Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.13,16-17 (26/07/2023)

16    Gezegend [vooruit ermee!] echter jullie ogen omdat zij zíen
       en jullie oren omdat zij hóren!
17    Amen, ik zeg jullie:
       Veel profeten en integeren hebben ernaar verlangd
       te zien wat jullie aanschouwen,
       maar zij hebben het niet gezien,
       en te horen wat jullie aanhoren,
       maar zij hebben het niet gehoord.

Vandaag worden de grootouders van Jezus in de spotlights geplaatst en samen met hen alle grootouders en ouderen. Paus Franciscus riep de vierde zondag van juli uit om deze generatie in de kijker te plaatsen. Vele kleinkinderen zullen het met hem eens zijn: grootouders verdienen het om minstens één dag in de kijker te staan. Ze hebben heel wat te bieden – en dan gaat het over meer dan kinderoppas wanneer de jonge ouders het druk hebben. Hun levens-ervaring, hun mens-zijn, wijsheid, zorg en liefde zijn onvervangbaar. Ze vormen vaak een veilige, standvastige haven. Ze ‘staan’ ergens voor, ‘zijn’ als het ware traditie (in de positieve zin) en geven zo Léven door. Ze omringen hun kleinkinderen met een liefde die onuitgesproken woorden hoort, een liefde die dieper en verder kijkt dan wat er aan de oppervlakte te zien is.
Kortom deze generatie is een zegen, veel meer dan ze zelf lijken te beseffen.

Mt.9,9-13 (2/7/2021)

Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus.
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.”

Straf stukje Evangelie, bevrijdende boodschap, hoor, als je er ook maar even over nadenkt! “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?” Ja, waarom? Antwoord eens, jij, leerling van díe meester? En het gaat ‘van kwaad naar erger’: hij eet er niet alleen mee, hij vraagt ze ook als volgeling!
Sta ik, die me toch ook volgeling van die meester noem, dan in dát rijtje?
Ja! …
En hoe bevrijdend is dat!, te weten dat Jezus mij in al mijn schamelheid blijkbaar de moeite waard vindt om er zijn boodschap in de wereld mee te vestigen. Mededogen, hoe zachtaardig en onooglijk ze soms ook mag lijken, is een enorme hefboomkracht. Iets kleins, dat iets heel groots in beweging zet.
Het kan geen toeval zijn dat de evangelist Matteüs hier de tollenaar bij zijn naam noemt: Matteüs! Het ziet er niet naar uit dat hij het zelf was (daarvoor draagt zijn tekst teveel sporen van een iets latere datum (ca.70 na Chr.)), maar minstens herkende hij zich in hem. Het mededogen dat uit deze gebeurtenis straalt, zet alvast hem in beweging om zijn Evangelie te schrijven, dat op zijn beurt al vele eeuwen mensen in beweging zet …
… tot het ook mij in beweging zet …? tot mededogen …

 

Mt. 10, 34-11,1 (13/07/2020)

In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: Denkt niet, dat Ik vrede ben komen brengen op aarde; Ik ben geen vrede komen brengen, maar het zwaard.
Tweedracht ben Ik komen brengen tussen een man en zijn vader, tussen dochter en moeder, schoon­dochter en schoon­moeder;
en iemands huisge­noten zullen zijn vijanden zijn.
Wie vader of moeder meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig; wie zoon of dochter meer bemint dan Mij, is Mij niet waardig.
En wie zijn kruis niet opneemt en Mij volgt, is Mij niet waardig.
Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil zal het vinden.
Wie u opneemt, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt Hem op die mij gezonden heeft.
Wie een profeet opneemt, omdat het een profeet is, zal ook het loon van een profeet ontvangen; en wie een deugdzaam mens opneemt,
omdat het een deugdzaam mens is, zal ook het loon van een deugdzame ontvangen. En wie een van deze kleinen al was het maar een beker koud water geeft,
omdat hij mijn leerling is, voorwaar, Ik zeg u: Zijn loon zal hem zeker niet ontgaan.'
Toen Jezus zijn lessen aan zijn twaalf leerlingen had geeindigd, vertrok Hij vandaar om te onderrichten en te prediken in hun steden.

Bizar, nu lijkt het plots alsof Jezus niets van doen heeft met vrede. Ik was nochtans overtuigd van het tegendeel.
Neen, zegt hij hier, denk dat vooral niet! Ik breng geen vrede maar tweedracht.
Waarom zou ik die man nog blijven volgen? Het wordt hoe langer hoe uitdagender, hoe gekker. Waarom zou ik kiezen voor het zwaard,
voor tweedracht binnen de familie en voor het creëren van vijanden?
Deze woorden klinken misschien hard maar eigenlijk ervaar ik dit wel. Wanneer ik kies om G-d toe te laten in mijn leven vraagt dat keuzes.
Keuzes die vaak verdomd lastig zijn en die niet iedereen begrijpt. Het gevolg is dat er mensen zijn die omwille van mijn keuzes afstand nemen, kwaad worden.
Dus ja, als ik onvoorwaardelijk kies om G-ds liefde toe te laten, kom ik onbegrip tegen. Onbegrip dat af en toe heel fel kan oplaaien.
Want het is voor de doorsnee mens blijkbaar moeilijk te vatten dat er zijn die hun leven uit handen geven, niet langer de touwtjes zelf in de hand willen houden
maar durven vertrouwen op G-d en zich zo verbinden met Hem.
De enige garantie die ik krijg naast onbegrip en tweedracht is dat G-d zich van zijn kant zal verbinden met mij, dat ik G-ds Liefde mag ontvangen.
Aan mij om te kiezen.

 

Mt.13,36-43 (1/08/2023)

36    Toen liet hij de mensen gaan
       en ging naar huis.
       Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen:
       “Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
37    Hij antwoordde hen:
       “Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon,
38    en de akker is de wereld.
       Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap,
       en de dolik zijn de kinderen van het kwaad.
39    De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos].
       De oogst is de voleinding van de tijd
       en de maaiers zijn de engelen.
40    Zoals de dolik wordt verzameld
       en in het vuur verbrand,
       zo zal het zijn in de voleinding van de tijd.
41    De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
       en zij zullen uit zijn koninkrijk
       alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid
       verzamelen [Sef.1,3]
42    en zij zullen hen in de vuuroven werpen.
       Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
43    Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen]
       stralen als de zon
       in het koninkrijk van hun Vader.

       Wie oren heeft, moet luisteren!”

Luisteren! Je oren gebruiken en luisteren, dat is blijkbaar de enige weg om te ontkomen aan de vuuroven. Het gaat hier niet over de vraag of je oren hebt, maar wel waarvoor je ze wilt gebruiken. Je hebt immers de keuze! Luister je naar de uiteendrijver of luister je naar de mensenzoon?
Luister je naar de uiteendrijver en zaai je met hem tweedracht, dan wordt je leven één versnipperde chaos en zullen er mensen over je struikelen en ten val komen.
Je kan ook kiezen om G-d de stem te laten zijn waarop jij je leven afstemt, de stem waar jij gehoor-zaam aan bent. Je leven zal dan warmte en licht uitstralen, als de zon.
Voor Jezus is het één-voudig: wie oren heeft (en die hebben we allemaal), moet luisteren!
Aan ieder van ons om te kiezen naar wie je wilt luisteren.

Mt.9,14-15 (19/2/2021)

Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél, maar vasten jouw leerlingen níet?”
Jezus antwoordde hen: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.”

“Vriend(in) van de bruidegom” (hier duidelijk doelend op Jezus), zou jij jezelf zo noemen?
Het zijn woorden die we vandaag niet zo vaak gebruiken. Nochtans hebben ze sterke Bijbelse wortels
én zijn ze heel vaak in de spiritualiteit beleefd en bezongen geweest.
De ‘vrienden van de bruidegom’ zijn hier niet de schare fuifbeesten die graag wat meepikken van het feest (op kosten van een ander),
maar juist een klein aantal intimi. Hun vriendschap is zo hecht en bijzonder dat ze hun vriend overal nabij zijn,
ook op momenten dat misschien twijfel of schrik hem/haar overvalt.
Als wij nu in de Vastentijd zijn, betekent dat dan dat onze vriend, Jezus, níet bij ons is?
De woorden struikelen hier natuurlijk wat over elkaar. In z’n historisch menselijke gestalte is dat inderdaad zo.
Tegelijk geeft ons dat een stimulans te ontdekken dat er andere gestalten bestaan: de innerlijke (waar hij NOOIT afwezig van is, integendeel, hij woont ín ons!) én de menselijke gestalte die hij voortdurend aanneemt in onze mede-mens.
Daarom is het christelijke vasten geen treurtijd, maar een groeitijd. Tijd om te (her-)ontdekken hóe nabij onze Vriend wel is …

 

Mt.14,22-36 (8/08/2023)

22    Onmiddellijk dwong Jezus zijn leerlingen
       in de boot te stappen
       en voor hem uit naar de overkant te varen,
       terwijl hij de menigte zou wegzenden.
23    En nadat hij hen had weggezonden, ging hij de berg op
       om in afzondering te bidden.
       Toen de avond viel, was hij daar alleen.
24    De boot was al midden op het meer, ver van het land,
       en werd geteisterd door de golven.
       Ze hadden immers de wind tegen.
25    In de vierde nachtwake [laatste kwart van de nacht]
       kwam Jezus tot bij hen, wandelend op het meer.
26    Toen de leerlingen hem zagen wandelen op het meer,
       raakten ze in grote verwarring.
       “Een spook [phantasma]!”, zeiden ze
       – en ze schreeuwden van angst.
27    Onmiddellijk echter sprak Jezus tegen hen:
       “Hou moed, ik ben het, vrees niet.”
28    Petrus antwoordde hem nu:
       “Heer, als jij het bent,
       beveel mij dan bij jou te komen op het water.”
29    Hij zei: “Kom!”
       En Petrus stapte uit de boot,
       wandelde op het water
       en ging naar Jezus.
30    Toen hij echter de wind zag,
       werd hij bang en begon te zinken.
       Hij schreeuwde: “Heer, red mij!”
31    En onmiddellijk strekte Jezus zijn hand uit
       en greep hem vast.
       Hij zei hem: “Klein-vertrouwende, waarom wankelde je?”
32    Ze stapten in de boot
       en de wind ging liggen.
33    Zij die in de boot zaten, bogen voor hem neer:
       “Waarlijk, jij bent Gods zoon!”
34    Ze staken over
       en kwamen aan land in Gennesaret.
35    De mannen van die plaats herkenden hem
       en zonden de boodschap in heel die omgeving,
       en men bracht allen bij hem die er slecht aan toe waren.
36    Ze smeekten hem dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed mochten aanraken.
       En wie dat deed, werd bevrijd.

Jezus’ nood om in de stilte alleen te kunnen bidden, blijft. De honger van de mensen had hem uit die stilte doen komen om een woord van bevrijding en richting te geven. (zie gisteren) Maar hij keert terug naar die stilte, omdat het begin- én eindpunt van zijn hele ‘werk’ Gód is, en niet hijzelf.
En weer is er een nood van mensen die hem uit die stilte haalt. Het is de angst van het dreigen te verzuipen in het leven. Eigenlijk stellen de leerlingen op hun bootje niet eens de vraag! Maar voor wie met een helder oog in het donker van het leven tuurt, ziet wel waar mensen angstig zijn en nood aan hebben.
Opnieuw de vraag van gisteren: zoek ík de stilte op, om vanuit G-d en naar G-d toe te leven? Laat ik in die stilte mijn oog zo helder worden dat ik zíe de werkelijke nood van de mensen om mij heen, ook als ze die niet uitspreken? Dan zal en dan kán ik mijn hand uitsteken …