Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.22,34-40 (23/08/2024)

34    Maar toen de Farizeeën hoorden
       dat hij de Sadduceeën de mond had gesnoerd,
       kwamen ze bijeen
35    en één van hen, een wetgeleerde, ondervroeg hem:
36    “Meester, wat is het grootste gebod in de wet?”
37    Jezus antwoordde:
       “Je zult de heer je God daad-werkelijk liefhebben,
       met geheel je hart,
       met geheel je geest
       en met geheel je verstand. [Deut.6,5]
38    Dat is het grootste en eerste gebod.
39    Het tweede is daaraan gelijk:
       Je zult wie jou nabij komt
       daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
40    Aan deze twee geboden
       hangen geheel de wet en de profeten.

G-d en de mensen liefhebben, dat zijn dé twee pijlers van ons geloof. Het begint bij G-d. Je bent geliefd. Je mag er zijn. Je mag bestaan en wordt aangeraakt door G-d. Deze liefde is niet bedoeld om vast te houden voor jezelf alleen, maar om door te geven aan de mensen om je heen. Het gaat over daad-werkelijk liefhebben, m.a.w. met woord en daad. Het zal dus te horen zijn in de manier waarop je spreekt over en tot alles en iedereen én het zal te zien zijn in de wijze waarop je omgaat met G-d en met mensen.
Buitengewoon actueel zijn deze pijlers van ons gelovig samenleven. Ze roepen ons op om betrokken te zijn op alles wat gaande is in/met onze wereld. Vanuit het besef dat je een geliefd mens bent, vanuit de ervaring van eigen kwetsbaarheid en de genadige ontmoeting met de Ander die mij ziet en liefheeft ... mogen we onze weg gaan naar onze even-mens die zelf is zoals wij: kwetsbaar en afhankelijk van elkaar. En we mogen erop vertrouwen dat G-ds Geest ons zal vergezellen.

Mt. 12,1-8 (17/07/2020)

Eens ging Jezus op een sabbat door de korenvelden; zijn leerlingen nu kregen honger en begonnen aren te plukken en te eten.
De Farizeeën zagen dat en zeiden toe Hem: 'Jouw leerlingen doen daar iets wat op sabbat niet geoorloofd is.'
Hij gaf hun ten antwoord ten antwoord: 'Heb jij niet gelezen wat David deed toen hij en zijn metgezellen honger kregen?
Hoe hij het huis van God binnenging en de toonbroden opat die noch hij, noch zijn metgezellen, maar alleen de priesters mochten eten?
Of heb jij niet in de Wet gelezen, dat de priesters elke sabbat in de tempel de sabbat schenden en toch niet schuldig zijn?
Ik echter zeg je: Hier is meer dan de tempel.
Indien het maar tot jou doorgedrongen was wat het zeggen wil: Ik wil liever barmhartigheid dan offers, dan zou je deze onschuldigen niet veroordeeld hebben.
Want de Mensenzoon is Heer van de sabbat.'

Wat een vrije mens is Jezus toch! En hoe zalig zou het niet zijn als Christenen – die toch willen leven als hij? –
ook zo’n vrije mensen zouden zijn! Paulus maakt van ‘de vrijheid van de kinderen Gods’ zelfs een kernthema in zijn prediking.
Gevaarlijk – maar misschien net des te belangrijker – om hierover na te denken in tijden van corona … Wat betekent dat dan?
Gooit Jezus de wet overboord? In dit stukje Evangelie kan dat zo lijken. Hij zegt zelfs letterlijk dat hij ‘heer is van de sabbat’,
en zo lijkt hij zich dus ‘boven de wet’ te stellen. Maar enkele hoofdstukken vroeger (Mt.5,17) zegt Jezus zeer nadrukkelijk:
“Ik ben niet gekomen om de wet op te heffen, maar om haar te vervullen.”
‘Vrij staan’ tegenover de wet is blijkbaar iets anders dan ‘erboven staan’. Bij ‘erboven staan’ is mijn eigen goesting het doel;
bij ‘vrij staan’ neem ik de wet niet als dóel, maar als middel, dat zich moet richten op een hoger doel: het welzijn (≠ welvaart) van de mens.
Wie de wet naleeft zonder zich de vraag te stellen of die wel het hoger doel dient, is eigenlijk ‘slaaf’ van de wet.
Wie vrij is, hanteert de wet tot welzijn van de mens.
En het criterium om te weten wat wel en wat niet? Daar is de vrije Jezus zeer duidelijk in: “Ik wil liever barmhartigheid dan offers”
(‘offer’ hier in de betekenis van een doods/slaafs navolgen van de rituelen/wetten).

Mt. 13,1-23 (12/07/2020)

Op zekere dag verliet Jezus zijn huis en ging aan de oever van het meer zitten.
Toen verzamelde zich bij Hem een menigte zo talrijk, dat Hij in een boot moest stappen om daar plaats te nemen,
terwijl de hele menigte langs het strand bleef staan. Hij sprak tot hen over vele dingen in gelijke­nis­sen.
'Eens, zo begon Hij, ging een zaaier uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten.
Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken, waar het niet veel aarde had; het schoot snel op omdat het in ondiepe grond lag.
Toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op, zodat het verstikte.
Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en leverde vrucht op: deels honderd ‑, deels zestig ‑, deels dertigvoudig.
Wie oren heeft, hij luistere.'
Zijn leerlingen kwamen Hem vragen: 'Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen?' Hij gaf hun ten antwoord:
'Aan u is het gegeven de geheimen van het Rijk der hemelen te kennen, maar aan hen is het niet gegeven.
Aan wie heeft, zal gegeven worden, en wel in over­vloed; maar wie niet heeft, hem zal nog ontnomen worden, zelfs wat hij heeft.
Als ik tot hen spreek in gelijkenis­sen, dan is het omdat zij, ofschoon zij ogen hebben, niet zien en ofschoon zij oren hebben,
niet horen of begrijpen. Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld die aldus luidt: Met uw oren zult gij luisteren en toch niet verstaan,
met uw ogen zult gij kijken en toch niet zien. Want verhard is het hart van dit volk, met hun oren luisteren ze slecht en hun ogen doen zij dicht,
uit vrees dat zij zouden zien met hun ogen, met hun oren zouden horen, met hun hart zouden verstaan, zich zouden bekeren en Ik zou hen genezen.
Gelukkig uw ogen, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen!
Want voorwaar, Ik zeg u: vele profeten en recht­vaar­digen hebben verlangd te zien wat gij ziet, maar zij hebben het niet gezien; e
n te horen wat gij hoort, maar zij hebben het niet gehoord. Gij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:
Zo dikwijls iemand het woord van het Konink­rijk wel hoort maar niet begrijpt, komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart;
dat is hij die op de weg gezaaid is. Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt:
maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddel­lijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld en de begoocheling van de rijkdom
verstikt en zo blijft het zonder vruchten. Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt:
bij de een is de op­brengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.'

Hier wordt mij een beeld aangereikt van een man die kwistig met zaad in het rond strooit. Voor Jezus is dit blijkbaar heel herkenbaar.
Zelfs zo herkenbaar dat deze zaaier metafoor wordt voor zijn spreken over G-d. G-d die zoals de zaaier is en zichzelf overvloedig meedeelt
aan iedereen zonder onderscheid. Wie je ook bent, hoe je levenssituatie, jouw bodem ook is, G-d blijft in eindeloze mildheid zichzelf aanbieden.
Hoe gek kan je zijn?!
En wij, wat hebben wij te doen? Wij hebben alleen maar te accepteren dat G-d in ons vruchtbaar wil worden. Maar durf ik dat wel toe te laten?
Accepteer het maar! G-d weet echt wel wat hij doet. Loop deze gekke (of beter: liefdevolle G-d) maar niet voor de voeten met al je zelfbewuste woorden,
je ego. Laat G-d z’n werk doen. Geef hem ruimte in jou.
Zo mag ik ervaren dat G-d mij weliswaar geen zekerheden biedt maar wél vertrouwen geeft en dat ik mag leven in dat vertrouwen.
En mij oproept om dat Léven te leven, gewoon doorheen het dagelijks bezig zijn. Spreek waar kan en vertrouw waar het niet kan.
Die vertrouwvolle levenshouding zál vruchten voortbrengen!

 

Mt.23,23-26 (27/08/2024)

23    Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
       ondermaatse oordelaars,
       omdat jullie wel tienden afdragen
       van [details als] munt, dille en komijn,
       maar de zwaarwichtiger dingen van de wet nalaat:
       onderscheiding, barmhartigheid en vertrouwen.
       Déze dingen moet je doen,
       en de andere niet nalaten.
24    Blinde wegwijzers,
       die de mug uitziften maar de kameel doorslikken.
25    Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
       ondermaatse oordelaars,
       omdat jullie wel de buitenkant van drinkbeker en schotel reinigen,
       maar van binnen vol roofzucht en mateloosheid zijn.
26    Blinde farizeeër,
       reinig eerst de binnenkant van de beker
       zodat ook de buitenkant rein wordt.

Vandaag gaat de kritiek verder. Voor Jezus bestaat er blijkbaar een buiten-ik (dat wat je laat zien aan de buitenwereld, je manier van omgaan met mensen en materie) en een binnen-ik (dat wat je drijft, waar je voor leeft, waar je om geeft). Wanneer er nu een wanverhouding is tussen deze twee, dan loopt het mis.
Jezus pleit ervoor om je binnen-ik zuiver te houden, want het is van daaruit dat heel je handelen vertrekt. Het is op je binnenkant dat de volle aandacht gericht moet worden, zegt hij. De essentie is immers niet wat anderen van jou denken. Het gaat er niet om goed te zijn voor het oog van de ander, terwijl je uit het oog verliest wat er in je binnenkant allemaal speelt. Integendeel, voor Jezus werkt het juist in de tegenovergestelde richting, nl. van binnen naar buiten. Heel zijn doen en laten vertrekt bij zijn binnen-ik. Hij richt zich, van binnenuit, volledig op G-d en hoopt en verwacht van zijn volgelingen hetzelfde.
Als je binnen-ik zuiver is, dan zal je buiten-ik go(e)d zijn en zullen binnen en buiten één zijn.

Mt. 13,18-23 (24/07/2020)

Jij dan, luistert naar de gelijkenis van de zaaier:
Zo dikwijls iemand het woord van het Koninkrijk wel hoort maar niet begrijpt,
komt de boze en rooft weg wat gezaaid ligt in zijn hart; dat is hij die op de weg gezaaid is.
Die op rotsachtige plekken werd gezaaid, is hij die het woord hoort en het terstond met blijdschap opneemt:
maar hij heeft geen wortel geschoten, hij leeft bij het ogenblik, en als hij omwille van het woord
verdrukt of vervolgd wordt, komt hij onmiddellijk ten val.
Die gezaaid werd tussen distels is hij die het woord wel hoort, maar dit wordt door de zorgen van de wereld
en de begoocheling van de rijkdom verstikt en zo blijft het zonder vruchten.
Maar die in goede aarde werd gezaaid, is hij die het woord hoort en begrijpt en daarom vrucht draagt:
bij de een is de op­brengst honderdvoudig, bij een ander zestigvoudig en bij een ander dertigvoudig.'

Hier zit ik dan te staren op deze ‘uitleg’. Bij welke categorie zou ik mezelf indelen? Als ik daarover ga piekeren kom ik nergens.
Geen van de vier past bij wie ik ben (of denk te zijn).
  - Ik hoor veel maar begrijpen doe ik veel minder
  - mijn wortels die zitten echt niet zo diep verankerd als ik wel zou willen
  - zorgen zijn mij niet vreemd en de wereldse rijkdom kan ook mij bekoren (wie niet?)
  - en zeggen dat ik al wat ik hoor ook begrijp zou een leugen zijn
Conclusie: Ik hoor nergens thuis!
Of zouden ze alle vier in mij aanwezig mogen zijn? Elke geschetste categorie lijkt immers deel uit te maken van mijn leven.
Het enige dat ik kan doen is hopen dat het lez(v)en van het Woord, het doorwroeten en al mijn geploeter ermee, misschien helpt om
  - meer en meer, stap voor stap beter te begrijpen wat ik hoor
  - de tijd te nemen zodat mijn wortels de kans krijgen om zich dieper en dieper te wortelen
  - afstand te leren nemen van rijkdom, los te laten dat wat mij vast zet en onvrij maakt om te kunnen luisteren en begrijpen
Gelukkig weet ik dat G-d een geduldige G-d is en weet heeft van mijn probeersels.
Mijn mens-zijn hoe gebrekkig ook heeft Hij lief en zo zal ik vrucht dragen.

Mt.12,14-21 (17/7/2021)

De farizeeën gingen naar buiten en beraadslaagden hoe ze hem zouden kunnen ombrengen. Maar Jezus besefte dit en ging van daar weg. Een grote menigte volgde hem en hij genas hen allen. Hij verbood hen nadrukkelijk hem bekend te maken, opdat vervuld zou worden wat gezegd werd door de profeet Jesaja:
“Zie mijn kind [pais: kind of dierbare dienaar],
mijn uitgekozene, mijn geliefde,
in wie mijn wezen vreugde vindt.
Ik zal mijn geest op hem leggen
en hij zal aan de volken het rechte verkondigen.
Hij zal niet twisten of schreeuwen,
niemand zal zijn stem op straat horen;
een geknakt riet zal hij niet breken
en een smeulende vlaspit niet doven;
totdat het rechte zegeviert door hem.
En op zijn naam zullen velen hopen.” [Jes.42,1-4]

Het spel van de harde kracht van wet en – voor wie daar niet aan beantwoordt – dood, tegenover de zachte kracht van geliefd zijn, vreugde, geestkracht die stil herstelt en aanblaast.
Wat is ‘recht’? Wat is ‘het rechte’? Wij zijn eraan gewoon geraakt ‘recht’ als iets zeer strikts te zien – waarmee we eigenlijk net als ‘de farizeeën en schriftgeleerden’ bezig zijn! Terwijl de hele Bijbel, al van in het Oude Testament en weer opgerakeld door Jezus, het níet heeft over ‘recht’, maar over ‘het rechte’!
‘Het rechte’ is dat ‘wat moet gedaan worden’, niet uit plicht, maar omdat het voert naar de enige wereld die de moeite waard is geleefd te worden: een wereld mét mensen náár G-d toe. ‘Het rechte’ oriënteert ons in de juiste richting en wijst ons een weg daarheen.
‘Het rechte’ blijkt – misschien verrassend – een zachte kracht te zijn, één die niet zijn stem verheft voor éigen gewin, die broosheid niet breekt. ‘Het rechte’ blijkt verwant aan het stille, het helende – én aan vreugde en zegen!