is hoeksteen geworden.
       Dat is het werk van de heer,
       een wonder is het in onze ogen. [Ps.118,22-23]
43    Daarom zeg ik jullie:
       Het koninkrijk van God zal van jullie weggenomen worden
       en gegeven aan een volk
       die er de oogst van voortbrengt.
45    Toen de hogepriesters en de Farizeeën deze gelijkenissen hoorden,
       begrepen ze dat hij over hen sprak.
46    En zij zochten hem vast te grijpen,
       maar ze waren bang voor de mensen,
       omdat zij hem voor een profeet hielden.

Als Jezus ‘verhaaltjes’ vertelt, doen we er goed aan ze te beluisteren alsof ze rechtstreeks tegen ons worden verteld. We noemen ons wel graag volgeling van Jezus, maar als we eerlijk zijn moeten we erkennen dat we vaak aan de kant van de ‘farizeeërs’ staan, dat is al wie met een overdreven scepticisme het eigen gelijk hoger acht dan de wijsheid.
Ik mag er min of meer van uitgaan dat wij niemand “afranselen, doden of stenigen”, maar hoe behandelen wij mensen die simpelweg hun recht vragen aan ons? Geven we dat even simpelweg, of wringen wij ons eromheen?
Als wij zeggen Christen te zijn, is Jezus één van diegenen die ‘hun recht’ vragen aan ons! Krijgt hij het ook van ons? Dragen wij de vruchten aan hem af? Erkennen wij zijn heer-schap? Of is het toch weer meer op eigen gewin en eigen eer gericht?
Wij krijgen het ‘koninkrijk van G-d’ in handen. Als wij het geen vruchten laten dragen die wij delen met anderen, dan moeten we niet verwonderd zijn als wij dat ‘koninkrijk’ kwijtspelen en G-d het aan een ander geeft …

Mt.11,28-30 (15/7/2021)

Kom naar mij, allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt, en ik zal je rust geven.
Neem mijn juk op: laat mij je leermeester zijn – zachtaardig en deemoedig van hart, en je zult rust vinden in jezelf. Want mijn juk is teder en mijn last is licht.

Hier komen Jezus’ zachte krachten duidelijk aan het licht – en wij mogen er ons door laten dragen én er ons door laten inspireren om op dezelfde manier in het leven te staan. In een samenleving zoals onze huidige, die érg ‘marktgericht’ is, liggen die zachte krachten niet goed in de markt. Daar geldt eerder ‘het recht van de sterkste’ (net zoals in die andere wriemelende biotoop, de jungle!). Hoe deugddoend wij die zachte krachten dus ook ervaren, het vraagt wel enige durf en moed ze ook te beleven.
Toch mogen we Jezus niet van een soort slappe softheid verdenken. Op andere plaatsen in het Evangelie zien we hem ook als verontwaardigd, streng, furieus, … Maar zelfs dit ‘zachte’ stukje Evangelie heeft niets van slapheid. Zachtaardigheid en deemoed vraagt een innerlijke stevigheid, een centrum in jezelf, zo diep dat het goddelijk is.
Dat Jezus die innerlijke stevigheid hééft, zegt juist alles over zijn G-d-menselijkheid. Dat Jezus ook die innerlijke stevigheid ís, zullen wij ont-dekken als wij ons onder zijn teder juk plaatsen!

Mt.22,1-14 (15/10/2023)

1      Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten]
       opnieuw een gelijkenis:
2      “Het koninkrijk der hemelen is als een koning
       die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon.
3      Hij zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest,
       maar zij wilden niet komen.
      Opnieuw zond hij andere dienaren,
       met de woorden:
       “Zeg tot de genodigden:
       Mijn maaltijd is bereid,
       mijn ossen en mestvee zijn geslacht,
       alles is bereid.
       Kom toch naar het bruiloftsfeest!”
5      Maar zij trokken er zich niets van aan
       en gingen weg,
       de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel.
6      Nog anderen grepen de dienaren vast
       en mishandelden en doodde hen.
7      Toen de koning dit hoorde,
       ontstak hij in woede.
       Hij stuurde zijn troepen
       om die moordenaars om te brengen
       en hun stad in brand te steken.
8      Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren:
       “Het bruiloftsfeest was wel bereid,
       maar de genodigden zijn het niet waard geweest [ / waren niet bereid].
9      Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad
       en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!”
10     De dienaren trokken nu naar die buitenwegen
       en verzamelden allen die ze er vonden,
       slechten zowel als goeden,
       en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.
11    Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten.
       Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest
12    en vroeg hem:
       “Waarom ben je hier binnengekomen
       als je niet gekleed bent voor het feest?”
       Hij verstomde …
13    Daarop zei de koning tegen zijn dienaren:
       “Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee
       en werp je hem eruit,
       in de buitenste duisternis.
       Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
14    Want velen zijn uitgenodigd,
       maar weinigen behouden.”

De meeste van Jezus’ parabels gaan over hoe de wereld er zou uitzien als mensen G-d de ‘koning’ over hun leven zouden laten zijn. Hoe zou dat ‘land’ er dan uitzien en wat is daarvoor nodig? In deze parabel vertelt Jezus wat er daarvoor aan ónze kant nodig is: bereidheid, en wel in de samengaande dubbele betekenis van ‘iets willen’ én ‘je ervoor klaarmaken’.
In het eerste deel van de parabel wíllen de genodigden gewoonweg niet komen. Zij uiten dat op een beetje brute manier – interessant is om na te gaan hoe ónze manieren om ‘het koninkrijk van G-d’ af te wimpelen eruit zien! Het tweede deel graaft een laag dieper en biedt twee verrassingen: Degenen die het wél willen, komen uit verrassende uithoeken – zeg maar, diegenen van wie wíj het niet zouden denken! Maar de tweede verrassing gaat over het tweede aspect van ‘bereidheid’. Wíllen deelnemen aan het feest is blijkbaar toch niet voldoende! We moeten er ons ook helemaal op richten, ons erop voorbereiden, ons leven ernaar inrichten.
Het valt niet te ontkennen dat het een hele opdracht is. Jezus zegt het zelf. Maar voor wie bereid is …

Mt.12,38-42 (20/07/2020)

Op zekere dag richtten enige schriftgeleerden en Farizeeën zich tot Hem met de woorden:
'Meester, wij willen een teken van Je zien.'
Maar Hij gaf hun ten antwoord: 'Een slecht en overspelig geslacht verlangt een teken,
maar geen ander teken zal hun gegeven worden dan dat van de profeet Jona.
Zoals mogelijk Jona drie dagen en drie nachten verbleef in de buik van het zeemonster,
zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten verblijven in de schoot van de aarde.
De mensen van Nineve zullen bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en het veroordelen,
want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; welnu, hier is meer dan Jona.
De koningin van het Zuiden zal bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en het veroordelen,
want zij kwam van het uiteinde der aarde om te luisteren naar de wijsheid van Salomo: welnu hier is meer dan Salomo.

En ik die dacht dat overdreven belang aan rationaliteit een kenmerk was van ónze tijd …
De Bijbel toont weer maar eens dat de mens misschien wel veel technische vooruitgang (?) heeft gemaakt, maar voor de rest nog niet veel veranderd is.
Ze (we?) willen een teken zien eer ze iets van Jezus willen aannemen. Maar hij heeft wel door wat ze precies bedoelen,
want een ‘teken’ zal hij hen wel geven, maar geen ‘bewijs’, dat is heel iets anders. Een bewijs is (zo denkt men toch) onomstotelijk; een teken moet je wíllen zien.
Het teken dat Jezus wil geven, vergelijkt hij met twee bijbelse figuren: Jona en Salomo.
Je kúnt zien hoe mensen in diepe duisternis gedompeld zijn, ten dode zich voortslepen, en toch ‘na drie dagen’ opstaan als nieuwe mensen. Dát is het teken van Jezus.
Je kúnt zien (horen/ervaren) hoe iemand soms een wijsheid heeft (zo heel anders dan kennis, en toch ‘onomstotelijk’) en hoe de wereld daar vreemd genoeg moeite mee heeft.
Dát is het teken van Jezus.
Zal ík ze zien, die tekenen …? Vandaag?

 

Dinsdag (21/07/2020)

Mt. 12,46-50

Terwijl Hij nog tot het volk sprak, gebeurde het dat zijn moeder en broeders buiten stonden om te trachten met Hem te spreken.
Iemand kwam Hem nu zeggen: 'Je moeder en broeders staan daar buiten en willen Je spreken.'
Maar hij antwoordde aan degene die Hem dit kwam zeggen: 'Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders?'
En met een gebaar naar zijn leerlingen zei Hij: 'Ziedaar mijn moeder en mijn broeders;
want mijn broeder, mijn zuster en mijn moeder zijn zij die de wil volbrengen van mijn Vader in de hemel.'

Vandaag is het wel ‘heel simpel’ en kort:
Mag Jezus mij een broer zijn?
En hoe ziet mijn dag er dan uit? Wil ik hem spreken?

Mt.12,1-8 (16/7/2021)

Op zekere sabbat liep Jezus door korenvelden. Zijn leerlingen kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten. De farizeeën echter zagen dit en zeiden: “Kijk! Je leerlingen doen iets wat niet mag op sabbat.”
Hij antwoordde: “Hebben jullie geen kennis genomen van wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger kregen? [1Sam.21,1-16] Hoe hij het huis van God binnenging en de uitstallingsbroden opat, die hij noch zijn metgezellen mochten eten, maar alleen de priesters? Of hebben jullie geen kennis genomen van de wet dat de priesters die op sabbat de tempeldienst doen de sabbat ontwijden en [toch] onschuldig zijn? En ik zeg jullie erbij: Hier is iets groters dan de tempel!
Als jullie echter kennis hadden van ‘barmhartigheid [daden van tederheid] wil ik, geen offers’ [Hos.6,6], zouden jullie geen onschuldigen veroordelen. Want de mensenzoon is ook heer van de sabbat.”

Eigenlijk toch wel wat straf dat Jezus de farizeeën en schriftgeleerden hier en elders in het Evangelie op hun nummer zet aan de hand van Schriftteksten. “Hebben jullie geen kennis genomen …?” Ze hadden dat zeker en vast wél! Ze waren doorkneed in die Schriften: ze lazen en bediscussieerden die de dag door. En toch wijst Jezus hen erop dat ze “er geen kennis van hebben”.
Er is blijkbaar een soort ‘kennis’ die wel ‘kennis’ genoemd wordt, maar het slechts ten dele is. Het is de kennis van het rationele discours, de ‘wetenschap’. Jezus wijst díe kennis niet af, maar vervolledigt haar – maakt haar heel, heelt haar – met een andere vorm van ‘kennis’, nl. die van de barmhartige tederheid. Alleen die ‘geheelde kennis’ “veroordeelt geen onschuldigen”.
Je hoeft geen uitmuntende verstaander te zijn om te zien dat het probleem van die ‘halve kennis’ vandaag nog steeds – ik zou durven zeggen: steeds meer – bestaat! Er is maar één heel-middel voor: bewust en uitdrukkelijk er de barmhartige tederheid aan toevoegen!